Roeli Oltohof

Je voor anderen inzetten, geeft betekenis aan je leven

door Addy Manneke

Levenslessen van Roeli Olthof

1. JE LEERT JE HELE LEVEN DOOR

Ik ben geboren in een eenvoudig gezin in de stad Groningen. Mijn ouders hebben altijd hard gewerkt, mijn vader op de Twentse Bank, mijn moeder thuis als huisvrouw. Zij waren alleen lid van een zangkoor, maar mijn broer en ik gingen naar vele clubjes, naar gymnastiek, naar korfbal, naar zwemmen, naar pianoles en naar de zondagsschool. Ik heb een hele goede jeugd gehad. Daarvoor ben ik mijn ouders ontzettend dankbaar. Van al die clubjes heb ik veel geleerd voor mijn hele verdere leven. Eigenlijk is je hele leven een les, iedere keer als je ergens aan begonnen bent dan leer daarvan voor de volgende activiteit. Leren hoort bij het leven. 

 

Ik was een goede leerling op school. De middelbare school ben ik begonnen op het lyceum, in de derde klas ben ik overgestapt naar het gymnasium. 

Bij mijn vader thuis waren ze baptist, bij mijn moeder luthers, en samen zijn ze vrijzinnig hervormd geworden. Ik heb zes jaar op de vrijzinnige zondagsschool gezeten. Heel fijn vond ik de Kerst- en lentespelen. Met Kerst liep je eerst het hele eind van huis door de kou en dan moest je ook nog in die kou voor de deur staan wachten; als je dan binnenkwam was dat heerlijk.

Ik ben ook nog naar catechisatie geweest. Ik ben een echte bêta, lezen vind ik niet heel leuk. Daardoor had ik minder algemene ontwikkeling en snapte ik er op die catechisatie niet zo heel veel van als het bijvoorbeeld over Karl Barth ging. Ik heb belijdenis gedaan, omdat mijn ouders dat graag wilden. Peter en ik hadden niets met de hervormde kerk; we hebben ons laten uitschrijven.

In mijn jeugd heb ik leren sparen. We gingen elke week naar de Nutspaarbank een dubbeltje inleggen en als je dat het hele jaar deed dan kreeg je aan het eind van het jaar een boek. Die boeken heb ik nog. Ik ben altijd heel spaarzaam gebleven. Sparen is belangrijk om te kunnen doen wat je wilt.

Vanuit de goede sfeer in mijn ouderlijk huis voel ik me ook gestimuleerd om outsiders in de maatschappij te ondersteunen.

2. PAK DE KANSEN DIE JE WORDEN GEBODEN

Toen ik mijn gymnasium β-diploma had gehaald wilde ik analiste worden. Mijn ouders waren via het kerkkoor bevriend geraakt met de heer en mevrouw Olthof, mijn latere schoonouders dus. Meneer Olthof zei: ‘Zou je niet naar de universiteit gaan?”. Nou, dat was een enorme sprong voor ons. Maar ik heb het gedaan en ben als derde van mijn jaar afgestudeerd in de scheikunde. Ik kwam door die studie ook met mensen uit andere kringen in contact. Na mijn kandidaats heb ik als hoofdvak kristallografie[1] gedaan. Ik kwam op een afdeling waar een hele warme sfeer heerste, we gingen samen naar congressen, gingen veel bij elkaar op bezoek, er waren feestjes. Het gekke is, ik heb nooit gesolliciteerd, ik werd altijd gevraagd voor een volgende stap.

Peter is na zijn diensttijd ook scheikunde gaan studeren. We hebben eerst in Groningen gewoond en na zijn afstuderen is hij bij TNO Zeist gaan werken en zijn we in Den Dolder gaan wonen. Inmiddels wonen we al 43 jaar in Bilthoven.

3. DOOR SAMEN DINGEN TE ORGANISEREN EN TE DOEN KRIJG JE EEN BAND

Toen we naar de provincie Utrecht gingen verhuizen heb ik een baan aangeboden gekregen op een lab in Utrecht. Ondertussen waren de computers in opkomst, en moesten er heel veel computerprogramma’s geschreven worden. Ik werd aangesteld om dat voor de kristallografie in Nederland te coördineren, zodat niet alle universiteiten dezelfde dingen gingen doen. Dat leverde weer een heel nieuw netwerk op van hoogleraren en wetenschappelijk medewerkers. Door een hoogleraar uit Australië en een hoogleraar uit Amerika werd ik vervolgens gevraagd om mee te werken aan een internationaal computersysteem. In die tijd moest ik mezelf leren programmeren, maar van twee van die kopstukken leer je veel en ik kon ook best een goede bijdrage leveren.

 

Bij kristallografie was er elke drie jaar een internationaal congres. In 1975 was dat in Amsterdam met 2000 deelnemers. Ik werd gevraagd voor de organisatiecommissie. Dat betekende contacten met alle kristallografen op de wereld (zo’n 12000). Met een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van alle universiteiten hebben we In 1978 een computerschool voor 200 mensen georganiseerd in Twente. In 1988 heb ik meegewerkt aan de organisatie van een Europees congres ook weer in Twente. Het was allemaal low-budget, er is in deze sector veel minder geld beschikbaar dan bijvoorbeeld in de medische wereld. Het lukte uitstekend, omdat we als collega’s goed konden samenwerken; dat vind ik wel heel belangrijk. In de Walkart lukt ook heel veel, doordat mensen het samen doen. Waar heb je nu zo’n mooi bestuur als in de Walkartgemeenschap?

 

Ik ben meer een doener dan een denker. Door al die groepen heb ik geleerd met mensen om te gaan. Ik houd mensen wel graag een beetje op een afstand, maar door samen iets te organiseren en samen iets te doen krijg je een band. Als ik met mensen geen klik heb en het botst soms dan heb ik daar moeite mee. Ik vraag me dan af of ik moet zorgen dat het weer goed komt of dat ik het maar moet ik accepteren. Het is niet vaak voorgekomen, maar soms heb ik het niet goed gemaakt. Ik vind het ook niet nodig om alles goed te maken.

4. JE VOOR ANDEREN INZETTEN GEEFT BETEKENIS AAN JE LEVEN

Tijdens mijn schooltijd werd ik bij de zondagsschool van de VVH (Vereniging voor Vrijzinnig Hervormden) gevraagd om piano te spelen. Van pianojuf kwam ik in de leiding terecht. Uiteindelijk had ik in Groningen in mijn studententijd de hoofdleiding van alle zondagsscholen. Door dat zondagsschoolwerk heb ik heel veel geleerd over bijbelverhalen, die mijn moeder in de oorlog trouwens ook veel heeft voorgelezen uit haar kinderbijbel.

 

Na onze verhuizing naar deze omgeving in 1967 kwamen we bij De Woudkapel in Bilthoven terecht. We kwamen daar voor het eerst op Kerstmorgen. Er zong toen een kinderkoortje voor de dienst. Daar was ik gelijk weg van. Al snel werd ik gevraagd voor de leiding van de zondagsschool; later het Verteluur op dinsdagmiddag. Op het hoogtepunt hadden we 50 kinderen in verschillende groepen. Uiteindelijk heb ik dat 25 jaar, tot 1994 gedaan, totdat het te zwaar werd. Ik was trouw, en dan wil je niet opgeven.

De mooiste periode was met Roel van der Voet, een fantastische dominee; hij trok jeugd en jongeren. De Woudkapel was zo’n leuke gemeenschap, we waren toen allemaal jong, er werden veel feestelijke bijeenkomsten gevierd. Het allergrootste, een week lang, was toen we 75 jaar bestonden. Het was een actieve club, 600 mensen, waarvan er 200 in commissies zaten. Ik ben 38 jaar aan de Woudkapel verbonden geweest. De mensen in de kerk vonden het prachtig als de kinderen optraden. Zelf ben ik ooit een keer overgeslagen toen op school een toneelstuk werd gelezen. Ik dacht dat gaat bij ons in de Woudkapel niet gebeuren en is er nooit één kind overgeslagen, of ze wel of niet goed konden praten of zingen.

 

Ik heb 9 jaar in het bestuur van De Woudkapel gezeten, waarvan 3 1/2 jaar als secretaris. Ik coördineerde o.a. het werk van de 30 wijkhoofden bij de Woudkapel. Zij onderhielden de contacten met de leden.

Door de persoon die ik opvolgde in het bestuur van de Woudkapel werd ik gevraagd om  haar vertegenwoordiging in de stichting Welzijn Ouderen over te nemen. Zo kwam ik ook in de locatiecommissie van De Bilthuysen[2] terecht. Van de jeugd stapte ik over naar de ouderen. Daar draag ik nog steeds de verantwoordelijkheid voor het telefonisch Meldpunt Vrijwilligerswerk gemeente De Bilt.

Toen ik uit het bestuur van de Woudkapel ging, omdat ik aan de beurt van aftreden was en niet meer herkiesbaar, stond dat in De Lantaarn, het blad van De Woudkapel. Elsbeth Goetsch[3] las dit en vervolgens werd ik gevraagd of ik iets voor het lidmaatschap van het landelijk bestuur voelde. Dat heb ik acht jaar gedaan, eerst twee jaar als gewoon lid, daarna drie jaar als secretaris, en vervolgens drie jaar als penningmeester. Dat was eigenlijk een dagtaak. In die bestuursfunctie heb ik met heel veel afdelingen kennis gemaakt. Er zijn nu nog 45 afdelingen, ik denk dat ik er wel in 40 geweest ben.

 

Sinds 2007 zijn we lid van de Walkartgemeenschap in Zeist. Het was vooral de sfeer die ons aantrok. Peter is daar tien jaar penningmeester geweest. De overgang van Bilthoven naar Zeist was moeilijk. In de Woudkapel kende iedereen je en dan kom je in Zeist waar bijna niemand je kent. Nu voelen we ons hier helemaal thuis.

 

Op een noodkreet van de NPB uit Laren ben ik daar in 2012 penningmeester geworden. Het is een heel kleine afdeling, ook na de fusie met Weesp. Met Ineke van der Kuil en Harry Schram probeer ik het tegenwoordig met enkele activiteiten per maand gaande te houden.  

Tot slot, Peter en ik hebben 18 jaar de bridgeclub geleid in Bilthoven. Verder was ik penningmeester van het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Kristallografie. En ik heb in het bestuur gezeten van de Nederlandse Vereniging van Vrijzinnige Zondagsscholen (NVVZ), uitgever van het blad De Kandelaar Het hele archief daarvan, vanaf 1870, ligt bij mij op zolder.

 

5. ALS JE OUDER WORDT MOET JE OP EEN ANDERE MANIER NAAR DE TOEKOMST KIJKEN

Ik vraag me vaak af: hoe kon ik dit allemaal vroeger? Blijf ik dat allemaal doen? Ik voel me nog altijd verantwoordelijk èn ik geniet nog steeds van al die contacten die ik daardoor heb.

Peter en ik hebben al 57 jaar een gelukkig huwelijk, dat helaas kinderloos is gebleven. Dat moet je aanvaarden. Nu onze gezondheid achteruit gaat is de vraag ik: hoe moet het straks allemaal? Onze naaste familieleden zijn ook oud. Mijn broer woont al sinds 1958 in Amerika. Met hem hebben we altijd veel contact gehad. En we hebben veel prachtige vakanties in Amerika beleefd.

6. HET LEVEN IS MEER DAN ETEN EN DRINKEN

De kristallografie en de NPB zijn voor mij heel belangrijk geweest. Ik ben heel tevreden over mijn leven, ik heb altijd veel geluk gehad, met heel veel mensen contact gehad. Het is fijn iets voor anderen te betekenen, omgekeerd is dat ook het geval geweest. Vrijwilligerswerk doe je voor een ander, maar je hebt er zelf ook plezier van.

Bij de vrijzinnigen ontmoet je mensen met een soortgelijke belangstelling en kijk op het leven. Ik vind het vaak moeilijk de juiste woorden te vinden om gevoelens uit te drukken, mijn taal is minder goed dan mijn rekenen, maar vrijzinnigheid betekent voor mij zelfstandig kunnen denken, positief kritisch zijn. De Bijbelverhalen van vroeger zijn me altijd nog heel dierbaar. “Verborgen in oude verhalen”, dat is ook het lievelingslied van Johan de Wit.
Die Bijbelverhalen zijn voor mij echt de basis. Als je het fijn hebt gehad in het leven is terugkijken ook heel fijn.



[1] de wetenschap die zich richt op de studie van kristallen, kristallijne materialen, hun eigenschappen en hun structuur

[2] Zorgaanbieder in De Bilt en omgeving

[3] Bureaucoördinator van het landelijk bureau van de NPB, tegenwoordig Vrijzinnigen Nederland