Mw. drs. Addy Manneke

Addy Manneke is geboren en opgegroeid in Yerseke (Zeeland). In Driebergen volgde ze aan de Academie 'De Horst' de opleiding cultureel werk. Daarna studeerde ze sociale wetenschappen (andragologie) aan de UvA in Amsterdam. 

Ze werkte in verschillende functies in vormingswerk op Kerk en Wereld en onderwijs, als agoog aan de huisartensenopleiding van de VU, en als stafdocent in het hoger beroepsonderwijs (lerarenopleiding) van de Hogeschool van Utrecht. 

 

In de jaren negentig rondde ze de studie theologie af aan de Hogeschool Holland in Diemen en was ze voor twee dagen per week verbonden aan de Walkartgemeenschap in Zeist. Daarna bleef ze werkzaam als gast-voorganger in verschillende afdelingen van Vrijzinnigen Nederland. Haar overdenkingen gaan meestal over actuele thema`s, waarbij ze oude bijbelverhalen verbindt met eigentijdse persoonlijke en maatschappelijke problemen en met literatuur en filosofie.

 

Sinds 1986 schreef ze vier boeken over uiteenlopende onderwerpen, eerst op haar vakgebied (agogiek en ethiek), later ook op basis van eigen ervaringen: Hart van slag (over boezemfibrilleren, 2005) en De bewuste stiefmoeder(2009). In 2012 verscheen Krasse Dames, een boek met levensverhalen van oudere sterke vrouwen.

 

Ze is getrouwd en moeder, stiefmoeder en grootmoeder.


De woestijn

Korte meditatie, gedeelten uit  - soefi-meditatie ‘De tocht door de woestijn’

Deze Soefi-Meditatie 'Weer één met de Ene' is gebaseerd op een mystiek vers uit 'Theophany on Perfection': 'Roep van God om weer huiswaarts te keren,' van Ibn Al-Arabi, soefi-mysticus (1165 - 1240 n.Chr.)

Op YouTube te zien met prachtige beelden (met muziek) van de woestijn 

https://youtu.be/5Z_1WjEq1-I

 

De tocht door de woestijn

 

Ga op zoek naar mij

Ik ben de essentie die in de schepping verborgen ligt

Ik ben zowel het midden van de cirkel als de omtrek

Ik ben de complexiteit en de eenvoud

Ik ben de verborgen orde tussen hemel en aarde

Ik heb mijn ogen in jouw hart geplaatst alleen om daardoor mijzelf te kunnen zien

Keer je naar binnen in de stilte van je hart

Het is door mijn ogen dat je de hoogste waarheid ziet

De waarheid over mij zowel als die over jezelf

Door jouw ogen kun je mij niet zien

Hoe vaak heb ik je geroepen maar je hoorde me niet

Hoe vaak heb ik voor je gestaan

Maar je hebt me niet gezien

Waarom zie je me niet

Waarom hoor je zelfs mijn stem niet in de stilte van de woestijn

Ook in elk plezier is mijn roep hoorbaar

Van mij mag je meer verwachten dan van alle andere goede dingen

Ik ben de schoonheid in alle vormen

Ik ben de elegantie in elke beweging

Word stil en stel je open, ontvang mij

Niemand is meer in jouw innerlijk aanwezig dan ik

Je kunt me niet werkelijk ontmoeten als jij me niet tegemoet komt

Laten we hand in hand gaan

Laten we weer de eenheid van het hart betreden

 

 

OVERDENKING

 

De grote droogte van de afgelopen tijd en het vele geel geworden gras - en de hitte uiteraard - riepen bij mij soms gedachten op aan de woestijn. Zo kwam ik op het thema van de overdenking van vanmorgen. Bij de gedachte aan een woestijn hoort een beeld van een uitgestrekte droge en kale vlakte met zandduinen en een zeer hoge temperatuur.

In het land van de bijbel is de woestijn een dunbevolkt, ongecultiveerd, vaak rotsachtig, soms bergachtig gebied met weinig begroeiing, waar roofdieren en sprinkhanen leven, met hier en daar een groep nomaden en waar je verder hoogstens een karavaan met kamelen ziet. Veel voedsel is er niet te vinden; de zon brandt de hele dag op je hoofd, er is nauwelijks schaduw en er is een groot gebrek aan water, onze eerste levensbehoefte.

Ooit was ik in Marokko in de woestijn, als toerist alleen maar aan de rand. Ik maakte zelfs een ritje op een kameel. Maar zelfs zo als toerist krijg je een beeld en een gevoel van oneindige grootsheid, van verlatenheid en oneindigheid.

 

Is de woestijn alleen maar een dode, onvruchtbare plaats?

Het is ook een oord, waarin een bron van vruchtbaarheid kan worden gevonden. De grote profeten uit de Bijbel trokken zich regelmatig terug in de woestijn. Zo is het ook de plaats om geroepen te worden en de levensopdracht te krijgen. Mozes wordt in de woestijn geroepen om het volk Israël uit Egypte te leiden; het volk trekt vervolgens 40 jaar door de woestijn naar het beloofde land en krijgt onderweg als wegwijzer de Tien Geboden. Johannes de Doper, die wordt gezien als de wegbereider van Jezus, treedt op als prediker in de woestijn. En ook Jezus trok zich een tijdlang daarin terug om zich voor te bereiden op zijn levenstaak.

 

De woestijn speelt in de bijbel zonder meer een belang­rijke rol. Dat is niet zo vreemd, want de Bijbelverhalen spelen zich af in een land, waarbij de woestijn niet ver weg is. Jodendom en christendom worden als het ware in de woestijn, aan de rand van het bestaan, geboren. Waarom zou de woestijn zo’n belangrijke plek zijn? Omdat het leven daarin tot zijn meest eenvoudige vorm is teruggebracht, in de woestijn heersen de eenzaamheid en de verlatenheid. Daar word je op jezelf terug­geworpen, daar huizen ook de demonen, de kwade geesten. Alle franje valt weg en je wordt geconfronteerd met wat wezenlijk is. De woestijn is niet alleen maar een oord van onvruchtbaarheid, waar niets wil groeien en niets moois is te zien, het kan ook een oord van grootsheid en schoonheid zijn, waarin het vinden van water, van een bron, een wonder is.

 

In het bijbelverhaal dat ik voorlas wordt Hagar, de Egyptische slavin van Sara met haar zoon Ismael, de woestijn ingestuurd met wat brood en een zak water, als een soort zondebok.

De situatie in het tentenkamp van Abraham leek onhoudbaar geworden, men zat elkaar alleen maar in de weg, eigenlijk was de woestijn al in de tenten doorgedrongen. Dan wordt Hagar als een verstotene de echte woestijn ingestuurd en aan haar lot overgelaten. Alles moet ze achterlaten, alles dreigt ze te verliezen, zelfs haar kind, want eenmaal onderweg kan ze niet meer verder, ze doolt alleen maar rond, ze is verdwaald. Ze kan niet meer terug naar hoe het was en ze ziet ook geen weg vooruit. Ze weet niet meer waar ze het zoeken moet. Het water raakt op en Hagar raakt vertwijfeld, ze huilt bittere tranen. Haar zoon Ismael bezwijkt bijna van de dorst. Ze legt hem onder een struik en gaat een eindje bij hem vandaan zitten. Als er een struik groeit moet er evenwel water in de buurt zijn, maar Hagar kan het niet meer bedenken in haar verdwaasde toestand. Moet ze haar zoon nu hier achterlaten en van dorst laten sterven? God lijkt van haar niet meer te weten, maar hij hoort de jongen kermen. En dan roept de engel van God tot Hagar vanuit de hemelen, staat er in het verhaal. En God opent haar ogen:

ze ziet een waterbron;

ze gaat daarheen, vult de zak met water

en geeft de jongen te drinken.

Toen ze volstrekt wanhopig was ontdekte ze de bron. Ze liep erheen en gaf de jongen te drinken, met hem kwam het volgens het verhaal helemaal goed, hij werd de voorvader van de Arabieren. God opende haar ogen, dat kun je ook lezen als dat ze zag wat wezenlijk voor haar was. Daar waar ze alles moest loslaten, ziet ze weer een uitweg, ze krijgt oog voor het water, als voor een wonder, ze ontdekt  de bron van leven,  de essentie van haar leven.

 

Wat voor betekenis heeft de woestijn in deze tijd?

Ik las na het bijbelverhaal een gedeelte uit een tekst van Arita Baaijens (uit: Een regen van eeuwig vuur). Als vrouw maakte ze in haar eentje, als je de kamelen waarmee ze liep niet meerekent, maandenlange tochten door de woestijn. De boeken die zij daarover schreef vind ik fascinerend. Wat trekt haar naar de woestijn? Ik citeer uit een interview met haar: ‘De woestijn is kaal, er is geen stroompje, geen boom, geen schaduw. Dat landschap is een spiegel, waardoor je je afvraagt: als je nou alle laagjes en franje afpelt, wat blijft er dan over van een mens? Lang snapte ik zelf niet waarom ik daarheen moest. Achteraf gezien ging het om die leegte, om het uitvogelen van: wie is de mens, wie ben ik, wat is werkelijkheid, wat doet ertoe?’ …’Eigenliik', zo zegt ze, ‘was die woestijn voor mij een laboratorium van de geest.’ In een ander interview noemt ze het ook ‘leven op de rand van het mysterie’.

 

Moeten we daarvoor dan een reis naar de woestijn gaan maken? Voor wie belangstelling daarvoor heeft: er zijn inderdaad reisorganisaties die spirituele reizen naar de woestijn organiseren. Als spiritueel reiziger: ‘vind je in de woestijn je ware zelf’, dat wordt in de reclame niet als contact met God, of het goddelijke, aangeprezen. Onderdeel en hoogtepunt van het programma: twee dagen en drie nachten helemaal alleen in een tent of onder een luifeldak in de woestijn, zonder eten, met alleen water en een honingmengsel. Kan het ook nog op een andere manier?

 

Kunnen wij nog iets met dat oude bijbelverhaal over Hagar en haar zoon? Hier in Nederland hebben we in ieder geval geen echte woestijn in de buurt. Of toch wel? Het woord ‘woestijn’ wordt ook wel gebruikt als symbool voor moeilijke tijden in het leven. Iedereen maakt wel eens een onaangename periode door, of zit er nog middenin. Dat kun je ook als een woestijnervaring zien, een soort van inkeping in je bestaan. Je kunt dan denken aan uitgeschakeld zijn door ingrijpende, soms levensbedreigende ziekten, maar ook aan tijden van eenzaamheid, je onbegrepen voelen, tijden van psychische of geestelijke ontreddering, van een burnout. Aan problemen in relaties of in je huwe­lijk, door een echtscheiding, problemen op je werk.

Tijden dat je niet meer weet welke kant je op moet, dat je echt de weg bent kwijt geraakt.

Ook dit zijn woestijnervaringen die ons dichter bij de juiste keuzes kunnen brengen. Daardoor word je soms gedwongen intensief te zoeken naar de essentie van je bestaan.

 

Want dat kan de betekenis van zo’n woestijnervaring zijn. Dat je juist als je geen weg meer ziet, dat je dan de weg wordt gewezen. Dat je ogen als het ware worden geopend voor de bron van leven. Want door dergelijke ervaringen kun je niet zelden ontdekken waar het werkelijk om gaat in het leven, welke keuzen essentieel zijn. Je kunt er je ware zelf beter leren zien, zoals in de reclame voor de spirituele reiziger staat. Je kunt het ook omschrijven als een tijd en gelegenheid om je leven tot dan toe te overdenken. Het gaat in ieder geval om een toestand van bezinning en toewijding, van direct contact met wat wezenlijk is in je bestaan, of zo u wilt: tussen de mens en het goddelijke.

 

Tijdens een woestijnervaring zit je als het ware een tijdje in de marge, buiten het volle leven, aan de rand van het bestaan, aan de rand van je eigen bestaan misschien wel.

Dat bestaan in de marge geldt niet alleen voor personen, maar ook voor groepen mensen. Als lid van een geloofsgemeenschap, in grotendeels seculier Nederland, zit je ook in de marge. Alles wat maar enigszins met godsdienst te maken heeft, is wegge­schoven uit het midden van de cultuur en van de maat­schappij. Of dat zo slecht is? Horen gelovigen, hoort het religieuze niet van nature thuis in de marge? En biedt een plaats buiten het cen­trum overigens ook niet goede kansen voor nieuwe uit- en inzichten?

Je kunt die marge van de geloofsgemeenschap zien als een plek om je op de wereld te bezinnen, je af te vragen waar het uiteindelijk om gaat voor jezelf en voor deze wereld.

 

Aan de rand wordt openbaar wat er in in het cen­trum aan de hand is. Aan de rand kun je dat soms veel duide­lijker zien. Aan de rand is het meestal donkerder dan in het centrum, waar het licht volop brandt, maar als je in het donker zit heb je een uitstekend zicht op degenen die in het licht zitten. Degenen die in het centrum zitten horen meestal overigens niet zo graag de vragen en opmerkingen van mensen en groepen aan de rand. Je kunt dan denken aan ouderen, maar er zijn allerlei andere mensen en groepen die zich niet in het centrum kunnen handhaven, langdurig zieken en zwaar gehandicapten, mensen in de WAO, asielzoekers, illega­len, laagopgeleiden (praktisch opgeleiden). Door ons in hun situatie te verplaatsen, door in hun buurt te zijn, door hun woestijn te delen, kunnen we tot essentiële vragen komen over waar het naar toe moet in deze wereld. Is de wereld die we bezig zijn te maken, wel de wereld die we eigenlijk willen?

 

Je begeven in de woestijn wil dus niet zeggen dat je de wereld ontvlucht, je terugtrekt op het spirituele, het hogere. Als je je met je zieleheil wilt bezighouden is het klaarblijkelijk niet de bedoeling om definitief uit de wereld weg te vluchten. Het is niet de bedoeling om je oren, je ogen en je mond te sluiten, ook niet als je in de marge zit, zeker dan niet. De woestijn is er niet om er te blijven, ze is er om onze blik op de wereld en op onszelf te scher­pen. De woestijn is niet de plek waar we van de wereld afzien, maar de plek waar we haar leren doorzíen.

Jezus wordt niet alleen door de Geest naar de woestijn gedreven, hij keert in de kracht van de Geest terug om aan zijn opdracht te beginnen: blinden ziende te maken en lammen te laten lopen, gevangenen bevrijding te verkondigen, om bij de mensen in de marge van het bestaan te zijn.

De woestijn is geen plek om altijd te blij­ven, om je aan ellende vast te klampen. Integendeel, de woestijn is een plaats van doortocht. Het is de bedoeling dat je keuzes maakt, dat je de weg weer wílt vinden, dat je bewust naar jouw levensopdracht zoekt en die accepteert. Daarvoor kunnen wij teruggrijpen op de verhalen en symbolen die hebben bewezen dat ze sterker zijn dan de waan van de dag. Die verhalen dagen ons uit terug te gaan naar onze bron, naar de bron van alle kracht. Een verhaal leent zich er bij uitstek voor om een waarheid te verduidelijken. Daarom kun je het verhaal van Hagar een waar verhaal noemen, wat niet betekent dat het historisch juist en waar hoeft te zijn, maar het bevat een waarheid omtrent ons menszijn. Hagar vindt de bron in de woestijn als ze de weg is kwijtgeraakt, ze ontdekt het water dat essentieel is om te overleven. Ze ontdekt de essentie, de bron van leven. Over God, over zijn verborgen aanwezigheid, over het goddelijke valt alleen in beelden te spreken.

En misschien verschijnt er in de woestijn ook een engel op ons pad, die ons de weg wijst naar de bron.