Godsdienstfenomenoloog, studie theologie in Leiden. Promotie aldaar (1977).
Rob Nepveu behoort tot de religieus-humanistische stroming binnen Vrijzinnigen Nederland.
De vrijzinnig-Christelijke traditie vormt een belangrijke inspiratiebron voor deze stroming naast andere, waaronder vooral ook de Westerse filosofie.
Als men vraagt ‘geloof je in God’ wordt een simpel ja of nee verwacht. Maar veel mensen zullen aarzelen zo’n eenvoudig antwoord te geven. Want wat betekent geloven en wat is met het woord God bedoeld? Laten we beide begrippen eens wat nader bezien.
Het was de bekende Joodse filosoof Martin Buber die eens een boek schreef over twee wijzen van geloven. Geloven kan geloven in of geloven aan zijn. In het eerste geval gaat het om een vertrouwen stellen in, namelijk in God. Maar men kan uiteraard ook in mensen geloven of in de democratie. Deze wijze van geloven is kenmerkend voor het Jodendom. In het Christendom gaat het vooral om een geloven aan. Als het om God gaat betreft het geloof dan vooral een voor waar houden van de kerkelijke leringen betreffende God. Eeuwenlang werd vooral in het Westen het aanvaarden van allerlei dogmata verplicht gesteld door de kerk, RK of Protestants. En waar met name vrijzinnigen bepaalde dogmata onaanvaardbaar achten bestreden zij de kerkelijke, rationele leer, op een evenzeer rationele manier. Daarbij maakte men gebruik van wetenschappelijk onderzoek en van wijsbegeerte.
Geloven in God was uiteraard niet afwezig in het westen, zo goed als er bepaalde geloofsopvattingen in het Jodendom bestaan. Maar er is sprake van een duidelijk verschil. Geloven in en geloven aan sluiten elkaar niet uit, maar vallen ook niet samen.
En nu dan God. Toen men hoogstens bepaalde natuurregelmatigheden waarnam, maar nog geen natuurwetten kende, was het vanzelfsprekend dat men allerlei gebeurtenissen toeschreef aan bovennatuurlijke wezens, waaronder goden of God. Toen men steeds beter ging begrijpen dat in de natuur wetmatig verlopende processen optreden, werd duidelijk dat een naar willekeur ingrijpende godheid weinig plausibel is. Het was Spinoza (1632-1677) die dan ook het oude godsbeeld als onaannemelijk afwees en verving door een opvatting die niet strijdig is met wat de wetenschappen ons leren. Voor Spinoza is er maar een werkelijkheid: Deus sive Natura, God dan wel de Natuur. Daarmee is er geen sprake meer van een God die naar willekeur kan handelen. Geen God die houdt van de mensen en hen beloont of straft. Mystici hebben wel gezegd dat allerlei eigenschappen die mensen aan God toeschreven tekort schieten. God is niet te beschrijven. Hij is het Niets, dat niet nader kan worden geduid.
Nu is er een interessante bevinding van moderne fysici dat in een geheel lege ruimte uit het niets heel kleine deeltjes ontstaan en tegelijk heel kleine antideeltjes die die deeltjes vernietigen. Niets is dus opmerkelijk een bron van iets. Wellicht is het dus zo dat tenslotte uit het niets de totale kosmos is ontstaan waarbij heel ingewikkelde processen plaats vonden. Daarbij hoeft dus geen goddelijke schepper een rol te hebben gespeeld. Het is dan Deus sive Natura. Dat alles is overigens niet minder een groots mysterie.
We zien dus dat noch het begrip geloven noch het begrip God eenduidig is. Op de vraag Gelooft u in God is dus ook niet zo eenduidig een antwoord te geven.