Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
De levensweg en de woorden en de daden van Jezus zijn voor ons nog steeds een bron van inspiratie, maar wij volgen hem niet slaafs na. Want voor alles zijn wij gehecht aan onze zelfstandigheid, aan onze voorkeur voor de vrije ontwikkeling van onszelf en onze religiositeit. Wij zijn voor honderd procent individu, maar - en dat is de tegenstrijdigheid - wij willen onze persoonlijke voorkeuren en geestelijke behoeften in gemeenschappen vorm en inhoud geven..
Overdenking
Het is alweer lang geleden en het is best mogelijk dat er onder u zijn die zijn naam niet meer kennen. Maar hij was in de jaren zeventig van de vorige eeuw een jaar of vier minister-president en hij heeft lange tijd in de tweede kamer gezeten. Zijn naam: Joop den Uyl en hij was een bevlogen socialist en bovendien een zeer belezen mens.
In 1963 kwam er een rapport uit van zijn hand met de titel Om de kwaliteit van het bestaan. In dat rapport stelde hij dat maatschappelijke ongelijkheid door de overheid bestreden moet worden. Hij meende dat het tot de kwaliteit van het bestaan behoort dat meer en meer mensen beter kunnen wonen, beter onderwijs krijgen en deel kunnen nemen aan wat we cultuur noemen. Dat zou door overheidsuitgaven tot stand moeten komen en dat vroeg zijns inziens om beperking van de particuliere consumptie.
In 1977 won de partij van de Arbeid van den Uyl 10 zetels. Een ongehoord grote verkiezingswinst, maar den Uyl slaagde er niet in om als formateur een nieuwe regering te vormen. Onder andere door het gesteggel over de vraag hoeveel ministersposten door de partij van de arbeid moesten worden bezet, mislukte die formatie toen.
In maart 1977 was het kabinet van den Uyl gevallen. Door toedoen van het CDA door een meningsverschil over de grondpolitiek. Tijdens een dicussie hierover zei den Uyl: dit is nog maar het begin van het einde, ik bedoel het einde van de christelijke beginselen in de Nederlandse politiek. Het zijn achteraf bezien profetische woorden geweest. In 1987 gaf hij zijn laatste lezing waarin hij pleitte voor een politiek die ook in tijden van bezuiniging de kwaliteit van het bestaan veilig stelt.
Ik denk dat den Uyl zich in zijn graf zou omdraaien als hij zou weten hoe het nu met ons land gesteld is. In de afgelopen twintig jaar zijn de overheidsoverzieningen afgebouwd, is het aantal armen in Nederland en overal ter wereld gestegen en niemand heeft het meer over de kwaliteit van het bestaan. De particuliere consumptie heeft duizelingwekkende proporties aangenomen, maar er zijn meer mensen op de voedselbanken aangewezen dan in de magere jaren tachtig van de vorige eeuw. Er zijn geen woningen voor nieuwkomers op de huizenmarkt, er zijn te weinig mensen werkzaam in de zorg vanwege de slechte beloning, de politie voert actie voor betere werkomstandigheden en het bestrijden van de klimaatcrisis die er volgens vele geleerden aan zit te komen, verloopt heel erg moeizaam. De kerken lopen leeg en het ooit zo hartstochtelijk beleden ideaal van solidariteit met elkaar is vervangen door dat van de individuele autonomie, ieder voor zich, survival of the fittest, een levenshouding die oeroud is, en die er al was van ver voor wat wij nu onze westerse beschaving noemen.
Ja, het punt van de beschaving. Wat valt daarover nog te zeggen in onze tijd? In mijn eigen kleine kring en ook in onze eigen gemeenschap ontmoet ik eigenlijk alleen maar beschaafde mensen. Nou weet ik natuurlijk wel dat je een hele dikke boom kunt opzetten over de vraag wat beschaving nu eigenlijk is, maar mij komt het voor dat je een beschaafd mens wel herkent als je die aantreft.
Een beschaafd mens is iemand die redelijk is, andere standpunten dan de zijne niet bot afwijst en in het algemeen het beste voorheeft met de mensen om hem heen. In het kleine verkeer tussen mensen, zeker onder vrijzinnigen, valt het met die beschaving best nog wel mee. Maar hoe staat het ervoor in de grote wereld? Hoe beschaafd is het om, als het even kan, vluchtelingen niet toe te laten? Hoe beschaafd is het om tegen jongeren te zeggen: je mag studeren, maar straks na je studie zoek je maar uit hoe je van je studieschuld afkomt en hoe je aan een werkkring of een woning komt? Hoe beschaafd is het om gedupeerde mensen jaren en jarenlang aan het lijntje te houden met beloften over schadevergoeding waar niets van terecht komt?
Mijn geklaag over hoe het er met onze beschaving voorstaat, is wel erg negatief. In dat opzicht ben ik wel een kind van deze tijd, want negatieve geluiden zijn er in overvloed, overal en in alle sectoren van de samenleving. Als je je door al die negativiteit laat meeslepen, loop je de kans dat je cynisch wordt, en moedeloos. Het wordt toch nooit beter, wat ze ook beloven of zeggen. Zo’n houding tref je bij grote aantallen mensen aan en het is juist die houding die voer voor populisten is.
Maar populisten bieden geen oplossingen. Hun vuur brandt alleen zolang ze de mensen ontevreden kunnen houden en daar zit je al helemaal niet op te wachten. In plaats daarvan kun je beter te rade gaan bij de vraag of het misschien aan jezelf ligt dat je zo aan het somberen bent.
Ik las uit Matteus, waarin Jezus zegt dat allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, zijn juk moeten opnemen en van hem leren. Omdat zijn juk zacht is zijn last licht. En ja, er zijn ook in deze tijd velen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan. Wat hebben zij dan aan zo’n uitspraak van Jezus die ons belooft rust te zullen vinden als ze hem volgen? En wat hebben wij als vrijzinnigen aan die uitspraak?
Een vrijzinnig mens is maar al te vaak een vat vol tegenstrijdigheden. Hij is religieus, voelt zich verbonden met maar niet gebonden aan het christendom, maar intussen ontleent hij zijn diepste waarden op een vrijwel onbewuste manier toch aan dat christendom, met name als het gaat om de uitspraken van Jezus. Niet als de zoon van god, maar als een charismatische persoonlijkheid, die een blijvende indruk heeft gemaakt op zijn tijdgenoten en zijn volgelingen. Zijn leven en leer hebben ons beïnvoed op een nauwelijks onder woorden te brengen manier.
De levensweg en de woorden en de daden van Jezus zijn voor ons nog steeds een bron van inspiratie, maar wij volgen hem niet slaafs na. Want voor alles zijn wij gehecht aan onze zelfstandigheid, aan onze voorkeur voor de vrije ontwikkeling van onszelf en onze religiositeit. Wij zijn voor honderd procent individu, maar - en dat is weer de tegenstrijdigheid - wij willen onze persoonlijke voorkeuren en geestelijke behoeften in gemeenschappen vorm en inhoud geven..
Vormt de gemeenschap ons of vormen wij de gemeenschap? Het is allebei waar en het is ook vrijzinnig om niet al te lang stil te staan bij dit soort vragen. Vragen waarop geen echt duidelijk antwoord mogelijk is. Filosofen kunnen heel lang stilstaan bij de verhouding tussen gemeenschap en individu, maar hun beschouwingen leveren geen praktische raadgevingen op.
Jezus heeft die raadgevingen wel gedaan. Leer van mij en ik zal jullie rust geven. Hij heeft er mee bedoeld dat je, door van hem te leren, rust in je ziel krijgt. Maar het zachte juk en de lichte last die hij ons in het vooruitzicht stelde, het is niet mogelijk om dat aan den lijve te ervaren. Als je leeft volgens de leidraad van Jezus, maak je je niet druk om je status, je bezittingen of de dag van morgen. Kijk naar de vogels, zegt hij. Zij zaaien niet en maaien niet en vullen hun schuren niet met goederen voor de handel. Maar de schepper heeft ze met veren bekleed om ze te beschermen tegen kou en regen. Let op de bloemen. Zij zijn uitgerust met de prachtigste kleuren die ze ontvingen van moeder natuur. Geen kleed dat je zelf maakt kan wedijveren met hun schoonheid.
Het zijn mooie en bijna dichterlijke uitspraken, maar als je beseft hoe het er in werkelijkheid aan toe gaat, raken die uispraken eigenlijk kant noch wal. Hoe kan je deze aanbevelingen eigenlijk serieus nemen? De mensheid is gaan verbouwen en bouwen, gaan wandelen en handelen. Om voort te kunnen bestaan vond hij economische stelsels uit, en vaardigde hij wetten uit om een ordelijke samenleving tot stand te brengen. Om de veiligheid van volken te garanderen, zijn legers opgericht die op hun beurt juist weer een bedreiging voor de mensheid kunnen vormen. Onze collectieve zelfzucht is nietsontziend. Schraapzucht, hebzucht en gulzigheid, dat zijn de natuurlijke behoeften, dat is altijd zo geweest en het is ook nog zo in onze tijd.
We moeten erkennen dat we daarmee het goede pad niet hebben gekozen. Al fabricerend en consumerend hebben we ons zelf tot slaaf gemaakt van goederen.
Reclame en media hebben van ons gehersenspoelde lijfeigenen gemaakt van de god van het geld. En de ziel is onzeker geworden. We vinden dat het roer om moet, maar hoe dat moet en welke wegen daarvoor bewandeld moeten worden, vooralsnog weten we het niet en hebben ook de boven ons gestelden geen begin van een idee om uit de impasse te komen die het economisme van ons bestaan heeft gemaakt.
Jezus had oog voor de problemen van zijn tijd, maar het gaat hem vooral om de individuele mens en zijn insteek is dat een mens zijn innerlijke kracht moet mobiliseren en ontwikkelen. Het verhaal in Matteüs 14 over Petrus die over het water naar Jezus wilde lopen, is daar een treffende metafoor van. Het verhaal berust natuurlijk niet op de werkelijkheid, maar het is een beeldverhaal dat de toestand van de ziel schetst.
Jezus verbleef aan de rand van het meer van Galilea en zijn discipelen voeren met de boot over dat meer. De boot dreef verder weg en raakte in de greep van de wind. Het water werd onrustig en Petrus zag in de verte een spookgestalte die lopend over het water langzaam naderbij kwam. Angst bekroop hem, maar over het water klonk de stem van de meester: Ik ben het. Wees niet bang.
Petrus wil als een trouwe hond naar zijn meester toekomen. Als u het bent Heer, beveel mij dan om naar u toe te komen. Kom, zegt Jezus en Petrus beweegt zich snel over het water en het leek erop alsof hij ook over het water kon lopen. Maar na een paar passen begaf zijn zelfvertrouwen het en werd hij bang. Hij zonk tot aan zijn hals in het water en dreigde te verdrinken. Maar de hand van Jezus trok hem omhoog en terwijl hij nog in het water lag trof hem het verwijt van de Heer: Kleingelovige, waarom ben je gaan twijfelen?
Vanouds is water het symbool van de ziel en het bewustzijn.Het onbewuste, dat wat zich beneden het bewustzijn afspeelt, is net zo geheimzinnig en angstaanjagend als de diepzee. Onder het water kolken de roerselen en aanvechtingen van de ziel en Jezus is daar meester over. Petrus kan hem daarin een heel eind volgen, maar als het erop aankomt, verrtrouwt hij niet meer op zijn innerlijke kracht. En meteen slokt de ziel met al haar gevaarlijke poelen en kolken hem op.
Dit verhaal gaat over de onzekerheid van de ziel. Petrus is het beeld van de vrome volgeling voor wie ieder stichtelijk woord een onverbiddelijke waarheid is. Totdat een simpele beproeving bewijst hoe wankel zijn geloof eigenlijk is en hoe gering zijn vertrouwen is in wat hem door Jezus is geleerd.
Petrus heeft niet voldoende zelfkennis. Hij ontdekte zijn innerlijke kracht niet en kon er dus ook niet op vertrouwen. De eerste discipel lijkt veel op de meerderheid van de mensheid van vandaag. De meeste mensen geloven alleen wat hun zintuigen hun vertellen en herkennen de berichten van de ziel niet of nauwelijks. De leiders van onze samenleving zijn zodanig in beslag genomen door uiterlijke zaken, dat van vertrouwen op een diepe spirituele bron geen sprake is.
Zelfs als je een minderheid van één bent, de waarheid blijft de waarheid. Het is een uitspraak van Ghandi.
En de waarheid van nu is dat de mensenziel collectief met verwaarlozing wordt bedreigd. Jezus houdt ons voor dat wij moeten vertrouwen op onze innerlijke kracht en die kracht moeten ontwikkelen. Als we dat doen komt de ziel tot rust. Door het zachte juk van Jezus op ons te nemen en zijn lichte last te dragen.