Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Wat Paulus de lezers van zijn brieven in ieder geval wilde inprenten was: de vaderlijke richtlijnen, de dogma’s, de regels en de voorschriften mogen niet het laatste woord hebben. Fundamentalisme is echt fout, Christus heeft ons vrijgemaakt, mensen moeten zich niet meer een slavenjuk laten opleggen.
Overdenking (De Christus van Paulus)
Toen ik mij aan het schrijven van deze overdenking zette, gaf ik die als werktitel mee de Christus van Paulus. Waarom Paulus? Paulus omdat over hem in allerlei kringen heel verschillend wordt gedacht. In de orthodoxie is hij heel lang afgeschilderd als degene aan wie de kerk haar leer heeft te danken. De leerstelligheid van de orthodoxie komt bij Paulus vandaan en hij, Paulus, heeft de strijd tegen de gnostiek met succes gevoerd. Dat is lange tijd de overheersende mening geweest. Maar die mening moest worden bijgesteld toen in 1945 in Nag Hammadi gnostische geschriften werden ontdekt, waarin uiterst positief over de apostel Paulus werd geschreven. Mede op grond daarvan bracht de bijbelwetenschap nuancering aan bij het orthodoxe beeld van Paulus.
Bij nader inzien werd duidelijk dat je aan Paulus geen vaste leer kan toeschrijven. Zijn brieven zijn antwoorden op vragen die hem door gemeenten werden gesteld, vragen en antwoorden die verschillen naargelang het onderwerp daarvan en de verschillende situaties waarin zij opkwamen. De brieven bevatten geen afgeronde theologie, dat heeft men er later van gemaakt. En dan was er bovendien nog het feit dat lang niet alle veertien brieven die in het NT aan hem worden toegedicht, van zijn hand zijn. Het zijn er hooguit zeven en dan nog met de nodige correcties, weglatingen en toevoegingen.
Paulus wijdt niet veel woorden aan Jezus. Hij heeft hem nooit gekend. En hij lijkt ook geen belangstelling te hebben voor de details die de Evangeliën geven over de mens Jezus van Nazareth. De Jezus van Paulus heeft geen menselijke hoedanigheden, hij is niet in Bethlehem geboren uit de maagd Maria, over de wonderen, de leringen en andere gebeurtenissen die in de Evangeliën worden beschreven bewaart Paulus nadrukkelijk het stilzwijgen. Dit brengt je op de gedachte dat de brieven van Paulus van een totaal andere orde zijn dan de Evangeliën. Hij schreef zijn brieven kort na de dood van Jezus, ongeveer 50 n.c. en hij stond dus veel dichter bij de gebeurtenissen rond de mens Jezus dan de Evangelisten, die hun geschriften honderden jaren later optekenden. En juist dat gegeven doet vraagtekens rijzen over het historische karakter van de Evangeliën: hoeveel is mythe en hoeveel is geschiedenis? Paulus zwijgt over Jezus als mens en heeft het bijna uitsluitend over hem als de Christus.
Het bekendste verhaal over Paulus staat in Handelingen 9, waarin zijn Damascuservaring wordt beschreven. Volgens Lukas, de auteur van Handelingen, ging Paulus op weg naar Damascus om de leerlingen van Jezus te vervolgen. En dan, onderweg, een bliksemflits; een stem uit de hemel: Saul, Saul, waarom vervolg je mij? En Paulus raakt de kluts kwijt, tijdelijk door blindheid geslagen vervolgt hij zijn reis. Lukas maakt er een spannend verhaal van, bij hem wordt Paulus door Jezus zelf vanuit de hemel aangesproken.
Het is niet waarschijnlijk dat dat zo gebeurd is. Paulus geeft zelf een andere weergave van zijn Damascuservaring. Hij was er zelf bij geweest, we kunnen dus wel aannemen dat zijn berichtgeving het meest betrouwbaar is. En de verschillen tussen Lukas en Paulus zelf zijn niet onbelangrijk. Volgens Paulus is er wel iets ingrijpends gebeurd toen hij op reis ging om op christenen te jagen, maar er was geen stem uit de hemel. Meer iets dat zich in hemzelf afspeelde. Hij kwam tot de ontdekking dat de Christus die hij vervolgde, zich in hem zelf bevond. Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij, Galaten 2,20.
In zijn brief aan de Galaten maakt Paulus duidelijk dat hij eeen hartstochtelijk ijveraar van de vaderlijke overleveringen was geweest. Dat had tot hard optreden geleid, tot stipt naleven van de wetten, tot een meedogenloos uitroeien van alle tegenstanders van God. Daarin was hij fanatieker geweest dan zijn leeftijdgenoten. Bij deze passage moest ik denken aan wat Bram Moerland in zijn boek Schatgraven in Thomas schreef over Heinrich.
Heinrich woont in een dorpje ergens in Beieren. Het is 1944, het vierde jaar van de Tweede Wereldoorlog en ondanks zijn jonge leeftijd, Heinrich is veertien jaar, wordt hij opgeroepen als soldaat om het vaderland te helpen verdedigen.
In de kazerne aangekomen, krijgt hij niet alleen uiterlijk nieuwe kleren, een soldatenuniform, maar ook zijn geest wordt opnieuw aangekleed. Hij krijgt te horen dat er een vreselijk soort mensen is, de joden. In felle bewoordingen worden hem de verschrikkingen voor ogen gehouden die zich zouden voordoen als deze onmensen erin zouden slagen de macht over de wereld te verwerven. Heinrich gelooft deze verhalen. Hij gelooft werkelijk dat deze onmensen bestaan.
Omdat Heinrich in wezen een vriendelijke jongen is, is hij ontzet over de schandelijkheid van deze vermeende vijanden van het Duitse volk en hij neemt zich voor om al zijn talenten in te zetten om de joden te bestrijden. Hij is volkomen geïndoctrineerd door de vaderlijke overleveringen van de nazi-ideologie. Hij heeft zijn ziel uitgeleverd aan een waandenkbeeld. Want de joden uit de verhalen van de Nazi’s bestaan helemaal niet. Maar doordat Heinrich gelooft in het beeld van de joden dat hem is afgeschilderd, brengt hij zijn hart tot zwijgen en gehoorzaamt hij de machten die hem voorhouden dat het uitroeien van joden een hoger doel dient.
Mocht hij al medelijden hebben, dan moet die bewogenheid wijken voor het grotere belang, het behoud van het Duitse volk.
Hoe het afliep met Heinrich vertelt Moerland niet. Dat is ook niet zo belangrijk voor het maken van zijn punt, dat het volgen van de wetten en de regels van de mensen die boven je gesteld zijn, de stem van het eigen hart tot zwijgen kan brengen.
Met Paulus is iets soortgelijks aan de hand als met Heinrich. Ook hij brengt zijn hart tot zwijgen door de vaderlijke overleveringen te volgen en al zijn talenten in dienst te stellen van de vervolging van de christenen die de wetten van zijn God niet accepteerden. Maar wakker geschud door de gebeurtenis onder weg naar Damascus, ontdekt Paulus dat de oude mens, Saulus, de man van de regels, wetten en voorschriften, plaats moest maken voor een andere persoonlijkheid. Het werd hem duidelijk dat God hem al in de moederschoot had uitgekozen voor het ondergaan van een ingrijpende verandering en over de vaderlijke overleveringen heen viel hij terug op de beschuttende liefde van de moederschoot.
Het verhaal van Lukas is dus heel anders dan wat Paulus daar zelf over schrijft. Dat hoeft ons niet te verwonderen, want Lukas is een verhalenverteller, een dramaturg. Met uiterlijke middelen geeft hij innerlijke processen weer. Dat heeft de kerk niet altijd begrepen en daardoor zijn er nog steeds verschillende opvattingen over de betekenis van Jezus als de Christus. Veel christenen zijn er van overtuigd dat Christus een persoon is die kan ingrijpen in het wereldgebeuren en in hun persoonlijke leven. Daartegenover zijn er christenen die zich vooral de geest van Christus proberen eigen te maken en die geest ook in anderen aantreffen.
Wat Paulus de lezers van zijn brieven in ieder geval wilde inprenten was: de vaderlijke richtlijnen, de dogma’s, de regels en de voorschriften mogen niet het laatste woord hebben. Fundamentalisme is echt fout, Christus heeft ons vrijgemaakt, mensen moeten zich niet meer een slavenjuk laten opleggen. Dat wat ons in de liefdevolle, beschermende moederschoot van Godswege is geschonken, moet bepalend zijn voor de manier waarop we in het leven willen staan.
Paulus vond de Christus in zichzelf en hij is onvermoeibaar bezig om die ontdekking aan zijn medemensen te presenteren als de weg die voor hen open ligt om te volgen. Dat Paulus daarin niet systematisch is, is bekend. Aan de Galaten schreef hij dat hij niet langer leefde, maar Christus in hem leefde. In andere brieven keerde hij dat om en beschreef hij hoe hij zelf in Christus leefde. En hij betrekt ook de hele gemeenschap in die innige verbondenheid met Christus. Er is geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn, schrijft hij in zijn brief aan de Romeinen.
Paulus is dus niet dat mannetje dat alles zo precies weet, zoals ik iemand wel eens heb horen zeggen, maar een getuige van de symbolische benadering van het leven, lijden en sterven van Jezus. In die symbolische benadering is dat leven, lijden en sterven niet het historische verhaal van een bijzonder mens, maar de abstracte weergave van wat zich in iedere mensenziel voltrekt als daar de vraag gesteld wordt wie je werkelijk bent.
Kijken in je ziel en je leven inrichten naar wat je daar aantreft, op het eerste gezicht klinkt dat als volkomen begrijpelijk en aannemelijk. Maar is dat wel zo gemakkelijk? Hoe vrij ben je eigenlijk in de waarneming van jezelf?
Ieder mens wordt al vanaf zijn geboorte geprogrammeerd. Door gewoonten die je worden opgedrongen, door gedragingen die je worden aangeleerd, door je te belonen of te straffen al naargelang je gehoorzaam of oplettend bent geweest. Je ademt allerlei economische en commerciële ideologieën in, je wordt volwassen als een vrije consument en zonder het te beseffen raak je verslaafd aan de standaard die je vanaf je jeugd is bijgebracht. In een hoogontwikkelde samenleving als de onze is ieder vrij mens eigenlijk een geconstrueerd mens.
Afhankelijk van de kring waarin je leeft, ben je afhankelijk van de sociale en economische structuur van die kring. Afhankelijk van het soort kring waarin je ter wereld kwam en werd opgevoed, ben je een standaard mens, geboetseerd en gepolijst volgens het model dat je werd aangereikt door je ouders, je leraren, je collega’s en je dierbaren. Daaronder en binnen in je ben je een kluwen van taboe’s, hartstochten en verlangens. Je bent een individu, maar in feite alleen het individu zoals dat is gevormd door anderen.
Wie om zich heen en in zichzelf kijkt, zal wel iets van deze zinsneden over onze zogenaamde individualiteit herkennen. En zal zich daar ook niet zo druk over maken. Je kunt nu eenmaal niet opgroeien en leven zonder de invloed van anderen te ondergaan. En opvoeding kan niet zonder regels waaraan je je te houden hebt. Het is normaal en in de meeste gevallen gewenst dat dit zo is. Maar hoe verhoudt zich dat dan met de christus in onszelf van Paulus waardoor we vrij worden?
Het is eigenlijk een filosofische vraag en op een filosofische vraag is bijna nooit een duidelijk antwoord te geven. Maar ik wil toch een poging doen door een omschrijving te geven van wat ik onder de christus in mijzelf versta of zou kunnen verstaan. Die christus wil mij in de eerste plaats een houding van oplettendheid bijbrengen. Opletten als je omgeving je voorhoudt dat dit of dat natuurlijk zo is en het geen zin heeft om daar lang bij stil te staan. Omdat het dan juist zaak is om oplettend te zijn. Is een en ander wel zo vanzelfsprekend als wordt betoogd? Ben je bijvoorbeeld ook oplettend op jezelf waar het gaat om het oordeel over een ander?
En in de tweede plaats: hoe ga je met je medemensen om? Geef je ze de ruimte en ben je geduldig als het gaat om de aandacht die ze van je vragen? Merk je het wanneer ze een schouder nodig hebben om op te leunen en begrijp je dat niet iedereen hetzelfde reageert op tegenslag en verdriet? Kun je bewondering voor hun succes hebben in plaats van afgunstig te zijn?
Hoe vriendelijk ben je tegenover je medemens, ook tegenover een onuitstaanbaar mens? Die mensen zijn er. Zie je je eigen afwijzende reactie daarop als een tekortkoming van je zelfbeheersing of houd je zo iemand op zo groot mogelijke afstand en vind je jezelf daarin verstandig?
Hoe ga je om met het principe van Paulus en Jezus dat de liefde aan alles wat je doet of laat ten grondslag ligt? Bij Jezus en Paulus is het de liefde die alles in stand houdt en tot bloei brengt, maar wat betekent dat in de dagelijkse praktijk van ons leven? Ik ben normaal gesproken niet dagelijks bezig met die liefde. In veel dingen tref ik liefde aan, in veel dingen ook juist niet. En om ieder medemens te zien als je naaste die je lief moet hebben, dat vind ik overvraagd. Je kunt alle medensen volgens mij alleen maar liefhebben als je die liefde opvat als aandacht voor de naaste als dat geboden is en je hart dat ingeeft.
De christusidee van Paulus is geen geloof, het is geen religie en het is geen levenshouding die met regels kan worden nagevolgd. Het is meer een toestand van de ziel dan een patroon van gedachten en gevoelens dat je in woorden kan weergeven. In dat opzicht is Paulus tegelijk moeilijk en gemakkelijk: zijn toestand van de ziel is er in wezen een van overgave: liefdevolle overgave aan wat ons overstijgt en ons eeuwig voor raadselen zal blijven stellen.