Marijke en Theo Schneider

Marijke en Theo leren hier over fossielen.

Door te blijven leren word je zelf geen fossiel…..

door Addy Manneke

blijven leren ....

LEVENSLESSEN THEO SCHNEIDER

                                           

                                            je bent niet alleen voor jezelf op aarde

 

 

1. ALS JE ERGENS LID VAN WORDT DAN HEB JE RECHTEN EN PLICHTEN

Mijn vader was Belg, mijn moeder was een Haagse. In 1931 werd mijn vader door zijn baas naar Nederland gestuurd om, in samenwerking met een Nederlands bedrijfje, ook in paleis Noordeinde centrale verwarming aan te leggen. Merkwaardig, dat in crisistijd daarvoor ook mensen uit België werden gehaald. Eind 1939 was de klus geklaard en in 1940, na afloop van het schooljaar, zouden we teruggaan naar België - ons huis was al verkocht - maar omdat in mei 1940 de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken, moesten we noodgedwongen in Nederland blijven.

 

Mijn ouders waren niet kerkelijk, het waren echte vrijdenkers, puur humanistisch georiënteerd. Ze lieten ons vrij, ‘je leven is van jou’ zeiden ze. Ze kwamen beiden uit een vrijdenkersgezin. Hoe kwam ik dan in de kerk terecht? Ik heb op een openbare lagere school gezeten, daar wel godsdienstles gehad, waarvoor ik overigens zelf gekozen had. Eind 1944 waren alle activiteiten voor jongeren, inclusief voetballen, door de bezetter verboden. Toen ben ik met een vriend naar het CJMV (Christelijke Jonge Mannen Vereniging) gegaan, maar daar kwam ik direct al in aanvaring met een dominee en werd ik als wijsneus weggestuurd.

Al snel na de oorlog - mei 1945 - ben ik lid geworden van de padvinderij, toevallig bij een groep met een christelijke achtergrond. Mijn vader zei: ‘Denk eraan, als je ergens lid van wordt, dan heb je rechten én plichten’. Eén zondag in de maand was er een kerkdienst voor padvinders en ik voelde mij verplicht daarheen te gaan. Verder ben ik, in mijn prille jongensjaren alle kerken in Den Haag langsgegaan en uiteindelijk ben ik bij de Engelse kerk blijven hangen, omdat die mij het meeste aansprak, door de inhoud en de melodieën van de liturgie. Eigenlijk ben ik dus min of meer toevallig in het christendom terecht gekomen.

 

2. DOOR OM TE GAAN MET MENSEN DIE VERSCHILLEND DENKEN, ONTWIKKEL JE EEN BREDERE KIJK

Laatst kwam op een bijeenkomst van de Walkartgemeenschap de problematiek van kinderen, die vanuit allerlei buitenlanden in Nederland komen, ter sprake en de cultuurschok die dat voor hen betekent. Omdat ik de Belgische nationaliteit had (en nog steeds heb) moest ik in België in militaire dienst. Deze dienstplicht had ik steeds voor me uitgeschoven, maar op een gegeven moment moest ik er toch aan geloven van de Belgische regering. Ik kwam terecht op een Vlaamstalige officiersopleiding met jongens die liever geen ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands) spraken, maar allerlei Vlaamse dialecten. Ondanks dat ik familie had in België was dat voor mij, wat de taal betreft, ook een cultuurschok. We zaten met vier man op een kamer: voor de een was een emmer een ‘aker' en van de ander moest ik vervolgens weer ‘iemer’ zeggen. Op een gegeven moment werd ik daar een beetje wanhopig van en zei: ‘Het wordt tijd dat jullie allemaal ABN met elkaar gaan spreken, dan kan ik ook deelnemen aan de conversatie’. Als je dezelfde taal spreekt versta je elkaar beter en door om te gaan met mensen die zich verschillend uiten, ontwikkel je een gevoeligheid voor andere invloeden, waardoor je een bredere kijk krijgt. 

 

3. JE BENT NIET ALLEEN VOOR JEZELF OP AARDE

Je bent er om er voor elkaar iets moois van te maken. Een van de regels voor de padvinder is iedereen te helpen waar je kunt. Dat gegeven, dat verwant is met broederschap, vind je ook terug in alle godsdiensten. Op een gegeven moment werd ik zo nu en dan in de familie, maar ook elders, gevraagd om bijstand te verlenen aan mensen die in de problemen zaten. Ook in de padvinderij ontstonden er wel eens conflicten. Ik werd vaak gevraagd om te helpen de mensen op één lijn te krijgen. Naast een veelheid van functies die ik bij Scouting had was ik ook lid van de geschillencommissie. Grappig is dat ik me nu pas realiseer dat ik altijd voor een volgende functie gevraagd ben. Volgend jaar ben ik 75 jaar lid van Scouting, dus zo ongeveer een museumstuk.

 

4. ZEG NOOIT DAT IETS NIET KAN, MAAR SOMS MOET JE WEL EEN STREEP TREKKEN

Ook in mijn werk werd ik steeds meer gevraagd als bemiddelaar. Na mijn eindexamen HBS ben ik als administratief medewerker begonnen bij Caltex (een Amerikaanse oliemaatschappij). Op een gegeven moment werd ik daar gevraagd voor een functie waarin ik meer met mensen moest omgaan en zo werd ik managementtrainee. Op die manier leerde ik alle kanten van het bedrijf kennen. Ik werd uitgenodigd om te komen werken op de Public Relations-afdeling en moest ik o.a. daarvoor her en der in het land lezingen houden. Nog weer later werd ik bij een ander bedrijf gevraagd als voorlichter. Om te bemiddelen in moeilijke situaties reed ik het hele land door. Met een directeur, voor wie ik het land had doorkruist om hem te helpen in een moeilijke situatie, kreeg ik een probleem over de daarvoor door mij gedeclareerde kilometers. Toen heb ik op staande voet ontslag genomen. Ik heb niet tegen de hoofddirectie gezegd waarom ik wegging.  Daarvan heb ik wel geleerd dat ik mezelf niet te snel opzij moet zetten en ook voor mezelf moet opkomen en niet over me heen moet laten walsen. Op een gegeven moment is de maat vol. Ik zei te snel ja als ik voor iets werd gevraagd. Dat overkomt me trouwens soms nog wel eens.

 

5. VRIJWILLIGER ZIJN IS NIET VRIJBLIJVEND

Mijn vrouw Marijke werd lid van het koor van de NPB[1] in Soest. Op een gegeven moment is ze daar vriend geworden en uiteindelijk werden we allebei lid. Voordat ik lid werd ben ik als ‘outsider’ gevraagd om te helpen bij een probleem dat was gerezen tussen bestuur en voorganger. Beetje bij beetje ben ik op die manier bij de NPB betrokken geraakt. Later werd ik in Soest gevraagd om voorzitter van het bestuur te worden en nog weer later werd ik gevraagd en gekozen als secretaris van het landelijk hoofdbestuur. Daarnaast heb ik nog ongeveer een jaar de landelijk bureau-secretaris vervangen. In verband met al dit werk heb ik een computer aangeschaft, waarvan ik al veel plezier heb gehad.

Ook bij de NPB werd ik gevraagd als er in afdelingen problemen waren, en dat kwam nogal eens voor. Om die reden ben ik in heel veel afdelingen geweest, ook in Zeist.[2]

Ik heb ervan geleerd dat vrijwilligerswerk veel tijd kost, het is niet vrijblijvend, je haalt je verplichtingen op de hals.

 

6. ALS ECHTGENOTEN BEN JE NIET ELKAARS EIGENDOM

Marijke en ik zijn 63 jaar bij elkaar. Ik leerde Marijke kennen toen ik met een stel vrienden een trektocht maakte in Oostenrijk, en haar in Tirol bij een meer aantrof met vriendinnen. Door Marijke’s familie kwam ik weer in contact met het kerkelijk gebeuren. Marijke komt uit een echte domineesfamilie, ongeveer alle voorvaders waren ‘dominees Corstius’. Haar moeder was een Brandt Corstius. Bij het overlijden van de moeder van dominee Melchior Corstius, mocht deze (in 1855) na goedkeuring en bij Koninklijk Besluit van Willem IIIvoortaan voor zijn achternaam die van zijn moeder, Brandt, zetten.   

 

Er komen zowel bij Marijke en Theo bij dit onderwerp veel verhalen los. Er blijkt heel vaak sprake te zijn geweest van een samenloop van omstandigheden.

 

De link met de NPB, ontstond toen we in Loosdrecht woonden, via de eerste en enige

padvindersgroep van de NPB, in Hilversum, waar ik voor korte tijd als leider werd gevraagd om de groep uit de problemen te helpen. De geestelijk begeleider van die groep was ds. Van der Voet, destijds predikant bij de afdeling Hilversum. Uit dien hoofde kwam hij regelmatig bij ons over de vloer. 

De oma van Marijke was overigens ooit bestuurslid van de NPB-afdeling Naarden-Bussum. Later bleek ook nog dat opa Brandt Corstius penningmeester was geweest van het landelijk bestuur van de NPB.

Zelf ben ik altijd veel onderweg geweest voor werk en voor Scouting, ook vaak naar het buitenland. Marijke had ook haar eigen werkzaamheden en verplichtingen. Wij waren er voor elkaar, maar waren beslist geen eigendom van elkaar. We hadden en hebben allebei recht op ons eigen leven, maar dat wel op een goede manier. We konden in goed overleg beiden onze eigen dingen doen. Dat is tussen ons zo gegroeid, het ging zonder probleem. Marijke had die opstelling ook al meegekregen van haar moeder, die vrijzinnig en erg progressief was en dat was haar oma trouwens ook al.

 

[1]De naam NPB is een paar jaar geleden veranderd in Vrijzinnigen Nederland

[2]Eind jaren negentig heeft Theo, toen er problemen waren in de Walkartgemeenschap, succesvol begeleidingswerk verricht