Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Liefde en levensvreugde sluiten het lijden niet uit, maar juist in. Deze drie, de levensvreugde, de liefde en het lijden, vormen met z’n drieën de diepte van onze realiteit, van ons bestaan hier op deze wereld.
Volledige tekst
De brief van Johannes gaat over de liefde. Johannes gebruikt dit woord en het woord liefhebben zo vaak, dat het af en toe een beetje wrevel opwekt, zo van: “ja, nu weten we het wel”, maar de passage die ik las bevat een mooie gedachte. Johannes verbindt hier liefde met angst en de gedachte dat angst liefde in de weg staat, spreekt mij aan. Liefde heeft alles te maken met bevrijding van angst en angst heeft op zijn beurt weer alles te maken met de barrière die de liefde in de weg staat. Liefde en vrijheid van angst zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Maar er zijn veel omstandigheden die de bevrijding van angst in de weg staan. En angst is niet alleen een barrière voor liefde, angst maakt ook dat wij een deel van onszelf niet tot ontwikkeling brengen en ergens diep in ons wegstoppen.
Als wij geboren worden, dan stappen wij in het verhaal dat wij ons bestaan noemen. En als wij opgroeien, vertellen onze ouders en onze andere opvoeders, onze vrienden en kennissen, onze partners, ons het verhaal over hoe de wereld waarin wij gekomen zijn, in elkaar zit. En gaandeweg stappen we ook in onze volwassenheid in dat verhaal, dat wij dan gaan zien als de werkelijke wereld. En in heel veel gevallen wordt ons “levensverhaal” volgens vaste patronen geweven. Als je als meisje wordt geboren, dan is de kans groot dat je ouders voor jou een toekomst in hun gedachten hebben die lijkt op wat zij weten van een volwassen vrouw die volgens hun waarden en maatstaven in het leven staat. Als je als man geboren wordt, dan is dat hetzelfde proces. Gaandeweg word je bijgebracht hoe het is om een echte vrouw te zijn of een echte man. Tot welk geloof je behoort of tot welke stand. Hoe je je hebt te gedragen en wat je van jezelf moet vinden. Dat hele proces dat je in je jeugd en in je jonge volwassenheid ondergaat, vormt je en bepaalt in belangrijke mate hoe je later denkt en voelt. Het is een noodzakelijk proces, want op die manier leer je hoe je je moet aanpassen aan je sociale omgeving.
Maar dat proces kan ook een keerzijde hebben. Want meestal is het zo dat we graag willen voldoen aan het beeld waarvan wij denken dat de omgeving van ons heeft. We willen aan de verlangens van de mensen om ons heen voldoen en dat kan ten gevolge hebben dat we een deel van onszelf ontkennen. We vergeten dat deel gewoon, omdat dat sociaal veiliger is. Achter de sociale identiteit die we uitdragen, gaat dan een deel van onze ware persoonlijkheid verloren. Soms heeft dat tot gevolg dat we niet de talenten ontwikkelen die wel in ons aanwezig zijn. De angst om het in de ogen van de anderen niet goed te doen verhindert dan dat je je eigen persoonlijkheid ten volle ontwikkelt.. Er is een rake joodse anekdote over dit thema.
Het gaat over Jakob, die sterft en bij de hemelpoort aanklopt om te worden toegelaten. Hij wordt door God te woord gestaan en God vraagt: wat heb je tijdens je leven op aarde zo al gedaan? En Jakob antwoordt: Heer, ik heb alle heilige teksten bestudeerd en precies gedaan wat daarin staat.
Echt waar? zegt God en zijn gelaat betrekt een beetje. Was dat alles? O nee, zegt Jakob, ik heb aan de voeten gezeten van de allerbelangrijkste rabbi’s en als ik in de schriften niet kon vinden wat ik moest doen, vroeg ik het aan de rabbi’s. En ik deed precies wat zij mij vertelden. Trots kijkt Jakob op naar God, en hij verwacht dat hij nu een vooraanstaande plaats in de hemel zal krijgen, heel dicht bij God.
Maar God kijkt helemaal niet blij. Weet je, zegt hij tegen Jakob, ik heb eeuwen nagedacht over de mens die jij moest worden en die nodig zou zijn op de plaats en de plek waar jij geboren zou worden.
Ik heb jou een innerlijk weten meegegeven van jouw persoonlijke bestemming. Ik heb je rijkelijk van talenten voorzien om die bestemming te kunnen realiseren. Ik heb je hart vervuld van verlangen om datgene te doen waarvoor je was bestemd. Maar je hebt niet naar je hart geluisterd. Je hebt niets gedaan met al de talenten die ik je gegeven heb. Je bent niet de echte Jakob geworden. Het is jammer, maar je hebt tevergeefs geleefd.
En nadat hij een tijdje stil was geweest voegde God eraan toe: ik ben liefde en ik zal je dus toelaten tot de hemel. Ook ik als God moet mijn bestemming volgen. Je bent dus welkom in mijn hemel. Maar soms, als we elkaar aankijken, dan zul je de spijt in mijn ogen zien dat je niet geworden bent zoals ik je bedoeld had. En de pijn in je hart die je daarbij zult voelen, dat is misschien wel wat jullie mensen de hel noemen.
In de anekdote die ik zojuist vertelde, gaat het om de zelfverwerkelijking van een mens. Wie niet durft te luisteren naar zichzelf, kan die zelfverwerkelijking mislopen. Angst om het niet goed te doen verspert de liefde voor datgene wat je meedraagt en brengt je op een weg die niet voor jou bestemd is.
De brief van Johannes preekt de liefde die geen ruimte laat voor angst. Angst en liefde gaan niet samen. Wij, zoals wij hier zitten, zijn allemaal opgevoed met het christelijke gebod om de liefde in ere te houden, speciaal als het gaat om onze medemens. Heb de ander lief gelijk u zelf, wie kent deze uitspraak niet. Het is een kernthema van het christendom en in de kerken van weleer werden we tot in den treure opgeroepen om dit gebod van Jezus na te volgen. Maar wel als een gebod, en daar wringt het. De liefde laat zich namelijk niet als een gebod behandelen. Op het moment dat liefde er moet komen als een ‘Gij zult’ dan is het alleen maar een moreel voorschrift. Waardevol, dat zeker, veel kerken hebben geweldige dingen gedaan voor de misdeelde medemens, maar een moreel gebod bewerkt niet datgene in ons wat de liefde wel doet. Liefhebben doe je niet op gezag, liefhebben is een eigenschap van onze ziel. Wie die eigenschap toelaat in zichzelf, bemerkt dat hij zowel sterk als zacht is. Sterk in jezelf en zacht voor de medemens.
Je kunt niet liefhebben omdat je jezelf hebt opgelegd dat dat hoort en dat je dat daarom moet nastreven. Als je zo met de liefde omgaat, kom je onherroepelijk jezelf tegen, want liefhebben is een kunst die niet geleerd, maar ontdekt moet worden. Ik zeg opzettelijk ontdekken, in de betekenis van het dek eraf halen, zichtbaar maken wat aanwezig is maar verborgen is gebleven. Liefde als een zachte, sterke kracht is in ieder van ons aanwezig, maar we geven die liefde vaak de ruimte niet. Daar zijn allerlei redenen voor. Je kunt teleurgesteld zijn in de liefde. Je had alles over voor degene die je liefhad, je deed alles om het hem of haar naar de zin te maken, maar toen puntje bij paaltje kwam, kwam je bedrogen uit. Het voorwerp van je liefde liet je in de steek en gekwetst bleef je achter. Zo’n ervaring kan mensen ertoe brengen om zachte en liefdevolle gevoelens niet meer toe te laten: ze zijn bang om weer gekwetst te worden en hebben bij zichzelf besloten dat het er voor hen niet meer in zit. Ze sluiten zich af voor anderen die hun liefde aan hen betuigen en ze gaan geen emotionele relaties meer aan. In wezen is dit vermijdingsgedrag een reactie uit angst: angst voor teleurstelling, angst om te worden gekwetst. Die angst maakt liefde tot een illusie.
Een andere reactie kan zijn dat je je hals over kop in steeds weer andere relaties stort, in de hoop dat het nu allemaal goed zal komen. Een soort haasje over in emotioneel opzicht. Relaties komen en gaan, de ene relatie of vriendschap is nog niet beëindigd of de volgende staat alweer in de steigers.
De voorbeelden die ik gaf zijn natuurlijk extreem. Niet in alle mensenlevens gaat het er zo heftig aan toe. Maar ook in de gevallen dat mensen afscheid moesten nemen van hun partners op een te vroeg tijdstip door een ongeluk of ziekte, zie je dat het verlies van de geliefde kan leiden tot teruggetrokkenheid, het niet meer durven aangaan van een nieuwe relatie, of juist weer het omgekeerde: van de ene relatie naar de andere met een veel te grote snelheid. Ze kunnen niet meer echt liefhebben omdat de knauw te groot was en ze de kunst van het liefhebben niet meer machtig zijn.
Liefhebben, liefde koesteren, liefde ontvangen en liefde geven, we zeggen het gemakkelijk, maar eigenlijk is het een mysterie dat niet onder woorden te brengen is. Liefde is onzichtbaar, ondefinieerbaar en niet tastbaar. Liefde is niet grijpbaar maar o zo reëel aanwezig in degene die de liefde voelt en ontvangt. Waarachtige liefde is niet te begrijpen, je kunt je er alleen maar aan overgeven. Maar dat deden we ook, zullen de teleurgestelden en de zoekers zeggen. We verloren onszelf er helemaal in, we stelden geen eisen en toch liep het verkeerd af. Hoe kan dat? Dat kan omdat liefde zonder pijn en zonder lijden een illusie is. Liefde wordt in onze soms kille maatschappij voorgesteld als een gelukzalige toestand waarin geen dissonanten zijn. Maar iedereen die liefdevol omgaat met het deel van het leven dat hem is toegevallen, weet dat lijden, pijn hebben en verdriet ondergaan onontkoombare elementen van het mens-zijn zijn.
Onvoorwaardelijke liefde bestaat, maar die onvoorwaardelijke liefde kan alleen bestaan in combinatie met de onvoorwaardelijke bereidheid tot het ervaren van de pijn die het leven en de liefde ons soms aandoen. Vreugde en lijden, ze horen allebei bij de liefde. Je kunt als mens niet alleen maar de helft van de werkelijkheid hebben. Het is niet mogelijk om een leven te leiden waaruit iedere pijn, ieder verlies is uitgebannen. Je kunt, als je de liefde wilt ervaren, niet anders doen dan de werkelijkheid als geheel omarmen want alleen daardoor kun je je deel van de liefde ontvangen. Dat is overgave en die overgave is in staat tot het brengen van de diepste levensvreugde. En wie die levensvreugde wil, zal het lijden erbij moeten nemen. Liefde en levensvreugde sluiten het lijden niet uit, maar juist in. Deze drie, de levensvreugde, de liefde en het lijden, vormen met z’n drieën de diepte van onze realiteit, van ons bestaan hier op deze wereld.
In de christelijke traditie is het lijden in de ban geraakt van zonde en martelaarschap. Dat Christus heeft geleden is uitgelegd als boetedoening voor onze zonden. De christelijke leer is er een van schuld en boete, maar dat doet geen recht aan het gegeven dat lijden net zo onlosmakelijk verbonden is met het leven als vreugde. De liefde die niet dwingt, altijd geduldig is en nooit oordeelt, sluit dit in. Wie de liefde voor het leven en voor wie en wat hem geliefd is, koestert, vindt niet alles goed en loopt niet met een beate glimlach op zijn lippen op dit ondermaanse rond. De mensen die dit doen onderdrukken wat in ze leeft en lijken aan de buitenkant op een model-mens, en verwerven daardoor misschien het nodige aanzien, maar bij zulke zogenaamd perfect liefdevolle mensen heeft de liefde vaak zijn natuurlijke warmte verloren. En om die bordkartonnen liefde, daar gaat het nu juist net niet om. Waar het wel omgaat is het zoeken naar een houding van emotionele openheid, gestempeld door het mysterie dat de liefde is..Dat is de bereidheid om geraakt te worden in het hart. Door het leven in al zijn volheid, zonder voorwaarden en dus ook door pijn en verlies. Wie deze aanvaarding vanuit zijn emoties zonder enig oordeel kan beleven, raakt aan de liefde die alles doet groeien en bloeien. En kan het met die liefde steeds weer opnieuw proberen, hoe moeilijk dat soms ook is. Geef de liefde daarom de eer die haar toekomt: de eer om de bron van alle leven te zijn.