Universitair hoofddocent economie RUG.
Artikel in de Groene Amsterdammer van 12 oktober 2016
Te veel geld kun je niet hebben. Of toch wel? Gisteren werd het WRR-rapport Samenleving en financiële sector in evenwicht aan minister Dijsselbloem overhandigd.
Ik schreef mee aan een achtergrondstudie en ben dus misschien belanghebbende, maar ook zonder dat is de boodschap me uit het hart gegrepen. De alomtegenwoordigheid van de financiële sector is een probleem, volgens de opstellers. Overal zit het geld – of preciezer: overal zitten financieel gestuurde beslissingen. En daar hebben we er inderdaad misschien wel te veel van. Het moeilijke is dat we die ‘financialisering’ graag zien als oplossing en niet als probleem.
In een gefinancialiseerde omgeving overheerst het financiële motief andere motieven. Voorbeelden te over. Een woningcorporatie is in het leven geroepen om goed wonen breed toegankelijk te maken, maar de bestuurders zijn vooral bezig met investeren in derivaten. De keuze van een studie zou moeten gaan over de ontwikkeling van talenten, maar wordt bepaald door het verwachte inkomen erna, zodat de studieschuld afbetaald kan worden. De aankoop van een huis zou over goed wonen moeten gaan, maar wordt bepaald door hoeveel er geleend kan worden. Een bedrijf bestaat om zinvol werk te organiseren en om te produceren, maar het management is vooral bezig met de aandelenkoersen. Een fusie zou synergie tussen bedrijven moeten creëren, maar wordt gestuurd door de leencapaciteit van het nieuwe bedrijf en de beloning voor de managers en de begeleidende zakenbankier.
De WRR stelt dan ook: ‘Het financieel systeem is eerder leidend dan volgend of faciliterend geworden.’ Wat betekent dat voor het dagelijks leven? Er is niet alleen een financieel systeem als stelsel van banken, maar ook als stelsel van gedragsnormen. Wat gebeurt er als dát systeem leidend wordt? De belangrijkste norm is dan financieel eigenbelang. We kunnen ons moeilijk meer indenken dat Gordon Gekko’s kreet ‘Greed is good’ in 1987 zo’n ophef veroorzaakte. Ze is een open deur geworden. Geldzucht is onder de noemer ‘financiële prikkels’ deugdzaam geworden.
Financiële prikkels zouden misschien geen probleem zijn als ze het gewenste resultaat gaven zonder bijwerkingen, als een goed werkend medicijn. Zo gaat het vaak niet. Een beroemd experiment is dat van de crèche in Haifa, waarover Uri Gneezy en Aldo Rustichini in 2000 een artikel schreven onder de veelzeggende titel A Fine Is a Price. De crècheleiding wilde ouders ertoe brengen hun kind op tijd op te halen, en stelde een boete voor telaatkomers in. Het tegendeel gebeurde: meer ouders gingen hun kind te laat ophalen. De onderzoekers verklaren dat uit het wegvallen van een zachte norm. Tot dan was er een onuitgesproken consensus dat je je kind op tijd hoorde op te halen; een morele plicht, zo je wilt. De boete werd opgevat als signaal dat laatkomen in orde was, als er maar voor betaald werd. De harde regel van de financiële prikkel had de zachte norm verdrongen. Saillant detail: het was onomkeerbaar. Toen de boete opgeheven werd, bleven meer ouders dan tevoren hun kind te laat ophalen. De zachte morele norm was weg en bleef weg. En een boete is ook maar gewoon een prijs.
Zachte normen en intrinsieke motivatie zijn het bindmiddel van de maatschappij. Financialisering ondermijnt dat middel en dat is het probleem. Telkens weer wordt de zachte norm van intrinsieke motivatie weggedrukt door een harde financiële norm. Dat leidt tot gedragsproblemen. Geld maakt het mogelijk appels met peren te vergelijken, en dat is precies wat het opleggen van financiële normen in de hand werkt. Als een ziekenhuis minder rendement maakt dan een autodealer moet er wel iets mis zijn in het ziekenhuis! Financiële en andere kwantitatieve normen en targets leiden ook tot futiel gedrag – verpleegkundigen die stappen tellen, wetenschappers die citaties turven, scholen die boven aan lijstjes moeten staan. Alles bij elkaar een zeer hoge prijs voor de veronderstelde voordelen.
We beginnen dat te snappen. De vraag is nu: hoe kom je er vanaf? Want financiële prikkels kun je morgen invoeren, maar zachte normen niet. Vertrouwen krijgen en autonomie genieten zijn de voorwaarden voor intrinsieke motivatie. Die gedeelde motivatie wordt dan een zachte norm. Het begint dus bij vertrouwen. Maar decennia van neoliberalisme en de reactie van de Fortuyn/Wilders/ GeenStijl-revolte hebben juist breed gedragen wantrouwen gekweekt.
Hoe zetten we de-financialisering van gedragsnormen in werking anno 2016? Daar zou ik wel eens een rapport over willen lezen.