Gerard Tieman

Wees mild en wees voorzichtig met oordelen.

door Addy Manneke

De mens is als een denkend riet.

1. DOOR KENNIS TE VERWERVEN EN NA TE DENKEN KUN JE INDOCTRINATIE EN DOGMATISME TEGENGAAN

Doordat mijn moeder lang ziekelijk is geweest en is overleden toen ik zes was, ben ik achtereenvolgens in huis geweest bij een gereformeerde tante en Nederlands Hervormde grootouders. Daardoor is aanvankelijk mijn godsdienstige opvoeding bepaald. Ik was een vrome jongen. Toen ik zo’n jaar of 14 was kreeg ik van mijn oudere broer een boek over de evolutie te lezen. Daarin stond dat dit voor orthodox-gelovigen geen probleem hoefde te zijn, omdat een goddelijke kracht dat evolutieproces bijstuurde, later intelligent design genoemd. Er is ook een seculiere versie, die inhoudt dat een sturende kracht aanvullend werkt op de natuurwetten. Je kunt tegenwerpen dat het een proces is dat veel tijd vraagt omdat het wordt overgelaten aan de natuurlijke selectie, en dus juist niet gestuurd is. Bovendien worden tijdens dat proces soms fouten gemaakt, die dan later weer worden gecompenseerd door goede mutaties. Was er wel zo’n sturende kracht, dan zouden allerlei afwijkingen, ziektes en tekortkomingen, juist niet zijn ontstaan. 

 

Mensen die in een sturende kracht geloven zien niet dat de materie al alle mogelijkheden tot ontwikkeling in zich heeft. De ontwikkeling van de materie is de eerste evolutie. De tweede evolutie is de ontwikkeling van het leven vanuit de materie. De derde evolutie is die van de hoog zelfbewuste en diepdenkende geest (wetenschap, cultuur, kunst enz.)

Stof komt tot bewustzijn via het leven, maar in potentie zit alles al in de materie. Leven kan niet zonder materie, de geest kan niet zonder materie en leven bestaan en de mens is de drager van de geest. Dat maakt de mens verantwoordelijk, niet alleen voor het klimaat, maar in het algemeen voor het leven op aarde, bijvoorbeeld ook door een kernoorlog te voorkomen, te waarschuwen voor overbevolking en door te zorgen voor een wereld, waarin meer eenheid en solidariteit is. Daarvoor wil ik best wat meer belasting betalen. Hopelijk duurt de derde evolutie zeer lang. Als je de materie wegneemt, verdwijnt het leven en al het geestelijke, dan blijft er niks over.

De mens als drager van de geest is uniek. Sommigen, zoals o.a. Frans de Waal, zien weinig verschil tussen mens en dier, vooral niet met de chimpansee en de bonobo. Hij heeft daarover prachtig materiaal verzameld. Volgens Herman Philipse, de grote Nederlandse filosoof, is dat verschil groter. Voorbeeld daarvan is de taal, waar cultuur enzovoort aan vastzit.

 

Bij mij is, geholpen door verschillende boeken, een periode van kritisch denken ontstaan. Gaandeweg gingen humanistische ideeën bij mij de traditie vervangen.

Toen ik gepensioneerd was kreeg ik meer tijd voor lezen en nadenken en bij het ouder worden nam mijn verwondering over de werkelijkheid toe.

 

2. GEEF BEWUST AANDACHT AAN JE KINDEREN

Na het overlijden van mijn moeder is mijn vader hertrouwd. Toen brak de hel los. Mijn iets oudere zus en ik waren weer thuis komen wonen, mijn oudere broer bleef bij opa en oma. Mijn stiefmoeder mishandelde me, zette me buiten in de vrieskou in een bloesje, en benaderde me onzedelijk. Mijn vader had het erg druk, was politieagent, studeerde erbij, publiceerde wel eens iets en was actief in de politiek. Hij had niet in de gaten dat hij mij verwaarloosde, hij vergat bijvoorbeeld mijn verjaardag, en had geen idee wat zijn tweede vrouw mij aandeed. Bovendien praatte je niet over dat soort zaken in die tijd en je had ook geen woorden om het te benoemen. Ik was wel erg op mijn vader gesteld. Later erkende hij, dat hij een tijdlang tekort was geschoten in aandacht voor zijn kinderen.  

Op school was ik in die tijd superlui, ik zat in de rij van de slechte leerlingen. Ook toen ik op de middelbare school zat deed ik weinig. Ik had heel lang het idee dat ik dom was, wat later toch bleek mee te vallen. De psycholoog, bij wie ik terechtkwam op last van de rechter vanwege de problemen thuis, zei tegen mijn vader: ‘U moet uw zoon later laten studeren’, maar dat was niet gebruikelijk in ons milieu.

 

3. JE HEBT HET MEEST AAN HULP VAN DICHTBIJ

In die moeilijke tijd thuis heb ik heel veel steun van mijn zus ondervonden. Zij had wel door wat er met mij gebeurde en heeft dat met anderen besproken. Die hebben het aan mijn vader verteld, die regelrecht naar de zedenpolitie ging.

Het is belangrijk dat je je bekommert om het wereldleed en aan goede doelen geeft, maar wat je in je eigen omgeving doet is nog veel belangrijker, dan kun je echt iets voor iemand betekenen.

 

4. BIJ GROTE TEGENSLAG NIET ZEUREN, MAAR ACCEPTEREN EN AANPAKKEN. WEES OPTIMISTISCH EN POSITIEF EN PAS OP VOOR DOEMDENKEN

Nu kom ik bij het verhaal hoe ik blind ben geworden. In de oorlog deed ik al jong verzetswerk. Omdat ik in een laboratorium werkte werd ik gevraagd zeer brandbare stoffen te leveren. Op een dag in 1943 was ik hiermee bezig in het lab en omdat alles in het geheim moest gebeuren wilde ik bij onraad de kolf met brandbare stof te snel wegzetten, waarna er een ontploffing volgde. Ik kwam met zwaar oogletsel in het ziekenhuis terecht. Na een week kreeg ik op een middag te horen dat ik blijvend blind was geworden. Toen heb ik wel een moeilijke avond gehad. Maar van mijn oma had ik geleerd dat je niet moest zeuren, maar moest accepteren en aanpakken. Gelukkig ben ik optimistisch van aard.

 

Ik heb mijn vrouw Marga leren kennen toen ik met dat oogletsel in het ziekenhuis lag. In het begin van ons huwelijk hadden we een laag inkomen. Omdat ze twee keer met TBC besmet was geraakt mocht Marga niet meer in de verpleging werken. Ze is toen pedicure geworden. We hadden het arm.  Na mijn revalidatie was ik begonnen met een studie Engels M.O. A en C. Daarna ben ik aan huis Engelse les gaan geven, vaak aan emigranten, die naar Canada en Australië gingen. Het was in de jaren vijftig, een sobere tijd, ik moest tegen een heel laag tarief werken, maar ik begon wel meer en meer leerlingen te krijgen. Een paar jaar later ben ik M.O. Pedagogiek A en B gaan doen. Vervolgens kwam ik terecht bij Bartiméus, in het begin een klein aantal uren, dat steeds werd uitgebreid, tot een aanstelling als hoofd van de pedagogisch-psychologische dienst.

 

5. ALS JE MENSEN WILT HELPEN IS GOED LUISTEREN BELANGRIJKER DAN ADVIEZEN GEVEN

Door de vele gesprekken, die ik als leraar Engels en op het blindeninstituut moest voeren, kreeg ik veel problemen te horen. De fout die vaak wordt gemaakt is dat men iemand advies geeft. Wat ik heb geleerd is dat je in de eerste plaats goed moet luisteren en vragen kunt stellen om daardoor de situatie in kaart te helpen brengen, want iemand moet zelf een besluit nemen. 

 

6. WEES MILD EN WEES VOORZICHTIG MET VEROORDELEN

Door mijn werk in het verzet was ik een keer op bezoek bij een joods gezin, dat met veel beperkingen te maken kreeg. Zo mocht de bakker bij hen geen brood brengen. Als hij dat in het geheim toch deed stonden er altijd een paar NSB-kinderen op wacht. De moeder van dat joodse gezin zei daarover: ‘Het zijn helemaal geen onaardige kinderen, maar ze zijn door de Jeugdstorm bewerkt’. Dat vond ik zeer hoogstaand en het ontroerde me. Later vertelde ik Marga hoe de vrouw, met wie mijn vader was hertrouwd, mij mishandelde en onzedelijk benaderde. Ze zei: ‘Wat een slechte vrouw’. Mijn antwoord was: ‘Ze was niet slecht, ze was primitief, ze had ook gezellige kanten’. Van die joodse vrouw heb ik geleerd om de dingen van verschillende kanten te bekijken.

 

7. BETER TEVREDEN DAN TROTS

Ik heb een hekel aan mensen die opscheppen en narcistisch zijn. Voor mijn verzetswerk heb ik een onderscheiding gekregen, die ik zelf overigens te hoog vond en eerst wilde weigeren, maar de adjudant van koningin Wilhelmina maakte me duidelijk dat ik die toch moest aannemen, want ‘u zou het hof in verlegenheid kunnen brengen’. De pers was nl. al ingelicht. Ik was niet trots op wat ik gedaan had, maar wel tevreden, vooral over wat ik heb kunnen doen voor de joden.

 

8. ELKAAR STEUNEN IN MOEILIJKE TIJDEN IS GOED VOOR EEN HUWELIJK

In de beginperiode van ons huwelijk hadden we het arm en Marga bleef erg moe door de TBC, maar we wilden graag kinderen. Eerst kregen we een meisje en daarna een jongetje, dat na een paar maanden is overleden vanwege een ernstige vegetatieve afwijking. Daarna kregen we nog een meisje. Ook met de meisjes waren en zijn er gezondheidsproblemen en later kreeg Marga nog een keer TBC. Na de behandeling met goede medicijnen was ze niet moe meer. Zelf ging ik later door een glasscherf in mijn knie door de ontploffing in het lab, mank lopen, wat niet zo handig is voor een blinde. Op latere leeftijd leed Marga aan Parkinson en een lichte vorm van dementie. Ik heb het heel lang volgehouden om haar te verzorgen. Als je samen de moeilijkheden aankunt groei je naar elkaar toe, maar je moet daar wel energie in steken, want anders werkt het andersom. Je moet leren geven en nemen. Dat mis ik in deze tijd wel eens, het lijkt wel alsof alles leuk moet zijn.

 

9. ZOEK OP TIJD NAAR NIEUWE VRIENDEN, WANT ALS JE OUD WORDT VERLIES JE VEEL MENSEN, DE KRING OM JE HEEN WORDT KLEINER

Toen ik begin 80 was had ik meer contacten moeten zoeken, al had ik er toen nog een heel rijtje. Dat ik dat niet heb gedaan zie ik als een fout. Door gehoorverlies kom je bovendien ook makkelijker in een isolement terecht. Maar ik ben dankbaar voor de jarenlange steun van een aantal mensen van de Walkartgemeenschap: Meta, Jouke en mijn boodschappenvriendin Coby.

 

10. LEER INLEVEREN EN ACCEPTEREN DAT JE ACHTERUITGAAT ALS JE OUDER WORDT EN TEL JE ZEGENINGEN

Van mijn oma heb ik ook geleerd: ‘Het leven is geen lolletje, maar tel je zegeningen’. Dat geldt ook voor mijn lichamelijke handicaps: een kunstknie vanwege die glasscherf, een misvormde hand, hardhorendheid, problemen met een arm, en een heel slecht evenwicht, dat wel eens tot vallen leidt. Daardoor loop ik met een rollator. Maar het belangrijkste is voor mij dat mijn hoofd het goed doet. Mijn leven is beperkter en zwaarder geworden, maar toch blijf ik opgewekt en positief.

 

december 2019