Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Jezus knoopt aan bij de ervaring van mensen en hij doet dat zo, dat op die manier een beeld gevormd wordt waarin de aangesprokene zich herkent. En waardoor van binnen een verandering optreedt en het zicht op de dingen zich wijzigt. Dat is het wezen van een gelijkenis: de omvorming van het bestaande in een heel andere beleving.
Overdenking (de zaaier)
De gelijkenis van de zaaier heeft, althans voor mij, een grote zeggingskracht. Het is veel meer dan een verhaaltje over een boer die zaad over een akker uitstrooit, want in deze gelijkenis gaat het vooral over de lotgevallen in een mensenleven. Het is niet moeilijk om dit verhaal zo te lezen.
Bij het zaaien viel een deel langs de weg en de vogels kwamen en aten het op. Dit zaad kreeg geen kans om te ontkiemen, het was al weg voordat het de kans kreeg om wortels te laten groeien. Het doet mij denken aan de mensen die geen enkel gevoel kunnen opbrengen voor een levenshouding die religie als een richtsnoer ziet voor de manier waarop je in het keven kunt staan. Het zijn de rabiate atheïsten. Als je met hen spreekt over geloof kun je meestal rekenen op een meewarige glimlach. De voorstelling van een Schepper die aan de bron van ons leven staat, zien zij als vruchteloze hersenspinsels, of als kinderlijke domheid. Volgens hen zijn mensen niks anders dan biologische wezens, onderworpen aan de wetten van de natuur, verwikkeld in de strijd om het bestaan en bezig om zolang mogelijk gezond te blijven, maar dat is het dan ook. Meer is er niet.
Het zijn overigens niet alleen de atheïsten die zo denken. In het mensbeeld van heel veel tijdgenoten komt een mens ter wereld en verdwijnt hij weer. Als je een beetje geluk hebt heb je in die tussentijd een goed leven en heb je ook nog een beetje genoten. Meer willen we niet weten, hou dus maar op met je gezwatel over de geheimen van de schepping en je zweverige vragen over de zin van alles in dit leven. De mensen die zo spreken en denken hebben geen tijd en belangstelling voor wat ik zou willen noemen de diepere dingen des levens. Ze zijn verdwaald in hun materiele verlangens en verdoofd door de aansporingen van de commercie om nog meer comfort voor zich zelf te regelen en nog meer bezittingen te verwerven. Een groter huis, een duurdere auto, de nieuwste smartphone, verder gaat het niet. Ik veroordeel deze mensen natuurlijk niet, maar ik benijd ze ook niet. Ze hebben hun gevoel voor de schoonheid en de troost die ook in deze wereld zijn verloren en zonder zich daarvan bewust te zijn is hun bestaan in wezen leeg en doelloos.
In de gelijkenis was er ook het zaad dat op steenachtige plaatsen viel. En omdat het geen diepe aarde had schoot het terstond op. Maar toen de zon opkwam verschroeide het en verdorde het omdat het geen wortel had. Hier gaat het over die mensen, die de boodschap aantrekkelijk vinden en er wel iets mee willen doen. Maar ze aarzelen. Ze zijn opgegroeid in geestelijk klimaat waarin ze is geleerd dat je wantrouwig moet zijn tegenover je diepere gevoelens, dat je je gemoedsaandoeningen niet de vrije loop moet laten maar dat je beheerst moet zijn, altijd. Ze geven zichzelf de kans niet om in de diepte te groeien, rust te leren vinden, de dingen niet alleen aan te horen en dan weer weg te drukken, maar ze te laten ontplooien in hun innerlijk, ze te laten uitgroeien tot intens beleefde waarheden.
Deze mensen hebben nog niet ontdekt dat alles wat waar is en moet groeien, tijd nodig heeft. Tijd en geduld, ons leven heeft dat nodig om te rijpen. Maar veel mensen leven vanuit een zekere benauwdheid voor onbekende dingen. Ze laten die niet toe in hun zieleleven, want ze hebben niet voldoende vertrouwen. Ze vertrouwen zichzelf niet helemaal en geven zich daardoor niet de kans om innerlijk te groeien en tot wasdom te komen.
En dan zijn er de mensen die het zaad zijn dat door de dorens werd verstikt. Deze mensen zullen van goede wil zijn en begrijpen wat er gezegd is over zorgeloosheid, openheid van hart, goedheid en geduld, maar ze kunnen het niet in praktijk brengen. Want de omstandigheden beletten het, er zijn allerlei dorens die het in de weg staan. Plichten, opgaven, taken en andere mensen, eisen die gesteld worden, dingen die een obstakel vormen, het is teveel, er valt niet tegen te vechten.
Deze mensen zeggen: het is een mooi concept, dat Rijk van God, maar het past niet op onze menselijke kalender. Openheid van hart is niet te verwezenlijken in het werk van alledag. Het hemelrijk is iets anders dan de bureaucratie waar we mee te maken hebben.
Het gaat ons te boven en we staan er machteloos tegenover.
De distels verstikten het zaad. Mijn gedachten hierbij gaan uit naar de mensen die zichzelf overwoekerd voelen door hun medemensen. Andere mensen zijn groter dan zij zelf, zij staan in hun licht of zij hangen als klimplanten tegen hen aan. De mensen die hiervan te lijden hebben, verliezen de energie die ze nodig hebben, hun leven wordt voortdurend verstikt door eisen van buitenaf, door de verwachtingen van anderen. Uiteindelijk duikt degene die verstikt wordt, weg in zichzelf en wil hij eigenlijk alleen maar dat het allemaal ophoudt.
Zo iemand kan het geloof in zichzelf verliezen. Hoe zou je zo iemand kunnen troosten en zo kunnen opbeuren dat hij of zij een ander perspectief gaat ontwikkelen? In zo’n situatie doet elk advies van buitenaf pijn, hoe goed het ook is bedoeld. Alle beroepsadviseurs in psychische aangelegenheden stropen natuurlijk hun mouwen op en weten precies welke cursus je moet bezoeken en welke techniek je moet toepassen, dat je positief moet denken en dat je al je energie moet inzetten, dat je op een totaal andere manier moet omgaan met jezelf. Ze storten zich op je als vogels op de broodkruimels, maar in feite pikken ze het zaad uiteen inplaats van het zaad wortel te laten schieten.
Jezus volgt een heel andere benadering. Hij knoopt aan bij de ervaring van mensen en hij doet dat zo, dat op die manier een beeld gevormd wordt waarin de aangesprokene zich herkent. En waardoor van binnen een verandering optreedt en het zicht op de dingen zich wijzigt. Dat is het wezen van een gelijkenis: de omvorming van het bestaande in een heel andere beleving.
Als dat proces in gang komt, is er sprake van het zaad dat in goede aarde valt. En een paar korrels zijn dan voldoende om de negatieve balans te doen omslaan naar een positieve. Dan kan het gebeuren dat de mens waar het om gaat, zich opricht tegen alle dorens en distels en tegen zichzef zegt: "wat ik ben laat ik mij niet ontnemen, ik laat in mij groeien wat daar leeft en ik laat het niet aantasten door alles wat het van buitenaf verstikt".
Of hij kan zeggen: " ik wil niet verder leven zonder bodem in mijn bestaan. Ik laat me niet meer heen en weer slingeren. Ik neem de rust om helderheid te krijgen over de vraag waar ik sta.
Ik ben even goed een mens als alle anderen. Voor mijn kindertijd en jeugd ben ik niet verantwoordelijk, maar nu ik volwassen ben kan ik erover nadenken hoe de rest van mijn leven eruit moet zien. Dat is een kwestie van mijzelf en van niemand anders".
Jezus keert zich met kracht tegen de twijfel. De opbrengst, zo zegt hij, zal honderdvoud zijn. En als dat misschien te veel is, dan toch zestig procent, of misschien maar dertig procent. Iets is al voldoende en dat iets geeft voldoende moed om te geloven dat alles goed kan komen. Zijn boodschap is die van de hoop. tegen de wanhoop en de verduistering die de mens van zijn geestkracht kan beroven.
De gelijkenis van de zaaier is een wonderlijke, tijdloze gelijkenis. Wat daarin wordt gezegd heeft geen betrekking op een algemene toestand of een specifieke situatie, maar richt zich op het individu. Iedereen is zelf, met zijn eigen leven, speciaal genoeg en daar richt deze vertelling zich op.
Dat is helemaal in strijd met de gangbare manier waarop over mens en God werd en wordt gesproken. In de tijd van Jezus en ook nog eeuwen daarna werd nadenken en spreken over God voorbehouden aan een bepaalde klasse of stand van priesters of theologen. De pretentie van dat denken en spreken was, dat dit logisch en systematisch was. Tenslotte mondde dit uit in een duidelijke leer en in ondubbelzinnige antwoorden op alle vragen. Als men die leer kende en uit het hoofd kon reproduceren, dan was men een vroom en gelovig mens en hoorde men erbij.
Maar als we de gelijkenissen van Jezus goed tot ons laten doordringen, dan wordt duidelijk, dat hij deze manier van spreken over God afwijst en bestrijdt. Hij heeft niet het oog op een algemene leer die voor iedereen zou moeten gelden, hij heeft alleen aandacht voor wat een mens persoonlijk beleeft en ervaart en hoe hij daar in zijn hart mee omgaat.
Onlangs had ik een bijeenkomst met een aantal gelijkgestemden. Het waren vrijzinnigen die mij hadden uitgenodigd om aan te schuiven bij een etentje met het verzoek om tijdens het diner een voorzetje te geven tot een spirituele gedachtenwisseling. Het werd een genoeglijke avond met mooi eten en een mooi gesprek. Maar tegen het einde van dit gesprek werd mij door een van de disgenoten een lastige vraag gesteld. Hij vroeg: als u nu terugkijkt op uw leven, wat is het dan dat u zou willen zeggen tegen de mensen die daarvoor belangstelling hebben? Wat zou u dan als uw verdienste zien van wat u hebt beleefd en gedaan?
Dat vond ik geen gemakkelijke vraag, maar ik wilde niet de vluchtweg nemen van een tegenvraag aan hem wat hij in dit geval zou zeggen. Na enig nadenken zei ik: tegen de tijd dat ik mijn ogen sluit wil kunnen zeggen dat ik mijn hele leven heb geprobeerd om anderen vrij te laten in wat ze zeggen en doen en in feite komt dat erop neer dat ik er steeds naar heb gestreefd om anderen de vrijheid te gunnen die ik zelf ook wil hebben. Dat werd door mijn gesprekspartner gezien als onverschilligheid, maar daarin werd hij niet bijgevallen door de andere aanwezigen. En zelf vind ik dat ik met het vrij laten van anderen probeer om naar de geest van het Evangelie te handelen.
Wij mensen. wij zijn er, wij zijn onderweg, wij zoeken, wij zijn in veel dingen onwetend, wij zijn onvolmaakt, wij zijn wezens met gevoel, wij zijn niet zuiver geestelijk, wij balanceren tussen dwaasheid en waarheid. En dat komt omdat wij niet in een ordelijke wereld wonen die volgens ijzeren wetten voorspelbaar en maakbaar in elkaar is geschroefd. De spanningen die dat oplevert kunnen wij niet opheffen door alles uiteen te rafelen en in vakjes te sorteren. Juist uit die spanningen, uit die tegenstellingen groeit het leven.
Het is net als bij muziek. Elke toon, hoe hij ook gevormd wordt, kan harmonie oproepen of disharmonie. Religie bedient zich van de taal van dichters, componisten, de klanken van muziek - en van de woorden van een gelijkenis. Dat brengt ons geen wereldbeschouwing, maar bij zoveel vragen waarvoor wij staan, geeft het ons toch een indicatie, een bepaalde richting. Bij die vragen speelt de vraag naar goed en kwaad een vooraanstaande rol. Als we geconfronteerd worden met de vraag wat er met het kwaad moet gebeuren, hebben we in het algemeen maar één antwoord: ingrijpen, handelen, uitroeien en vernietigen. En juist dit antwoord zaait alleen maar dood en verderf.
Er is ook een ander antwoord, een wijzer antwoord. Als het juist is dat er eigenlijk geen goed is zonder kwaad, dat zonder duisternis geen licht is, dan moeten we terughoudend zijn en Gods water over Gods akker laten lopen.
Bij geen enkel echt menselijk probleem is het een kwestie van alleen maar goed alleen maar kwaad, van alleen maar zwart of wit, juist of verkeerd. Alles kan goedkomen, alles kan terechtkomen, als we het vertrouwen bijven behouden dat tenslotte alles voorbij gaat, ook de meest verschrikkelijke dingen.
Als wij eens gewoon onszelf en anderen lieten leven en groeien en net als de zaaier rustig afwachten wat de opbrengst uiteindelijk is, zou dat niet een beter motto zijn dan voortdurend sleutelen aan wat ons niet aanstaat? In de gelijkenis die ik besprak wordt daar een lans voor gebroken.