Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Laten we blijven beseffen dat beelden, ook als het mensbeelden zijn, niet samenvallen met de mens waarnaar zij verwijzen. Laat de beelden de beelden want ze zijn niet meer dan beelden en bewaar de kern van wat mensen zijn: wezens met een vrije wil die in staat zijn het geheim van henzelf met hun medemens te delen.
Volledige tekst
Het overkomt je wel eens dat je ergens op bezoek bent en dat dan ineens een serie foto’s wordt getoond van de vakantie die ze hebben doorgebracht ergens in een ver land met vrienden of met familie die je verder niet kent. Of van een reünie met voor jou totaal onbekenden. Je kijkt naar het beeldmateriaal, je doet zo belangstellend mogelijk, maar .....ik weet niet hoe het u vergaat, als je de mensen op de foto’s niet kent, dan doet het je niet zoveel. De gedachte komt bij je op hoe lang de fotosessie nog zal duren en je voelt je opgelucht als de mooie plaatjes weer zijn opgeborgen.
Het komt natuurlijk omdat ik niets weet van de mensen op die foto’s. Had ik iets van de achtergrond van die mensen geweten, als ik hun naam had gekend, dan zouden die foto’s mij veel meer gedaan hebben. Maar om meer te weten van de mensen die zijn uitgebeeld, daar zijn woorden voor nodig. Er zijn natuurlijk wel beelden die geen verhaal nodig hebben, dat is vooral zo bij beelden uit de natuur, maar beelden zonder een verhaal erbij zeggen in het algemeen toch niet zoveel.
In onze tijd hoor je veel dat we in een beeldcultuur leven, dat het beeld bezig is het woord te verdringen. Maar die opvatting is voor nuancering vatbaar, want het zijn bijna altijd de woorden achter de beelden die het beeld nu juist die specifieke betekenis geven die ons raakt. Ik kan me nog wel de beelden herinneren van de runderen die in de Oostvaardersplassen de hongerdood waren gestorven. Ik zag een foto van een karkas aan de rand van een meertje; een treurig gezicht, maar dat karkas zou overal gelegen kunnen hebben. Pas toen het gesproken commentaar duidelijk maakte waar het hier in werkelijkheid om ging – runderen stierven de hongerdood doordat mensen ze in een gebied zonder voldoende voedsel opsloten - werd ik echt diep door die foto geraakt.
De informatie die beelden geven wordt ook vaak overschat. In het begin van het televisietijdperk was er veel optimisme over de kansen die mensen daardoor kregen. Via de televisie zou iedereen zijn horizon kunnen verbreden en daardoor zouden vooroordelen over andere culturen en volken als vanzelf verdwijnen. Van dat optimisme is, meer dan vijftig jaar na de introductie van de televisie, niet zoveel meer over. Want de beelden op de televisie, even de werkelijkheid natuurlijk maar in beperkte mate weer. Ze worden gemaakt door mensen die een bepaalde blik op de gebeurtenissen hebben waarvan ze verslag doen. De filmmaker moet keuzes maken, daar ontkomt hij niet aan. En bij het maken van die keuzes spelen allerlei bewuste of bewuste ideeën die hij heeft een rol. Bovendien moet het ook wel een beetje spannend of herkenbaar blijven wat hij weergeeft, anders jaag je de kijkers van het net. Wat wij zien is dus niet de werkelijkheid, maar het beeld dat de maker daarvan voor ogen heeft. Het is goed om je dit, bij alles wat je te zien krijgt, steeds te realiseren.
De werkelijkheid is dus niet het beeld dat van die werkelijkheid gegeven wordt. En toch maken wij heel graag beelden van onze omgeving en van onszelf. Ik denk dat dat te maken heeft met ons verlangen om onszelf te willen definiëren, om op die manier een eigen identiteit te creëren.
Er is een tijd geweest dat die behoefte niet zo groot was. Geert Mak heeft die tijd mooi beschreven in zijn boek “de eeuw van mijn vader”. In de tijd die hij in dat boek beschrijft wisten gereformeerden waarom ze gereformeerd waren, wisten roomsen waarom ze rooms waren en wisten socialisten waar het socialisme voor stond. Liberalen stonden voor de vrijheid en verdraagzaamheid van de gegoede burger en zetten daar geen vraagtekens bij, ze wisten voor zichzelf dat ze het bij het rechte eind hadden. Iedereen had zijn eigen kerk, partij of kroeg, het leven was overzichtelijk; men kende elkaar en wist in principe wat men aan elkaar had.
Dat is allemaal heel snel veranderd. De levensverbanden waarin mensen zich vroeger voelden opgenomen, zijn sluipenderwijs uitgehold en gestaag afgekalfd. Door sociologen wordt dit de individualisering van onze maatschappij genoemd. Ieder mens is zijn eigen koning, maar het is hem niet duidelijk over welk koninkrijk hij eigenlijk heerst. Er is alle ruimte om in vrijheid je eigen keuzes te maken, je leven die vorm te geven die je aanspreekt, en dat is heel goed.
Maar tegelijkertijd blijkt het steeds moeilijker om de vraag te beantwoorden wie je nou eigenlijk zelf bent. Die vraag is een verlegenheidsvraag aan het worden en de signalen daarvan zijn: laat zien wie je zou willen zijn. Koop merkkleding, voorzie je van mobieltjes,
I-pods of andere vernuftige hebbedingetjes uit het elektronicaparadijs. Neem een lifestyle aan die eruit springt. Breng tatoeages aan op je lichaam, sluit je aan bij een subcultuur waar de buitenwacht niets van begrijpt. Praat niet meer over grote idealen, maar Twitter uitgebreid om honderden mensen tegelijk in te lichten over alle onbeduidende activiteiten in je leven van alledag.
De voorbeelden die ik gaf zijn allemaal trends die met de waan van de dag komen en gaan. Wat en wie iemand is, het lijkt meer een kwestie van het maken van beelden over jezelf en wat daar op het moment “hot” of “cool” in is. Hoeveel vrijheid zit er eigenlijk in die keuzes? Laat je aan de ander zien wie je bent of laat je alleen maar het door jou gewenste beeld zien? Enigszins hoofdschuddend - maar soms ook wel met een glimlach, want het zou overdreven zijn om dit allemaal te zien als slecht en ongewenst - zie je het aan en je verbaast je over de samenleving waarin we ongemerkt zijn terechtgekomen. Het is een samenleving geworden van beelden en beeldvorming en wat eronder zit is kennelijk de behoefte om in het onoverzichtelijke en verwarrende bestaan toch wat persoonlijk houvast te creëren.
Want verwarrend is het bestaan zeker. Aan de ene kant suggereren alle aanbieders van goederen en diensten ons fantastische levensmogelijkheden, maar aan de andere kant worden we steeds sterker geconfronteerd met de beperkingen van ons eigen, onopvallende leven. Het spannende, boeiende en prikkelende leven, het “echte leven” bestaat wel, maar altijd ergens anders dan thuis. Het bestaat op de beeldbuis, op de personal computer waar je interactief op bezig bent, in een gedroomde toekomst of in een geïdealiseerd verleden.
Maar er zijn geen of te weinig prikkels voor onze zelfwaardering uit onze cultuur. Onze westerse cultuur is ondoorzichtig, complex en onveilig. De bureaucratie is ondoordringbaar, de wetgeving is volstrekt ondoorzichtig, in bedrijven en instellingen volgen de reorganisaties elkaar met steeds kortere tussenpozen op, een baan voor het leven is een lachertje geworden en overal is er het gevoel van toenemende agressie en bestuurlijke machteloosheid.
De netwerkmaatschappij is niet voortgekomen uit een samenhangend of goed doordacht plan, zij is ons overkomen en de oude instituties als de kerk, de staat of de politieke partijen hebben er geen antwoord op. Een duidelijk toekomstperspectief geeft die cultuur niet en daarom trekken veel mensen zich terug op wat zij houden voor hun persoonlijke levensstijl. Die levensstijl kun je omschrijven als “zorgen voor jezelf totdat je gelijk bent aan het beeld dat je van jezelf wilt hebben”.
En dit zorgen voor jezelf kent geen einde. Zelfverbetering (lifestyle genoemd), fitness, dieet, meditatietechnieken, jogging, buikdansen, therapie, cursussen voor het seksleven, carrièreplanning, gezinsplanning, dat zijn de middelen om het maximale uit het leven te halen. Uiteraard onder deskundige begeleiding, want op eigen houtje kunnen we steeds minder.
En al dat aanbod voor een beter leven wisselt ook nog steeds in aard en omvang omdat anders verveling optreedt of de markt verzadigd wordt. Continuïteit en duurzaamheid, het zijn woorden die voorin de mond liggen van de beleidsmakers, maar werkelijke continuïteit of duurzaamheid bestaat in feite niet. De producten die wij maken, vroeger overleefden die ons, maar nu overleven die producten. Ik ben aan mijn vierde mobieltje, mijn tiende auto denk ik, etc.
Maar laat ik het beeld dat ik schetste maar even laten voor wat het is of niet is en teruggaan naar het woord van Psalm 8. Die psalm brengt het geheim van de mens onder woorden door het schilderen van de tegenstrijdigheid in het mens-zijn. Enerzijds is die mens nietig en klein (als ik uw hemel zie, wat is dan de sterveling dat u aan hem denkt, het mensenkind dat u naar hem omziet), anderzijds is de mens bijna goddelijk (u hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen).
Inderdaad, wij zijn in het heelal maar een broodkruimeltje op de rand van het universum en in de oneindigheid van de hemel die wij zien zijn we dus maar nietige wezentjes. Maar wij zijn van alle andere schepsels op de aarde.
Wij zijn “bijna” goddelijk gemaakt, zegt de psalmdichter. Dat heeft misschien te maken met onze gave van het woord, maar het heeft ongetwijfeld ook te maken met de gave van onze vrijheid. Vrijheid is een van de belangrijkste eigenschappen die wij aan god of goden toeschrijven. Maar die vrijheid, die bijna goddelijke eigenschap van de mens, maakt hem ook kwetsbaar, want door die vrijheid is de mens op zichzelf aangewezen, van God losgemaakt. En dat schept een enorme verantwoordelijkheid, want hij is niet alleen de vertegenwoordiger op aarde van het goddelijk geheim, hij is ook degene die een antwoord moet geven op de vraag wat hij met zijn vrijheid doet, wat dat voor gevolgen heeft voor hem en zijn medemensen.
Hier gaat het om in religie. In elke religie is de vraag aan de orde wat de mens doet met het geheim dat hij is. Enerzijds het nietige wezen, anderzijds het wezen dat bijna goddelijk is. Elk mens heeft een verborgen dimensie, in elk mens zit het geheim van het bijna goddelijke.
De bewustwording daarvan kan ons leren om te onderscheiden tussen wat echt en authentiek bij ons mens-zijn hoort en wat daar niet bij hoort: wat ons via beelden en beeldvorming als werkelijk en bestaand wordt voorgetoverd, maar het in feite niet is.
Laten we blijven beseffen dat beelden, ook als het mensbeelden zijn, niet samenvallen met de mens waarnaar zij verwijzen. Laat de beelden de beelden want ze zijn niet meer dan beelden en bewaar de kern van wat mensen zijn: wezens met een vrije wil die in staat zijn het geheim van henzelf met hun medemens te delen.