Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Ik denk dat je wel kunt zeggen dat bezinning op onze toekomst, het ontwikkelen van eerbied voor wat de schepping ons heeft gegeven, zou hebben gepast in de prediking van Jezus als hij in onze tijd had geleefd. Die bezinning en die bewustwording van onze rol in de wereld, dat is de opdracht aan een religieus mens.
Volledige tekst
Bijbeltekst: Leviticus 25: 36-37
Als ik me verplaats, dan doe ik dat meestal met de auto, maar onlangs ging ik per trein naar Amsterdam. Ik moest uitstappen op station Sloterdijk, waar ik door iemand zou worden opgehaald. Eenmaal buiten de stationshal gekomen, overviel me direct het gevoel dat ik hier niet thuishoorde. Ik stond op grote stoeptegels en ik keek op niets anders uit dan asfalt en beton. Voor mij lag een enorm verkeersplein met daaroverheen een betonnen viaduct en reeksen stoplichten waar rijen auto's voor wachtten. Er was geen boom, geen struik en geen strookje gras te bekennen. Het was een decor voor een sf-film over een planeet waar mensen voor straf worden heen gestuurd. Ik voelde me erdoor geïntimideerd, zo als een boertje van buiten dat voor het eerst van zijn leven in de grote stad komt. Het was ook een vervreemdende ervaring, deze omgeving van stenen, staal en beton waarin geen enkel spoortje natuur te bekennen was. Menselijk vernuft had deze plek ontworpen en gemaakt en de natuur was er definitief verdwenen en begraven onder een dikke laag asfalt.
De meesten onder ons zullen zich nog wel de tijd van de wederopbouw herinneren na de Tweede Wereldoorlog. Er was veel schade aangericht, de straten waren jarenlang niet onderhouden, havens waren niet op diepte gehouden, landbouwgronden waren verwaarloosd en er was een tekort aan alles. Er waren te weinig woningen, we konden niet teren op de goedkope producten uit Oost-Indië en de handel in goederen kwam moeizaam in beweging. Maar via de Marshallhulp uit Amerika kwam de boel weer op gang en ging het vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw in steeds hoger tempo naar herstel en verbetering toe. De industrie leefde op en onder de invloed van de gezamenlijk beleefde ellende onder de Duitse bezetting was een saamhorigheidsgevoel ontstaan dat de scherpte van de onderlinge tegenstellingen een beetje wegnam. De jaren van de wederopbouw waren in economisch opzicht een wonder en ik herinner me uit mijn jeugd dat het overheersende gevoel er een van trots was op alles wat werd bereikt.
Dat is nu anders. Wie om zich heen kijkt ziet dat al die economische activiteit de wereld grondig heeft veranderd. Er is veel natuurgebied opgeofferd aan de noodzaak om steeds meer en bredere verkeerswegen aan te leggen, de landbouw is veranderd in een agrarische industrie die enorm afhankelijk is geworden van energie in de vorm van olie, benzine of elektriciteit, de overgang naar de bio-industrie heeft mestoverschotten veroorzaakt die het onderwerp van fijnmazige regelingen zijn geworden. Het productieproces van voedingswaren is zo ver van de natuur af komen te staan dat voor kinderen speciale excursies naar boerderijen op touw worden gezet. Op die manier komen ze tot de ontdekking dat melk niet alleen uit een pak komt en groenten van het land komen in plaats van de supermarkt. We hebben de natuur volkomen ondergeschikt gemaakt aan onze behoeften en het resultaat maakt veel mensen onrustig en ongerust: hoeveel ongerepte natuur houden we nog over, waar is het eind aan de kaalslag in dienst van de mens?
Ik ben opgevoed vanuit de gedachte dat een goede economie ook goed is voor het milieu. Maar inmiddels is wel duidelijk dat dat niet waar is. Hoe rijker wij worden, hoe armer de natuur. Zo langzamerhand dringt dit inzicht bij steeds grotere groepen door en nu is de vraag: hoe stoppen we dit proces van uitbuiting en exploitatie van de natuur die ons omringt? Preken helpt niet, waarschuwingen uitdelen helpt ook niet echt. Ik denk dat het vruchtbaarder is om na te denken over de ingebouwde weeffouten in onze manier van denken en daar de aandacht op te vestigen.
Er is een tijd geweest, lang geleden, dat er ruimten waren die door mensen als heilig werden beschouwd: een bepaalde berg of bron of een grottengebied werd als heilig beschouwd omdat die plekken door goden of geesten werden bewoond. Ook bepaalde dieren werden in de antieke wereld als heilig beschouwd. In de oude jagerculturen was een beer een heilig dier omdat de mensen ervan leefden door zijn huid, vlees en botten. Tegelijkertijd was het dier vreeswekkend en bewonderenswaardig en die combinatie van vrees en weldaad maakte dat men het dier als goddelijk ervoer. In oude landbouw culturen beschouwde men de groei en het uitsterven van gewassen als een mysterieus en goddelijk natuurverschijnsel en de belangrijkste gewassen werden als goddelijke spijzen vereerd.
Wij hebben die verering van natuur en natuurverschijnselen niet meer. Wij gebruiken de natuur naar ons believen en gedachten aan heiligheid komen daarbij niet in ons op. Maar er zijn wel natuurgebieden die zo groots en overweldigend zijn dat onze verwondering daarover ons zou kunnen weerhouden van de exploitatie van die gebieden. De overvloed van leven in de tropische regenwouden is een ontzagwekkend gegeven. De natuur heeft er zestig miljoen jaar over gedaan om die op te bouwen en alleen dat aspect al zou ons ervan moeten weerhouden om die regenwouden in zestig jaar te vernietigen. Ik kwam ergens een gedachte-experiment tegen dat aanschouwelijk maakt hoe dit zou kunnen werken als we ons wat meer bewust waren van de noodzaak om het gevoel van heiligheid voor bepaalde natuurverschijnselen te koesteren. In het gedachte-experiment wordt door het stadsbestuur in Rome besloten om het verkeer in het centrum te ontlasten door de aanleg van een autoweg dwars door de St. Pieter. De wereld zou ongetwijfeld ontzet zijn over deze misdaad tegen een heiligdom van de christenheid. Maar diezelfde ontzetting ontbreekt als het gaat om de ontginning van het Amazonegebied. Er is onvoldoende besef van de waarde van dit gebied omdat de aandacht is geconcentreerd op wat die ontginning aan economische groei oplevert.
Economische groei: het is in mijn ogen een van de grootste weeffouten in het kapitalistische systeem dat de economie zich alleen kan handhaven door voortdurend te groeien. Het is een mantra die je steeds weer tegenkomt: als er geen groei is, is er stilstand en stilstand is achteruitgang. Maar het is een onlogisch uitgangspunt, want niets kan in een eindige wereld eindeloos doorgroeien. En toch blijven we dat principe aanhangen zonder erover na te denken wat de consequenties daarvan zijn.
Voor groei is nodig dat steeds meer mensen behoefte hebben aan steeds meer goederen. Zonder gebruikers van producten heeft het geen zin om die producten te maken. Wat gebeurt er dus in de praktijk? Bedrijven moeten hun producten kwijt, want ze moeten hun investeringen terugverdienen. Dus verzinnen ze steeds weer nieuwe en verbeterde producten om de vraag daarnaar op peil te houden. Voorlopig slagen ze daar nog wel in, want de wereldbevolking groeit nog steeds. Maar voor dat proces van behoeftebevrediging zijn grondstoffen nodig en energie, steeds meer grondstoffen en steeds meer energie. Maar de energie is eindig, de grondstoffen ook. Dit systeem moet aan zichzelf ten ondergaan, wie er logisch over nadenkt, kan tot geen andere conclusie komen. Uiteindelijk zullen we er toch niet omheen kunnen dat de aarde geen eindeloos aantal mensen aankan. Ook hier is groei eerder een plaag dan een zegen, hoe gevoelig het hele idee van geboortebeperking hier en daar ook ligt.
Ook met geld gaan we op deze manier om. Voor investeringen is geld nodig, dat geld wordt dus geleend. Maar degene die het uitleent, wil straks meer dan wat hij uitleende en brengt de lener dus rente in rekening. Voor al het geld dat op die manier in omloop is, moet dus steeds meer geld terugkomen. En zo komt er ook steeds meer geld in omloop dat ook weer een bestemming moet vinden door weer te worden uitgeleend. En zo draait het rad van winst en steeds meer winst door totdat het zichzelf dol draait. De eerste tekenen daarvan zijn onlangs zichtbaar geworden in de bankencrisis en daarna de kredietcrisis.
Het zou dus anders moeten, maar hoe? De wereld heilig verklaren die je niet mag exploiteren, zal niet helpen. Preken tegen het kapitalisme levert ook niets op. Terug naar een maatschappij waarin geen geld is, maar je alleen onderling nog wat met elkaar kunt ruilen, is ook geen oplossing. Wat dan wel?
De sleutel zit hem dunkt mij in het ontwikkelen van gevoeligheid voor wat groeit en bloeit. Want ons ethische en morele gedrag is gebaseerd op gevoelens, meer dan op kennis. Je zou kunnen opwerpen dat kennis toch ook van groot belang is, maar gevoelens leiden een veel langer en indringender leven dan kennis. Een voorbeeld.
Tijdens mijn eindexamen mondeling biologie werd ik door onze biologieleraar totaal verrast met de vraag wat ik wist van de spijsvertering van de slak. Ik wist en weet daar nog niets van, maar ik werd door de gecommitteerde gered die voorstelde om met een andere vraag te beginnen. Het punt is: het gevoel van opluchting dat ik had door die gecommitteerde staat me na al die jaren nog heel levendig voor ogen, maar wat er verder gebeurde, daar ben ik iedere herinnering van kwijt.
Albert Schweitzer vond dat het gevoel voor de waarde van iets alleen ontwikkeld kan worden als er eerbied voor het leven is. Vanuit de eerbied voor alles wat leeft op deze planeet, kom je tot een andere benadering dan het uitdrukken in geldsommen van wat iets waard is. Wat is de Waddenzee waard? Wat is een zonsondergang waard? Wat is de serene rust van een bos waard? De vraag stellen is hem beantwoorden. Zolang je de wereld blijft zien als een handelsobject om je geld te vermeerderen en daarmee steeds meer winst te maken, dan wordt diezelfde wereld ontwaard tot een platform voor inkomensverwervers die iedere gevoeligheid voor het schone en onbegrijpelijk vertalen in de vraag wat het oplevert.
De vicieuze cirkel van meer steeds meer waarin de homo economicus gevangen zit maakt je soms moedeloos. Maar er is ook hoop, want er zijn toch ook signalen van een veranderende houding. Het begon met de aandacht voor het milieu, een aandacht die er in mijn jeugd nauwelijks was. De enkeling die zich verzette tegen de aanleg van een verkeersweg omdat daarvoor bomen moesten worden omgehakt, werd toen al snel als een zonderling weggezet. Maar net als het mosterdzaadje uit de gelijkenis, het begon heel klein en hoe groot is de aanhang inmiddels niet voor het sparen van het milieu, hoeveel pogingen worden er inmiddels niet gedaan om zuiniger om te springen met wat de aarde ons te bieden heeft. Het is nog niet genoeg en het staat allemaal nog in de kinderschoenen, maar het is aan de gang en het gaat door. Nu moet alleen de knop nog om voor wat betreft het economisch denken, maar dat zal ook wel gebeuren. De banken doen er alles aan om de gebreken van dat economisch denken te laten zien.
De bijbel heeft het niet over het soort problemen waar wij mee te maken hebben. De bijbel is geschreven in een tijd waarin de wereldbevolking hooguit driehonderd miljoen mensen telde.
Er was nog geen technologie, geen industrie en geen infrastructuur van betekenis. Geld en rijkdom speelden een rol, maar niet in een mate die ook maar enigszins vergelijkbaar is met de rol die het geld in onze tijd speelt. De oude christelijke religie heeft geen antwoorden op de vragen die ik aanstipte.
Maar ik denk dat je wel kunt zeggen dat bezinning op onze toekomst, het ontwikkelen van eerbied voor wat de schepping ons heeft gegeven, zou hebben gepast in de prediking van Jezus als hij in onze tijd had geleefd. Die bezinning en die bewustwording van onze rol in de wereld, dat is de opdracht aan een religieus mens. Religie is het zoeken van verbinding. Verbinding met wat zich aanbiedt in ons leven en met wat daar mogelijk achter zit. Wie het gevoel daarvoor wil ontwikkelen, beoefent religie, ook al gaat hij nooit naar de kerk.