Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Het verhaal van de verloren zoon is vooral een voorbeeld van de manier waarop Jezus spirituele wijsheid doorgaf. Het verhaal over de verloren zoon is onmiskenbaar gnostisch De gnostiek zet in op de mens als drager van zelfstandigheid. Daarbij hoort dat volgens de gnostiek alleen een mens die werkelijk zichzelf is, de oorspronkelijke goedheid in hem zelf kan ervaren. De vader over wie Jezus in deze vertelling spreekt is de onnoembare, onze oergrond, onze essentie die steeds bij ons is en de bron van licht waaruit het lichtvonkje in onszelf is geboren. Als je je verwijdert van die bron raak je afgescheiden van je werkelijke oorsprong en moet je uiteindelijk, gehuld in lompen en levend van varkensafval, op hangende pootjes weer op zoek naar de bron die je eens verliet. Wie op weg gaat als de jongste zoon, kan uiteindelijk vergeten wie hij eigenlijk is en in een schijnwereld van uiterlijkheden terechtkomen waarmee hij zich vereenzelvigt.
Volledige tekst
Bijbeltekst: Lukas 15: 11-32
Het verhaal van de verloren zoon is heel bekend. Bij Lukas is het de derde en laatste parabel van een reeks van drie. De eerste parabel gaat over het verloren schaap, de tweede over het zoekgeraakte muntje en de derde is dan die over de verloren zoon. Het thema van de gelijkenissen is steeds dat gevonden wordt wat verloren was en de vreugde die daarbij hoort.
Het verhaal van de verloren zoon is meer dan een vertelling over de liefde van een vader, het is vooral een voorbeeld van de manier waarop Jezus spirituele wijsheid doorgaf. In de patriarchale cultuur van zijn tijd gebruikt hij het voorbeeld van de twee zoons, hier de zoons van één vader, waarachter een verwijzing schuilgaat naar de betekenis van de zoon als beheerder van het erfgoed van de vader. De moeder wordt niet genoemd, over eventuele dochters horen we niets. Een verhaal over een verloren dochter zou in de tijd van Jezus ook zeker niet zijn aangeslagen.
De parabels over het verloren schaap, het zoekgeraakte muntje en vooral het verhaal over de verloren zoon zijn onmiskenbaar gnostisch. Deze uitspraak heeft enige toelichting nodig, daarom heel in het kort iets over de gnostiek. Gnostiek was een vroege stroming in het christendom, die door de kerk uit de leer is verwijderd.
In de gnostiek bestonden ingewikkelde opvattingen over het wezen van de goede god, de god van christus, en de slechte god, de god van het oude testament. Die opvattingen lenen zich door hun gecompliceerde karakter niet voor een langdurige uiteenzetting in een preek, maar het belangrijkste is om voor ogen te houden dat in de gnostiek ieder mens een godsvonk in zich meedraagt die afkomstig is van het grote licht dat de goede god, de Vader, bij zich heeft en waaruit al die kleine godsvonkjes afkomstig zijn. Omdat ieder mens die godsvonk in zich heeft, is ieder mens dus in principe goed.
Alleen moet die mens leven in een onvolmaakte wereld, gemaakt door de slechte god. Hier zit het eerste grote verschil tussen de gnostische christenen en de kerk. Want volgens de kerk is deze wereld volmaakt geschapen en is er alleen kwaad in de wereld omdat de mens zondig is. Een ander groot verschil tussen de gnostiek en de kerk ligt in de plaats die de mens wordt toebedacht. Volgens de christelijke kerk moet een mens zich voegen bij de kudde en moet hij zich onderwerpen aan de leringen van de priesters. In de gnostiek is dat heel anders.
De gnostiek zet in op de mens als drager van zelfstandigheid. Daarbij hoort dat volgens de gnostiek alleen een mens die werkelijk zichzelf is, de oorspronkelijke goedheid in hem zelf kan ervaren. Het verschil tussen de gnostische opvatting en de kerkelijke zie je scherp in de tekst over het verloren schaap in het Evangelie van Thomas logion 107. Daar zegt de herder van honderd schapen, als hij eindelijk het verloren schaap heeft gevonden tegen dat schaap: jij telt voor mij meer dan die negenennegentig die niet weggelopen zijn.
Hier wordt dus niet gezegd dat de herder het schaap terugbrengt naar de kudde. Of het schaap wel of niet terugkeert naar de kudde doet er niet toe. Wat er wel toe doet is dat het verdwenen schaap door de herder geprezen wordt en zelfs door hem verkozen wordt boven de schapen die in de kudde achterblijven. Jij telt voor mij meer dan die negenennegentig. Je ziet het direct: er is een wereld van verschil tussen een schaap dat weer in de kudde opgenomen wordt en een schaap dat geprezen wordt omdat het zijn eigen weg verkiest te gaan. In de gnostische benadering wordt de mens in spiritueel opzicht als een individu gezien dat je moet aanmoedigen om nieuwe ongebaande wegen te verkennen. In de kerkelijke benadering wordt dit juist ontmoedigd: je hoort bij de kudde en als je je daarvan afscheidt ben je zondig, verdien je straf voor je eigenwijsheid.
Zo kun je het verhaal van de verloren zoon ook met gnostische ogen lezen. De jongste zoon trekt de wereld in, de oudste blijft thuis. Je kunt de twee zonen zien als de verschillende kanten van onze menselijke persoonlijkheid. Die twee kanten samen - de thuisblijver en de vertrekker, de avonturier en de behoudende - vormen het geheel van onze drijfveren dat ons wezen bepaalt. De jongste zoon wil zich ontwikkelen. Hij zet zich af tegen de situatie waarin hij zich bevindt en hij wil de wereld intrekken, de natuur verkennen, de veelheid van de dingen ervaren. Dat gebeurt in ieder mensenleven, vanaf het kleine kind tot en met de volwassen en ouder wordende mens. In ieder gezin zet een kind zich vroeg of laat tegen zijn ouders af, wil hij de omgeving buiten het gezin betreden. In de verloren zoon geeft de vader hem zijn erfdeel en zegt: ga je gang, experimenteer, ga op onderzoek. Ik vraag je niets, doe wat je wilt.
Deze vader is natuurlijk niet zo maar een vader. De vader over wie Jezus in deze vertelling spreekt is de onnoembare, onze oergrond, onze essentie die steeds bij ons is en de bron van licht waaruit het lichtvonkje in onszelf is geboren. Als je je verwijdert van die bron raak je afgescheiden van je werkelijke oorsprong en moet je uiteindelijk, gehuld in lompen en levend van varkensafval, op hangende pootjes weer op zoek naar de bron die je eens verliet. Wie op weg gaat als de jongste zoon, kan uiteindelijk vergeten wie hij eigenlijk is en in een schijnwereld van uiterlijkheden terechtkomen waarmee hij zich vereenzelvigt.
In onze westerse welvaartmaatschappij ziet de verloren zoon er niet meer zo uit als in het verhaal van de verloren zoon wordt gesuggereerd. Hij ziet er niet uit als een landloper of een zwerver.
De moderne verloren zoon of dochter gaat vaak keurig gekleed de wereld rond. Per auto, trein of vliegtuig. Hij telefoneert, mailt, sms't en bedient zich van de modernste apparatuur. Hij volgt de beurskoersen en surft langs het internet op zoek naar de allerlaatste informatie over alles wat hem interesseert. En als hij behoefte heeft aan afleiding, gaat hij op facebook op zoek naar volgers.
Maar de moderne verloren zoon is ook de zoon die in de goot ligt, die onder invloed is van alcohol of drugs, lid is van een jeugdbende, als hooligan door het leven gaat en lak heeft aan alles wat de maatschappij van hem vraagt, auto's steelt en ouden van dagen bedreigt, discrimineert en protesteert tegen iedereen die anders denkt dan hij en alles verwerpt wat even niet in zijn kraam te pas komt.
De verloren zonen van onze tijd, vaak kunnen zij zich permitteren wat zij willen en nog vaker komen zij overal mee weg, maar in de gnostische opvatting zijn zij vergeten waar zij vandaan kwamen en is het kleed van licht waarmee zij op de wereld kwamen aan alle kanten gerafeld.
Dat is, heel in het kort, de enigszins gnostische manier waarop je de verloren zoon kunt duiden. Het is ongetwijfeld de bedoeling van de Evangelisten geweest om ons via hun vertellingen attent te maken op wat wij uit het oog verliezen als wij ons laten meesleuren in de wereld van het uiterlijk vertoon en de goede sier van onze werken. Het contact met de bron van alle zijn wordt daardoor verbroken en wij blijven stuurloos en doelloos achter, zonder kennis van wie wij eigenlijk zijn: kinderen van het licht.
Zo'n uitleg spreekt aan, maar laat je toch ook ietwat hulpeloos achter. Want wat betekent het in de alledaagse praktijk van ons leven eigenlijk dat kinderen zich op een andere manier ontplooien dan hun ouders voor ogen stond?
Het terugdenken aan onze jeugd zal voor iedereen een verschillend karakter hebben, voor de een is die jeugd iets geweest wat hij het liefst maar wil vergeten, voor de ander is het een periode van onbezorgdheid en inspiratie geweest. Allemaal anders, allemaal verschillend. En wij hebben ons ook allemaal op de een of andere manier ontplooid, al dan niet met succes gestreefd naar de vervulling van ons leven en wij hebben dat gedaan op onze eigen manier. Vanuit het fundament van onze opvoeding, hoe dat fundament ook was, zijn we gegroeid naar de mensen die wij nu zijn.
Maar door alles heen deed en doet zich de invloed gelden van de tijd waarin wij leefden en leven en voor de vragen die die tijd oproept, hebben de Evangelisten natuurlijk geen gedetailleerd recept.
Er zal ongetwijfeld een tijd zijn geweest waarin jongeren door ouderen de kennis werd bijgebracht die ze nodig hadden om aan de eisen van de samenleving te voldoen, maar als ik de meewarige blik zie waarmee jongeren naar mijn antiek model mobiele telefoontje kijken (nog niet eens het oudste model smartphone, maar een Nokia ding met toetsen), dan ontstaat bij mij geen superioriteitsgevoel over alles wat ik jongeren kan leren. Ik ben voor heel veel dingen die te maken hebben met de technologie die op allerlei terreinen van ons leven is binnengedrongen, afhankelijk van de kennisvoorsprong van mijn kinderen en kleinkinderen. Ik schaam me er niet voor, maar het zet je wel aan het denken over de vraag hoe goed of niet goed het is dat niet je kinderen van jou, maar jij van je kinderen moet leren hoe je omgaat met de technische aspecten van het bestaan. Ik heb er niet echt moeite mee, maar het voelt af en toe wat ongemakkelijk.
Zeker als ook de emotionele bindingen daar door worden beïnvloed. In de praktijk kom ik daar wel eens een voorbeeld van tegen. Laatst nog. Een ouderpaar vroeg me om aanwezig te zijn bij een gesprek met hun dochter. Er was al een tijd geen contact geweest, de ouders vroegen zich af of ze een grief tegen hen had en waarom dat zo zou kunnen zijn. In het gesprek dat uiteindelijk plaatsvond, bleek er niets wezenlijks aan de hand te zijn. Alleen had de dochter het zo druk dat zij geen tijd had om op de gewone, conventionele manier met haar ouders om te gaan. Zelf onderhield zij al haar informele contacten via Facebook, maar haar ouders deden daar niet aan en dus kwam het er niet van. Dat was het dus, meer niet. Ik verkeer zelf in de gelukkige omstandigheid dat mijn kinderen niet aan Facebook doen en nog wel de tijd hebben om ons persoonlijk te bezoeken, maar ik dacht later toch wel bij mezelf: is het wel goed dat ouderen geen zin hebben om mee te doen aan social media, sluiten ze zich daardoor niet uit van de aandachtssfeer van degenen die er wel gebruik van maken.
Intussen zijn er natuurlijk ook ouders die iedere greep op hun kinderen hebben verloren door de leefstijl van die kinderen. Merkwaardig genoeg hoor en lees je er niet zoveel meer over, maar veel van mijn leeftijdgenoten raakten nog niet zo lang geleden hun kinderen kwijt aan verslavingsziekten, vooral door heroïneverslaving. De meesten van ons zullen zich de geschiedenis van de moeder van David S. nog wel herinneren. Het verhaal van een moeder die haar zoon verliest aan drugsverslaving, maar hem toch niet kan loslaten.
Paul van Vliet heeft er een mooi lied overgeschreven en ik laat het horen. Het lied geeft in al zijn eenvoud precies weer wat er gebeurt als een verloren zoon niet meer kan terugkeren naar de bron van liefde die hem voortbracht. Zelfs de moeder die hem grootbracht kan dan niet meer herstellen wat voorgoed beschadigd werd: de band met de grond van alle zijn, die liefde is en licht en altijd blijft als de verlorene ernaar op zoek wil gaan en er naartoe terug wil keren.
Paul van Vliet: het touwtje uit de brievenbus
Ze zeggen:
Laat hem los
En laat hem niet meer binnen
Ze zeggen:Laat hem gaan
Hij moet het overwinnen
Ze zeggen:
Niet erheen
Je kunt hem niets meer geven
Ze zeggen:
Deur op slot
Je hebt ook een eigen leven
Maar ik heb hem toch gevoerd
Hap voor hapje
Ik heb hem leren lopen
Stap voor stapje
Sinaasappels
Buitenlucht
Boterhammen mee
Wandeld samen hand in hand
Rennend langs de zee
Een tikje op zijn vingers
Een pluimpje op zijn hoed
Een klopje op zijn schouder
Van jongen jij gaat goed
Een glimlach van vertrouwen
Er wordt van jou gehouden
Die hele lange weg
Die wij samen zijn gegaan
Nemen geven
leren leven
eigen benen staan
Mijn hart, mijn huis
Mijn beide armen
Stonden altijd open
En een touwtje uit de brievenbus:
Hij kon zo naar binnen lopen
Maar ze zeggen:
Laat hem los
Niet meer met hem praten
Ze zeggen
Laat hem gaan
Je moet het overlaten
Dus ik ga daar niet meer heen
Ik maak daar niet meer schoon
Ik heb mijn eigen leven
Maar ook dat van een zoon
Die ik heb gevoerd
Hap voor hapje
Die ik heb leren lopen
Stap voor stapje
Sinaasappels
Buitenlucht
Boterhammen mee
Wandelen samen hand in hand
Rennen langs de zee
Hij is weer even hulpeloos
Als dat kereltje van toen
Maar ik laat hem nu alleen
Ik mag nu niets meer doen
Toch laat ik voor de zekerheid
Mocht hij naar huis verlangen
Dat touwtje uit de brievenbus
Voorlopig nog maar hangen