Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
God is de bron van Zijn die in onszelf woont. Het gaat erom om vanuit je hart contact te maken met die bron.
Volledige tekst
Vandaag is het orthodox Pasen, vorige week was het gewoon, christelijk Pasen. Dit wordt natuurlijk geen Paaspreek, maar zo rond deze tijd komt bij mij toch altijd een herinnering naar boven die ik u niet wil onthouden. Zo'n tien jaar geleden moest ik een seminarium volgen om te kunnen afstuderen in de theologie. Een onderdeel van dat seminarium was, dat we elkaars preken beluisterden en daar dan op reageerden. We waren een bont gezelschap: er waren gereformeerde bonders, hervormden, vrijgemaakten en zelfs christelijk gereformeerden. Ik was als gewoon gereformeerde van de universiteit Kampen eigenlijk een eenling. Enfin, een van de gereformeerd vrijgemaakten liet zijn paaspreek op band horen. Het was een enthousiaste preek, met veel stemverheffing gebracht en met de overtuiging: dit is het en niet anders. Inhoudelijk was het een verhaal over de begrafenis van Jezus en daarna zijn opstanding. De preek werd besloten met de herhaalde uitroep dat de Heer waarlijk was opgestaan. Vervolgens werd iedereen uitgenodigd om kritische vragen te stellen. Ik vroeg aan de preker waarom hij zo vaak en nadrukkelijk herhaalde dat de Heer waarlijk was opgestaan: was het wel zinvol om dat zo vaak en zo luidkeels te roepen als je daar verder niets bij uitlegt? Het antwoord dat ik kreeg was: het is Pasen en dan willen ze dat horen. Ik weet ook wel dat het hol klinkt, maar het is nou eenmaal Pasen en ik kan geen kant uit. Het is niet anders.
Ik heb nog lang nagedacht over dit antwoord, want het maakte een mengeling van gevoelens in mij los. In de eerste plaats vond ik het heel erg cynisch. Ik vertel datgene waarvan ik denk dat ze het willen horen en wat ik er zelf bij denk, dat laat ik maar voor wat het is. In de tweede plaats vond ik dat de spreker een verkeerde opvatting koesterde over de taak van een voorganger, een prediker. Een voorganger is er niet om datgene te zeggen waarvan hij denkt dat iedereen het zal willen horen, een voorganger heeft tot taak om gezichtspunten te laten zien, invalshoeken aan te reiken waardoor mensen zich iets kunnen voorstellen bij de oude en steeds weer opnieuw vertelde teksten. Vooral als die teksten slijtage beginnen te vertonen doordat ze steeds weer op dezelfde manier worden uitgelegd en triomfantelijk herhaald.
Degene die over Pasen had gepreekt zoals hij dat had gedaan, bedoelde het natuurlijk goed. Hij wilde zijn gehoor niet teleurstellen en niet aan het schrikken maken met nieuwe inzichten. Maar al die goede bedoelingen ten spijt, de betekenis van het verhaal over Pasen en de aanloop daarnaar toe, gaat op die manier verloren.
De evangeliën zijn verhalen. Verhalen over Jezus, een mens die bijzondere dingen vertelde, bijzondere dingen deed, een tragische dood stierf en vervolgens weer opstond uit die dood. Hij is de geschiedenis ingegaan als een held van goddelijke proporties en we vertellen zijn verhaal al eeuwenlang aan elkaar door. Op den duur werd het een feitelijk verslag van een historische gebeurtenis en daar is het verkeerd gegaan. Als je het verhaal (Evangelie betekent in het Grieks een goed verhaal) letterlijk neemt, maak je het dood en verliest het zijn innerlijke zeggingskracht. De werkelijke betekenis van het verhaal verdwijnt dan achter de opvatting dat het werkelijk zo is gebeurd. Een uitroep als "de heer is werkelijk opgestaan" spreekt dan niet meer tot onze verbeelding, want zo'n uitroep is dan eigenlijk niet meer dan het wijzen naar een steen en roepen: "dat is een steen". Iedereen weet wat een steen is. Ooit hebben we met elkaar afgesproken dat, als je naar een steen wijst, daar het woord steen bij hoort. Als ouder lees je met je kind een kinderboek en dan zeg je, terwijl je naar het plaatje wijst, "dat is een haan" en "dat is een koe", of een kip, enzovoorts.
Dat is een heel eenvoudig proces. Je wijst een ding of een dier aan en je zegt welk woord daarbij hoort.
Tot zover dus niets nieuws. Je benoemt concrete dingen en je geeft ze een naam. En op een gegeven moment begrijpt iedereen wat daarmee wordt bedoeld. Maar hoe benoem je de abstracte dingen zoals "waarheid", "eerlijkheid", "trouw" en "vriendschap"? Waarheid, eerlijkheid, trouw, moed, vriendschap en liefde bij voorbeeld, dat zijn geen dingen die je op je tafel kunt neerzetten, ernaar wijzen en zeggen: dit is waarheid, dit is trouw etc. Om elkaar iets te kunnen vertellen over deze begrippen hebben we een verhaal nodig. Dat verhaal hoeft helemaal niet echt gebeurd te zijn, om voor ons de betekenis te hebben dat het "waar"is. Als het verhaal ons raakt, dan geeft het ons de waarheid die wij zoeken. Omdat wij erdoor bewogen worden en het iets in onze ziel doet.
Het verhaal over het leven van Jezus is een groot verhaal. Het is een groot verhaal omdat het gaat over het leven, het lijden en de opstanding van een mens. De betekenis daarvan is universeel: al het menselijk leven gaat over bestaan, lijden en weer opstaan. Denk aan het feit dat hij in doeken was gewikkeld. Later, in het graf, treffen we die doeken weer aan. Je kunt de betekenis daarvan buitensluiten uit je bestaan door het verhaal over Jezus letterlijk te nemen en het te zien als een historisch verslag. Dan gaat het over een ander mens en niet over jezelf. Je bent veilig, je kunt je toevertrouwen aan het verhaal van iemand die lang geleden is gestorven en je hoeft je eigen verhaal niet meer van betekenis te voorzien. Een ander heeft dat al voor jou gedaan. Het is het credo van de mensen die God tot de enige en absolute waarheid verheffen en daardoor de zin van hun bestaan niet meer in zichzelf, maar buiten henzelf plaatsen.
Als je zo te werk gaat, snijd je jezelf af van je innerlijk. Een rotsvast geloof, waarin geen enkele twijfel mogelijk is, daar zit geen enkele beweging meer in. De waarden waarmee zo'n rotsvaste gelovige zijn ziel opbouwt, zijn waarden die van buitenaf tot hem komen, ze bestaan los van hemzelf. `En hij snijdt zich daardoor af van zijn eigen bewogenheid als bron van alle waarden. Het aannemen en omarmen van waarden die niet in jezelf geworteld zijn, maakt je tot een versteend mens, afgesneden van je eigen bewogenheid als bron van alle waarden. Uiteindelijk versteen je en raak je voor altijd vastgesnoerd in de doeken waarin je je hebt laten wikkelen.
Het verhaal van Jezus in de Evangeliën bevat een voortdurende waarschuwing tegen deze verstening.
In logion 39 zegt Jezus dat de Schriftgeleerden de sleutels der kennis in hun bezit hadden maar dat ze die hebben verborgen. Ze zijn niet zelf naar binnen gegaan en hen, die dat wel wilden, hebben ze de toegang versperd.
Uit deze woorden spreekt medelijden met de Farizeeërs en Schriftgeleerden. Ze waren dicht bij de bron, dichter bij de bron dan alle andere mensen. Maar ze hebben de bron niet herkend, ze zijn eraan voorbijgegaan. Ze zijn niet op zoek gegaan in zichzelf om daar te ervaren wat de betekenis is van de woorden die ze lazen en hoorden. Ze waren niet in staat om alle uiterlijkheden en schijnzekerheden los te laten. Waardoor ze ook de mensen die hen volgen op een dwaalspoor brengen.
Alle pogingen van hun volgelingen om tot zichzelf te komen worden in de kiem gesmoord door hun lessen, hun geleerdheid waarmee ze zichzelf en hun leerlingen de baas proberen te blijven.
Geleerdheid kan het echte begrijpen in de weg staan, want geleerdheid komt uit onze denklaag en niet uit onze gevoelslaag. Op zich is dat helemaal niet verkeerd. Ons verstand is een grote gave en die gave kan ons belangrijke diensten verlenen als we ons op het spirituele pad begeven. Scherpzinnigheid, een helder inzicht, ze kunnen ons het verschil laten zien tussen de werkelijkheid en de illusies die we daarover soms koesteren. Maar het is niet genoeg om al die inzichten in jezelf tot leven te wekken, om contact te maken met de bron in jezelf, moet je bereid zijn om je denkwerk steeds te toetsen aan je innerlijk. Gedachten zijn mooi, maar het zijn ook grote verleiders. Mensen gaan soms wonen in hun gedachten en denken dan dat ze hun leven onder controle hebben, maar in feite zijn ze juist afgesneden van de bron in henzelf. Ik noemde ze al als voorbeelden: de fanatici, de nietsontziende strijders voor een ideologie, hun gedachten hebben de plaats ingenomen van het gevoel. Wie zijn verstandelijke overwegingen niet dienstbaar durft te maken aan zijn hart, wordt de Schriftgeleerde uit het woord van Jezus. Zo iemand verbergt de sleutel van kennis en houdt de poort gesloten voor anderen.
Het is bekend dat Jezus het vaak over de Vader heeft. Bij hem komt alles uit de vader en keert daar ook weer naar terug. Hij noemt zichzelf ook vaak als degene die één met de Vader is. Wie is die vader? In het Aramees, de taal die Jezus sprak, is het een onzijdig woord, niet mannelijk of vrouwelijk, en betekent het letterlijk "geboortegever". Je kunt het ook vertalen als "bron van zijn". Er is een bron en daaruit vloeit alles wat is, geweest is en zal zijn, voort. Alles in de wereld om ons heen en ook wijzelf, het stroomt als een rivier uit deze bron van zijn. En die bron valt buiten iedere beschrijving, want het is het ongevormde, dat wat aan alle vormen van bestaan vooraf gaat en is onbenoembaar. Zelf duid ik het onbenoembare vaak aan als God. Als mensen mij vragen wat ik onder God versta, dan zeg ik: wat onbenoembaar is, dat is God.
God als de bron van zijn die in onszelf woont. De Jezus, uit de Evangeliën had een intensief contact met die bron en vanuit die mysterieuze verbondenheid steeg hij boven het gewone mensdom uit. Maar hij ging er niet mee om als een Schriftgeleerde, hij spoorde zijn toehoorders aan om ook zelf, op eigen kracht, op zoek te gaan naar die bron die in ieder mens zit. Dat is het koninkrijk dat al op aarde is, maar dat de mensen niet zien. De meeste mensen leren iets en herhalen dat, maar ze doen het zonder liefde, ze geven zichzelf er niet bij. Ze spelen op het toneel van het leven, maar ze lezen de ingestudeerde teksten toonloos voor. Als ze de noten van een muziekstuk reproduceren doen ze dat misschien heel goed en technisch knap, maar het wordt geen muziek. We kennen allemaal wel die mysterieuze kwaliteit van sommige mensen om als muzikant of als spreker een zaal vol mensen te kunnen boeien. Die mensen hebben vaak eindeloos geoefend en tot in den treure alles gerepeteerd, maar bij al dat oefenen en repeteren komt er nog iets anders bij: hun verbondenheid met de bron, met de geest die van die bron afkomstig is en hen doet gloeien door het vuur van hun begeestering. Wij gebruiken voor zulke mensen het woord uitstraling. Hij of zij heeft dan een bijzondere uitstraling, zeggen we dan. Maar het is eigenlijk een te mager woord voor de liefde voor de bron van zijn.
Wie handelt vanuit liefde, komt in direct contact met die bron en hij krijgt daaruit meer terug dan hij gaf, ook al was het hem daar niet om te doen.
Ons eigen psychische levensverhaal lijkt op het levensverhaal van Jezus en daarom spreekt het ons aan. Het verschil zit hem in de liefde voor de bron van zijn waarvan het levensverhaal van Jezus is doortrokken.
Die liefde blijft in ons eigen verhaal vaak verborgen achter de façades die wij om ons optrekken en ons het zicht benemen op de liefde voor alles wat aan de bron ontspringt. Jezus noemde dit het hoogste gebod en het is niets anders dan de opdracht om steeds te rade te gaan bij je hart en je af te vragen: ben ik waarachtig of ben ik het niet. Laten we het voor ogen houden: uiteindelijk gaat het om het hart, want daar zetelt in elk van ons de ware bron.