Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Hoe wij ons leven inrichten en vorm geven is een zaak tussen ons en onze ziel. Het gaat om de vruchten die ons leven geeft, niet wat dat voor vruchten hadden kunnen zijn als we dat vergelijken met anderen. Het gaat om onze eigen weg, dat is de enige weg die we kunnen volgen zonder met alles en iedereen in conflict te komen. Ons laten inspireren voor die eigen weg, meer wordt van ons niet gevraagd.
Volledige tekst
Religie, mensen die de stem van God volgen. Hoe ingewikkelder je erover schrijft, hoe meer etiketten je erop plakt, hoe minder ervan over blijft. Religie, je moet het beleven, en iedere theorie of omschrijving die je erop loslaat ontdoet die beleving van zijn geheim, van zijn rijkdom. Je kunt het misschien het beste vergelijken met hoe je de natuur ondergaat en hoe je daar nauwelijks zo over kunt vertellen dat je toehoorder ook bewogen raakt van de natuurervaring die je had. Je kunt wel zeggen "ik ben onder de indruk van de schoonheid van de natuur", maar dan gebeurt er niets. Je verwijst dan naar de natuur zoals je naar een voorwerp verwijst. "Daar is een deur", of "dit is een tafel". Het is waar wat je zegt, maar je geeft eigenlijk niets door van wat zich in je roert als je schoonheid of harmonie beleeft.
De ambtelijke berichten over religie of natuur zitten trouwens in die categorie van "daar is een deur" of "dit is een tafel". Religie wordt ingedeeld naar het aantal kerkgangers en hoeveel kerkgenootschappen er zijn. Natuur wordt ondergebracht in nota's zoals de nota "Ecologische Hoofdstructuur," ze verbinden de natuurgebieden door "corridors", ze maken "ecoducten" en ze hebben het over de toegenomen "biodiversiteit". Het gaat over "agrarisch natuurbeheer" en de "habitatrichtlijn." Het is een vakjargon dat erop gericht lijkt om iedere beleving of verbeelding die je zou kunnen hebben direct te doden. Daar konden ze vroeger op school trouwens ook wat van. Ik herinner me nog hoe verwachtingsvol ik uitkeek naar het vak natuurijke historie. In mijn kinderlijke onschuld dacht ik dat we naar buiten zouden gaan en wij dan alles te horen zouden krijgen over de bloemen en de bomen en de planten. Hoe ze heten, waar ze groeien en waarom, de dieren in het veld, hoe ze zich in het leven houden, waar ze zitten en hoe dat allemaal op elkaar inwerkt. Maar de lessen natuurlijke historie brachten niets van dat alles. In het klaslokaal, met een dik boek voor je waaruit je de hoofdklassen, de orden de families en de soorten moest leren. Iedere ochtend keek ik met grote verwondering naar de kunstig geweven spinnenwebben in de tuin achter ons huis, maar bij natuurlijke historie leerde ik over die spinnen alleen dat ze tot de klasse der geleedpotigen behoren. Sommige informatie is dodelijk voor je verbeeldingskracht.
Als je ervaart dat het in een sloot wemelt van de kleine visjes en allerlei andere soorten beestjes en al die levendigheid je oog ernaar toetrekt zonder dat je daar op uit was, dan is dat een bijna religieuze ervaring en toch iets heel anders dan de constatering dat de sloot meer dan voldoende biodiversiteit huisvest.
Biodiversiteit of aantallen kerkgangers? Velden, akkers, bossen, gewassen, een wei met koeien of paarden, een hutje op de hei, riviertjes en kleine waterloopjes, weggetjes die het landschap doorsnijden en mooie vergezichten als je over de akkers uitkijkt, een kerkje in de verte en sober klokgelui uit ijle nevels voor een boerenbegrafenis, daar heb je het over als je het over een andere belevingswereld hebt.
De bijbelschrijvers hebben dit begrepen. In de bijbel tref je nauwelijks definities of ordeningen aan. De teksten geven weer wat er waar gebeurde.
En hoe dat door de hoofdrolspelers ervaren is, wordt menigmaal aan je eigen verbeelding overgelaten. Neem nou het verhaal van Abraham in Genesis 12 dat ik zojuist voorlas.
God zei tegen Abram: verlaat je land, je familie, je naaste verwanten en ga naar het land dat ik je zal wijzen. En Abram, zo staat het er droogjes, ging zoals de Heer het hem had opgedragen.
Volgens het verhaal leefde hij in het land tussen de rivieren, Eufraat en Tigris, ergens in Mesopotamië dus. En in een tijd waarin je familie veel meer betekende dan een aantal verwanten waarmee je contacten onderhoudt. De familie waar je in die antieke tijd deel van uitmaakte, daarvan was je in alle opzichten, economisch, sociaal en maatschappelijk, afhankelijk. Als je het verhaal naar onze tijd zou overzetten, dan zou het er ongeveer op neerkomen dat God tegen een directeur/eigenaar van een groot en bloeiend familiebedrijf zegt: zeg je baan op, neem afscheid van je familie en je bedrijf en ga naar een ander land. Je hoort nog wel welk land. Ja ja, ik moet nog zien dat zoiets heden ten dage zonder slag of stoot zou gebeuren.
Het verhaal van Abram zal wel niet historisch zijn. Het zal uit de pen van een schrijver zijn gevloeid om duidelijk te maken dat een mens in staat is om in zijn leven een beslissende koerswijziging aan te brengen en zo'n wending, zo'n draai van 180 graden, alle levens van zijn nakomelingen beïnvloedt. Want de belofte die Abram krijgt is, dat hij een groot volk zal voortbrengen. En dat kon niet in zijn eigen land, daar moest ie voor naar Kanaän. Het wegtrekken van eigen huis en haard zoals dat hier letterlijk staat, is symbolisch bedoeld. Het staat voor het radicaal veranderen van patronen, afscheid nemen van het leven waaraan je bent gewend.
Aan het karakter van de hoofdfiguur, Abram, wordt geen woord gewijd. Dat moet de lezer maar invullen. Het enige dat we erover vernemen is, dat hij de stem van God volgde. En als we God zien als de drager van ons zielenleven, dan volgde hij dus de stem van zijn ziel en dat was voor hem de inspiratie om zijn eigen weg te gaan.
Want de stem van je ziel, dat is je bron en om bij die bron te komen moet je tegen de stroom inzwemmen. En daar komen we weer een beetje bij de vragen van onze tijd. Er zijn veel, heel veel mensen in onze tijd die het gevoel hebben dat we bij alle geweldige ontwikkelingen die we tot stand hebben gebracht, onderweg, in de stroom die ons heeft meegevoerd, iets zijn kwijtgeraakt.
Wat dat nu precies is, is niet zo gemakkelijk te benoemen, maar het gevoel van gemis dat we hebben, dat heeft iets te maken met het verlies van onschuld, met een gebrek aan duidelijkheid over wat wel en niet geoorloofd is en met de lauwe houding die we hebben als het gaat over morele zaken.
Er zijn hordes mensen die daardoor een verlangen naar het eenvoudige leven ontwikkelen en kiezen voor vakanties in de natuur, voor het wonen op het platteland en gesprekken met de bomen en de planten. Of dat altijd helpt, is de vraag.
Want als de kersverse eigenaar van de woonboerderij in een afgelegen provincie om zes uur wordt gewekt door het bulderend geluid van de eerste trekker die de werkzaamheden voor de oogst aankondigt, klaagt hij bij het stadsbestuur over alle boerenoverlast.
En de geur van varkensmesterijen, de hordes vliegen die op paardenmest afkomen, het af en aan gerij van de loonbedrijven, zij horen ook bij dat fantastische en gemoedsrust brengende landleven.
Uiteindelijk, in alles wat je allemaal onderneemt, kom je weer bij jezelf uit. Je kunt huizen als kastelen bouwen, je kunt alles wat deze wereld te bieden heeft tot je nemen, uiteindelijk is het toch wat zich in jezelf roert dat beslist of je vrede hebt of in oorlog blijft met al je onvervulde wensen en verlangens.
God sprak tot Abram, zo staat het er. En wat hij van Abram wilde, dat was dat hij zichzelf zou zijn, dat hij gehoor zou geven aan de stem in zijn ziel. Zo is het ook met onze God. Onze God wil dat wij leven zoals wij zijn, als onszelf, met de mogelijkheden die ons zijn geschonken en toevertrouwd. Ons leven is ons geschonken, we hebben er niets voor hoeven doen om geboren te worden. Met dat leven mogen we iets doen, daar mogen we iets van maken, want het is helemaal van ons. En onze ziel, de woonplaats van het goddelijke, beoordeelt ons alleen op grond van wat wijzelf zijn. Hoe wij ons leven inrichten en vorm geven is een zaak tussen ons en onze ziel. Het gaat om de vruchten die ons leven geeft, niet wat dat voor vruchten hadden kunnen zijn als we dat vergelijken met anderen. Het gaat om onze eigen weg, dat is de enige weg die we kunnen volgen zonder met alles en iedereen in conflict te komen. Ons laten inspireren voor die eigen weg, meer wordt van ons niet gevraagd.
Van daaruit kunnen we dan ook zeggen: "ik geloof". Ik geloof op mijn manier, een ander doet het misschien anders, maar zo geloof ik. Zelfstandig, volwassen en persoonlijk. Dat kan ik doen omdat mijn waarde en mijn waardigheid mij geschonken zijn door de God die in mij leeft en mij de opdracht heeft gegeven om mijn eigen maat te vinden en te waarderen.
Door dit zo te doen, kunnen we ons ruimhartig opstellen in plaats van kleingeestig. Kunnen we de ander in zijn waarde laten en hoeven we niet voor te dringen of ons op de voorgrond te plaatsen. Het is het uitgangspunt van onze vrijzinnigheid en we kunnen er blij mee zijn. Laten we dat vieren, vandaag op deze dag waarop we het begin van het nieuwe winterseizoen inluiden met ons thema inspiratie voor een eigen weg.