Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Verkorte versie
In Exodus worden de Joodse stammen van die tijd neergezet als een onderdrukte groep mensen die optrekt naar zijn eigen vrijheid. God leidt ze uit het slavenhuis en daarmee beginnen de moeizame lotgevallen van dit volk. Laten we deze situatie, waarin mensen optrekken naar hun eigen vrijheid, eens projecteren op de situatie waarin een mens zich los wil maken van de krachten die hem gevangen houden.
Hoe verantwoordelijker iemand zich voelt, hoe pijnlijker het voor hem is dat hij zijn vrijheid zoekt en daarmee onrecht doet aan de anderen die erop rekenen dat hij vasthoudt aan wat geweest is. Je voelt je schuldig als je pijn veroorzaakt bij degenen die het niet kunnen helpen.
Degenen die zo’n verscheurend proces, van loslaten wat niet meer werkt, hebben doorgemaakt, begrijpen wat zich dan voordoet, hoe de reacties van de omgeving zijn en welk psychisch leed dat brengt. Net als het joodse volk uit Exodus op weg is, komt de farao tot het besluit dat hij deze slaven niet wil missen en hij wil ze weer te pakken krijgen. En Israël, Israël staat aan de rand van de zee, ingeklemd tussen hun angst voor de weg naar voren door het water en de angst voor de achtervolgende troepen van de farao.
Iedereen die ooit heeft geprobeerd om te ontkomen aan het leven dat hij niet meer als zinrijk of betekenisvol beleefde, kent deze angst. Achter de allereerste riskante stappen die hij na zijn ontsnapping zet, klinken reeds de voetstappen van de krachten die hem dreigen in te halen, dezelfde krachten die zijn leven vroeger zinloos en benauwd maakten. Die angst is meer dan schuldgevoel, het is letterlijk zoals dat in de bijbel wordt uitgedrukt: je weet je geen raad meer, er is geen uitweg, je bent deze weg nooit gegaan, je kunt die weg niet aan, het wordt misschien je ondergang als je doorgaat. Maar... je kunt ook niet meer terug, want je hebt gebroken met de machten die je onderdrukten. Wat moet je doen? De oude, beproefde antwoorden zijn niet meer voorhanden en het doet ons vrezen voor de toekomst.
Maar het helpt misschien om hierbij het verhaal over de uittocht van Israël voor ogen te houden. In dat verhaal werkten de oude antwoorden (ook) niet meer. En pas als dat aanvaard wordt, komt er ruimte voor iets nieuws, kan de kracht van de roeping achter. je komen staan. Wat was, dat komt niet meer terug. En ernaar blijven verlangen werkt alleen belemmerend voor de intrede van een nieuwe en beloftevolle wereld.
Volledige versie
In het afgelopen jaar hebben we veel gehoord over de multiculturele samenleving. Over autochtonen en allochtonen, over de problemen die er zijn omdat een deel van ons volk, de allochtonen, niet versmolten raakt met de Nederlandse samenleving. Ze, ja het gaat altijd over ‘ze’ in dit verband, integreren niet omdat de godsdienstige verschillen en de culturele achtergronden teveel verschillen van de manier waarop wij gewend zijn met elkaar om te gaan.
Ik weet niet of de problemen echt zo groot zijn als steeds breed wordt uitgemeten. In ieder geval spreekt het mij niet aan om een bepaalde groep bij voortduring verantwoordelijk te stellen voor dingen die je niet bevallen. Zo’n ongenuanceerde benadering maakt me onbehaaglijk, want dit soort denken heeft in de geschiedenis heel vaak de opmaat gevormd voor een onrechtvaardige en mensonterende behandeling van een groep die overal de schuld van krijgt.
Wel zette de discussie over integratie en alles wat daaromheen hangt, me aan het denken over de vraag: wat maakt van een groep mensen die binnen bepaalde landsgrenzen leven nu eigenlijk tot een volk, een volk met gedeelde opvattingen over wat waardevol en nastrevenswaardig is? En ik moest als vanzelf denken aan mijn vroegere aardrijkskunde leraar die een volk definieerde als een groep mensen met een gemeenschappelijke geschiedenis. Daar zit wel wat in. Op de lagere school, waar ik rekenen en schrijven leerde, werd ons ook geschiedenisles gegeven. Ik zat op een protestants-christelijke school en de tachtigjarige oorlog werd daar zeer geromantiseerd opgevoerd.
Willem van Oranje werd neergezet als de rechtschapen, onbaatzuchtige Vader des Vaderlands, de katholieke koning van Spanje Philips II werd afgeschilderd als een godsdienstwaanzinnig monster en wij Nederlanders waren de dappere en onversaagde verzetsstrijders die het als een soort Gideonsbende opnam tegen de grootmacht Spanje.
Later kom je wel te weten dat het er in werkelijkheid allemaal niet zo heroïsch en verheven aan toe is gegaan, maar het verhaal dat ons op school werd verteld, had wel verbindende kracht, want het gaf een gevoel van saamhorigheid.
Alhoewel...... Ik heb Marjan, die op een katholieke lagere school heeft gezeten, wel eens gevraagd naar de manier waarop haar werd verteld over de tachtigjarige oorlog en daar kwam iets heel anders uit. Daar lag de nadruk op de overwinning van het katholieke geloof, ondanks alle protestantse onderdrukking in de tachtigjarige oorlog en daarna. En dan vraag je je direct af: hoe gemeenschappelijk is eigenlijk de geschiedenis van katholieken en protestanten in ons land? Katholieken zijn bij ons nog tot ver in de negentiende eeuw gediscrimineerd. Ze hadden zo ongeveer de status van communisten vlak na de tweede wereldoorlog; ze werden gewantrouwd en uit de openbare ambten geweerd. Er zijn tientallen jaren overheen gegaan voordat katholieken weer als volwaardige burgers werden beschouwd en dat kwam niet omdat ze de taal niet spraken, geen werk hadden of laagopgeleid waren. Het was alleen de erfenis van de Spaanse onderdrukking en de roomse inquisitie, een erfenis waar je geen katholiek in Nederland verantwoordelijk voor kon stellen, maar het werd toch gedaan.
Het is gelukkig goed gekomen met ons katholieke volksdeel. Geen weldenkend mens beschouwt nog enige gedachte aan de vraag of katholieken wel volwaardige burgers zijn.
Misschien is dat in zeker opzicht wel de winst van de ontkerkelijking. Naarmate de kerken minder belangrijk voor het openbare leven werden, verloren ook de onderlinge verschillen in geloof hun betekenis en gingen de scherpe kantjes er af.
Het boek Exodus, waar ik uit las, doet in zekere zin hetzelfde als de gereformeerde meesters en juffen van mijn kindertijd, maar dan op een manier die oneindig veel sterker tot de menselijke verbeelding heeft gesproken en nog steeds spreekt. De schrijvers van dit boek hebben het joodse volk een gemeenschappelijke geschiedenis gegeven waarin God zelf en een mythische figuur als Mozes worden neergezet als degenen zonder wie de uittocht uit Egypte en de vestiging van de joodse staat niet mogelijk waren geweest. De verbindende kracht van dit boek moet voor het joodse volk van enorme betekenis zijn geweest en nog zijn, want deze groep heeft door alles heen toch steeds haar wortels in ere weten te houden. Dat zij eeuwenlang zijn gediscrimineerd en vervolgd, zal daaraan hebben bijgedragen, want een vijandige omgeving versterkt de saamhorigheid van een bedreigde groep. Maar toch, Exodus is een boek dat zijn actualiteit door de eeuwen heen heeft weten te behouden, niet alleen omdat het een betekenisvol fundament legt voor de geschiedenis van het joodse volk, maar ook omdat het boek in wezen over onszelf gaat. Er worden geen oppervlakkige verhalen in verteld, maar het bevat een weergave van de weg die we innerlijk moeten meemaken om hem echt te begrijpen. Bij het lezen van deze verhalen sta je steeds weer versteld over de manier waarop deze verhalen, die geschreven zijn alsof het historische verslagen zijn, juist door de manier waarop ze zijn gecomponeerd, ons eigen leven beschrijven.
In Exodus worden de joodse stammen van die tijd neergezet als een onderdrukte groep mensen die optrekt naar zijn eigen vrijheid. God leidt ze uit het slavenhuis en daarmee beginnen de moeizame lotgevallen van dit volk. Laten we deze situatie, waarin mensen optrekken naar hun eigen vrijheid, eens projecteren op de situatie waarin een mens zich los wil maken van de krachten die hem gevangen houden. Een man wil van beroep veranderen, een vrouw wil een ander leven dan dat van huismoeder en echtgenote, een leraar verlaat zijn school, een kloosterling verlaat zijn orde, iemand wil breken met zijn familie, het zijn ingrijpende veranderingen die niet zonder gevolgen blijven.
Hoe verantwoordelijker iemand zich voelt, hoe pijnlijker het voor hem is dat hij zijn vrijheid zoekt en daarmee onrecht doet aan de anderen die erop rekenen dat hij vasthoudt aan wat geweest is. Je voelt je schuldig als je pijn veroorzaakt bij degenen die het niet kunnen helpen. Hoe vaak kom je het niet tegen dat een echtpaar eigenlijk uit elkaar wil gaan maar de beslissing daarover maanden en soms jarenlang wordt geblokkeerd door het zelfverwijt dat het dan niet goed zal gaan met de kinderen? Hoeveel offers mag de vrijheid kosten? Dat is de meest indringende vraag van de Paasnacht, als alle eerstgeborenen moeten sterven voordat het joodse volk op weg mag gaan naar zijn vrijheid.
Degenen die zo’n verscheurend proces, van loslaten wat niet meer werkt, hebben doorgemaakt, begrijpen wat zich dan voordoet, hoe de reacties van de omgeving zijn en welk psychisch leed dat brengt. Net als het joodse volk uit Exodus op weg is, komt de farao tot het besluit dat hij deze slaven niet wil missen en hij wil ze weer te pakken krijgen. En Israël, Israël staat aan de rand van de zee, ingeklemd tussen hun angst voor de weg naar voren door het water en de angst voor de achtervolgende troepen van de farao.
Iedereen die ooit heeft geprobeerd om te ontkomen aan het leven dat hij niet meer als zinrijk of betekenisvol beleefde, kent deze angst. Achter de allereerste riskante stappen die hij na zijn ontsnapping zet, klinken reeds de voetstappen van de krachten die hem dreigen in te halen, dezelfde krachten die zijn leven vroeger zinloos en benauwd maakten. Die angst is meer dan schuldgevoel, het is letterlijk zoals dat in de bijbel wordt uitgedrukt: je weet je geen raad meer, er is geen uitweg, je bent deze weg nooit gegaan, je kunt die weg niet aan, het wordt misschien je ondergang als je doorgaat. Maar... je kunt ook niet meer terug, want je hebt gebroken met de machten die je onderdrukten. Wat moet je doen?
Mozes geeft het volk het advies om stil te zijn, eigenlijk om helemaal niets te doen. Het is het best mogelijke advies, want ga maar na wat je zelf zou moeten doen als het gevecht begint met het verleden dat je achter je liet. Je kunt je gaan verdedigen en gaan argumenteren, maar je komt zo niet verder, want je begeeft je met al je verklaringen toch alleen maar weer op de oude wegen die je achter je liet. En je hebt vanuit je nieuwe situatie nog niet de kracht om het op die weg vol te houden. Beter is daarom: rustig blijven, stilte vinden op weg naar de vrijheid, ook terwijl je met je oude angsten wordt geconfronteerd.
Dan kan het gebeuren dat de kracht van de roeping achter je gaat staan en je de verdere tocht vooruit kunt aanvaarden. Voor de achtervolgers ontstaat dan een nevelige, onduidelijke situatie, net als de wolkkolom die in Exodus achter Israël ging staan en de troepen van farao het zicht benam. De verblinding van die achtervolgers lijkt veel op wat de mensen die je na staan tegen je kunnen zeggen als je het vertrouwde patroon hebt verlaten. Ze zeggen je niet meer te begrijpen, ze kunnen je niet meer volgen, zo kennen ze je niet, wat is er toch met je aan de hand? Maar de scheiding blijft en zoals voor het volk van Israël de zee zich opent, blijkt er een weg te zijn waar er vroeger geen leek te zijn.
En Mozes zegt dan ook: “zoals jullie de Egyptenaren nu zien, zo zul je ze nooit meer zien’. Je blik is veranderd, je oriëntatie heeft zich naar een ander levensterrein verplaatst en net als de troepen van de farao verdwijnen je angsten, je zelfverwijten met de verwijten en de twijfels van de oude schimmen die jou niet meer konden volgen.
Je zou denken dat het nu eind goed al goed is, maar dan besef je niet hoe weergaloos deze verhalen het menselijk leven in beeld brengen. Want eenmaal aan de overkant komt het volk Israël in de woestijn op een plek die Mara heet, wat “verbittering “ betekent. Het water dat je nu, na al die inspanningen zou willen drinken, is bitter geworden. Ineens begrijp je niet meer waarom je zoveel geriskeerd hebt en de tocht gaat dus verder, van crisis naar crisis, totdat ergens, na lang zoeken en reizen, een nieuw evenwicht is hervonden.
Wij zelf, zoals wij in het hier en nu van alledag leven, hebben te maken met een veranderende samenleving. Subtiel en soms nauwelijks merkbaar veranderen de oude en beproefde modellen en patronen van gedaante. Een jong gezin van onze tijd lijkt niet meer op de gezinnen waarin mijn generatie is opgegroeid. De omgangsvormen tussen oude en jonge mensen, tussen meesters en knechten, ze zouden onherkenbaar zijn voor onze ouders. Het streven naar steeds meer goederen voor steeds meer mensen is aan het veranderen in het zorgen voor de aarde omdat die aarde straks uitpuilt van de mensen.
We zouden allemaal Europeanen moeten worden, maar het lukt nog niet, de saamhorigheid die daarvoor nodig is tussen de verschillende volkeren, heeft nog niet echt wortel geschoten. Maar intussen is er wel sprake van een volksverhuizing, die onze samenlevingen op termijn een heel ander aanzien zal gaan geven. Velen van ons zijn bang voor deze veranderingen. Hoe moet het verder met de Nederlanders die wij denken te zijn als er zoveel Islamieten in ons land wonen? Wat moeten we aan met al die Oost-Europeanen die hiernaar toekomen om hier te werken en op een koopje willen wonen? De oude, beproefde antwoorden zijn niet meer voorhanden en het doet ons vrezen voor de toekomst.
Maar het helpt misschien om hierbij het verhaal over de uittocht van Israël voor ogen te houden. In dat verhaal werkten de oude antwoorden ook niet meer. En pas toen dat aanvaard werd, kwam er ruimte voor iets nieuws, iets hoopvols, een visioen over het beloofde land, een land van melk en honing. Laten we het onder ogen zien: wat was dat komt niet meer terug. En ernaar blijven verlangen werkt alleen belemmerend voor de intrede van een nieuwe wereld die ongetwijfeld komen gaat. Daarom kunnen we er blij mee zin dat we vrijzinnigen zijn. Want in de vrijzinnigheid bestaat niet zoveel angst voor het nieuwe, we zijn er zelfs nieuwsgierig naar. Als we die nieuwsgierigheid behouden, zetten we al een stap: de stap die een tot op heden onbekende, maar beloftevolle toekomst mogelijk maakt.