Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
De tempel van de geest is de mens zelf, in allerlei nieuwe religieuze stromingen kom je dit uitgangspunt tegen. En eigenlijk is het niet zo nieuw. Met een uitspraak van Jezus zou je kunnen zeggen dat de leer van de Heilige Geest, die de geest met een kleine letter opzij zette, is als de oude zakken waarin de wijn werd bewaard voor later. Maar nieuwe wijn, de wijn van de geest die wij nu in de oude zakken van de overlevering doen, doet de zakken barsten en dat stukje onderwijs van Jezus wordt nu in praktijk gebracht. Wij doen het en vele anderen om ons heen doen hetzelfde.
Volledige tekst
In de passage die ik voorlas, staat niet alleen dat god geest is volgens Jezus, maar diezelfde Jezus voegt eraan toe dat je hem moet aanbidden in geest en waarheid. Dat is heel erg nieuw voor die tijd en voor grote groepen gelovigen ook nu nog: sommige mensen zoals de Samaritanen wilden hem in Samaria aanbidden, daar stond hun tempel. De Joden aanbaden God om dezelfde reden in Jeruzalem, de stad waar hun tempel stond. Maar dat is volgens Jezus achterhaald. Hij zegt dat de tijd is gekomen dat wie god aanbidden, hem niet in Jeruzalem en ook niet in Samaria zullen aanbidden, maar in geest en waarheid. Heilige plaatsen en priesters zijn niet meer nodig.
Je kunt je voorstellen wat dat voor een klap is voor de gebruikelijke eredienst van bij voorbeeld het Jodendom of de islam. Dat is zo ongehoord dat niemand daar aan wil, eigenlijk nog steeds niet. De strijd om de heilige plaatsen tussen Israël en de Palestijnen (Jeruzalem!) woedt al tientallen jaren in grote hevigheid, de nieuwsberichten staan er af en toe bol van.
Het christendom is niet aan deze heilige plaatsen gebonden. Je hoort in onze kringen nogal eens zeggen dat God overal is en als je een beetje geluk hebt, ook in de kerk. De kerk als heilige plaats, dat relativeren wij en dat voelen we helemaal niet als een gemis, het geeft ons juist ruimte. Ruimte om open te staan voor wat ons aanspreekt en voor wat ons raakt.
Maar toch: wij zijn in de christelijke traditie opgegroeid met de Heilige Geest met hoofdletters, en dat heeft ons vaak afgeleid van de geest met een kleine letter. Zou het daarom niet goed zijn als wij wat meer aandacht zouden besteden aan die geest met een kleine letter? Ik moet verduidelijken wat ik met deze vraag bedoel.
We zijn gewend aan een natuurlijke wereld, dit ondermaanse bestaan, de aarde waarin en waarop wij leven en een bovennatuurlijke wereld, de wereld van God. In die voorstelling is God een wezen dat zich buiten en boven ons bevindt maar toch af en toe ingrijpt in onze wereld. Ik laat nu maar even buiten beschouwing tot welke bespiegelingen dit verschil in een natuurlijke en bovennatuurlijke wereld kan leiden, want ik heb het alleen nodig als opstapje naar mijn gedachten hierover. In ieder geval is het zo dat het bovennatuurlijke een belangrijk onderdeel is van religie, religie is als het ware gebouwd op de veronderstelling dat er iets in deze wereld is dat niet van deze wereld is. We kunnen dat niet beschrijven of in een beeld onderbrengen, want zodra we dat doen, maken we er iets van dat toch weer aards is. Dat doe je bij voorbeeld als je van God een soort supermens maakt dat alles kan en alles heeft bedacht. En na alle veranderingen die wij hebben doorgemaakt in ons denken, weten wij dat zo’n voorstelling van zaken voor steeds meer mensen niet meer de bron van hun religie is.
Maar religie laat zich niet wegredeneren. Je blijft ervaringen ondergaan die je niet kunt verklaren of onder woorden kunt brengen en die ervaringen maken dat je gevoelig blijft voor het “andere”, het niet benoembare andere dat je tegenkomt, dat je niet vast kunt pakken, maar zich toch roert in je ervaring.
Dat andere zie ik als de bron van religie omdat het ogenschijnlijk van buiten komt maar zijn aanwezigheid toch ook hier binnen doet voelen. En wat zou dat kunnen zijn?
Denk eens aan ons woord geest. Je kunt er geen plaatje bij maken. Onze geest is onzichtbaar, kun je niet zien en kun je niet ruiken of aanraken, maar is onmiskenbaar in alle mensen aanwezig en werkzaam. Geest met een kleine letter is net zo ongrijpbaar als geest met een hoofdletter.
Door onze geest zijn wij in staat geweest om woorden te bedenken en taal te ontwikkelen. Met de woorden die we hebben zijn we in staat om orde te scheppen in chaos, met het woord scheppen we. In Genesis 1 staat beschreven dat voor de schepping gods geest over de wateren zweefde. Vervolgens neemt hij het woord en schept orde. God sprak en er was licht. Enzovoorts. Onze geest heeft ons taal gebracht en met die taal kunnen we op zoek gaan naar onze oorsprong en onze bestemming.
Het geheim van God zit in onszelf, maar wij moeten het nog ontdekken. Ik trof een aardige korte vertelling aan waarin dat wordt verbeeld.
Toen God klaar was met het maken van de wereld, wilde hij voor de mens een stuk van zijn eigen goddelijkheid achterlaten, een vonk van zijn wezen, een belofte aan de mens wat hij kon worden als hij zich zou inspannen. Hij zocht naar een plaats om deze goddelijke vonk te verbergen, want wat de mens al te gemakkelijk kon vinden zou hij niet voldoende naar waarde weten te schatten.
“Dan moet u de vonk op de hoogste berg verbergen”, adviseerden de engelen. God schudde het hoofd: “De mens is een avontuurlijk schepsel en hij zal vlug genoeg leren de hoogste berg te beklimmen”. “Verberg het dan o eeuwige, midden in de oceaan”. “Nee”, antwoordde God, “ik heb de mens verstand gegeven en op een zekere dag zal hij leren om schepen te bouwen en de machtigste oceanen over te steken”.
“Waar dan, meester, waar dan in vredesnaam?” riepen de engelen. God glimlachte: “ik zal het op de meest ontoegankelijke plaats verbergen, de enige plaats waar de mens nooit zal zoeken. Ik zal het diep in de mens zelf verbergen”.
De mens als drager van de geest en dus ook de plaats waarin de Heilige Geest zijn intrek heeft genomen, daar heeft de christelijke kerk nooit iets van willen weten en dat is in heel veel kerken nog steeds zo. Ik heb dat tijdens mijn theologische opleiding ook zelf ervaren in de colleges dogmatiek. Dat men er niet aan wil, is terug te voeren op het spreken over God als een persoonsachtig wezen. Jezus wordt dan de Zoon van God, maar waar komt dan de Heilige Geest vandaan? In de bijbel, die toch altijd de grondslag is voor de kerkelijke leerstelligheid, wemelt het van geest, maar er zit geen systeem in. In Genesis 1 is de geest het bezit van God, maar bij Johannes is God gelijk aan de geest. Het begrip “geest” in de bijbel is niet goed op formule te krijgen en daarom is die geest opzij geschoven voor een theologische constructie, de leer van de Heilige Geest als derde persoon van de drie-eenheid waaruit God volgens de kerk bestaat.
Op die manier heeft de kerk de geest gemonopoliseerd, opgesloten in de leer van de Heilige Geest. De geest waait waarheen hij wil, aldus Johannes 3, maar het christendom heeft die uitspraak van Jezus niet serieus willen nemen. Zo’n geest, zo’n vrije geest kweekt alleen maar “vrije geesten” en dat is een gevaar voor het zielenheil van de zondige mens die zich zou kunnen verstouten om te ontsnappen aan het schema van schuld en boetedoening.
Maar zoals met veel theologische constructies, de uitkomst is niet bevredigend. Er zijn steeds stemmen opgegaan, ook in de dogmatische hoek van de christelijke kerken, om het anders te zien, om de mens als drager van de geest te zien. Via die geest komt dan de schepping via de mens tot ontplooiing. God is dus ook in de mens. De geest waait inderdaad waar hij wil en dat zien we in onze tijd heel sterk. De vrije geesten van vandaag gaan de religieuze markt op en hebben de kerken niet meer nodig voor het bereiken van welzijn en geluk.
Is dat niet een beetje hoogmoedig, om de mens te zien als dragers van een goddelijke vonk? Anders nog: maak je van jezelf dan eigenlijk weer niet een nieuwe mythe die in de plaats treedt van de oude mythische geloofsvoorstellingen? Het is toch allemaal verbeelding en wissel je dan niet de verbeelding uit vroeger tijden in voor een moderne verbeelding? Ja, dat is natuurlijk zo, maar de winst van die moderne verbeelding is wel dat je er geen geloofsvoorstellingen op na hoeft te houden op het gezag van anderen dan jezelf. In die verbeelding vertrouw je op je eigen geest en waarheid.
De publieke opinie ziet dat vaak nog anders. De mens als schepper naast God, goed dat accepteren ook behoudende christenen nog wel. Maar voor God spelen gaat te ver, dat kom je vaak tegen als journalisten wetenschappelijke vindingen beschrijven die over de grenzen van het ethisch aanvaardbare heen lijken te gaan. Een schaap klonen, stamceltherapieën, de reactie daarop is vaak dat wetenschappers niet voor god moeten gaan spelen. Het is menselijke overmoed, je moet niet buiten de grenzen treden als mens. Eigenlijk is dat een merkwaardige reactie als je je bedenkt dat we als mensen al eeuwen lang niets anders doen dan buiten onze grenzen treden. We houden ons al sinds mensenheugenis bezig met ingrijpen in de natuur, we bestrijden dodelijke ziekten, we stellen het einde van ons leven zo lang uit als we maar kunnen en we controleren onze vruchtbaarheid. Met uitzondering van de paus is het gebruik van voorbehoedsmiddelen door vrijwel iedereen aanvaard als een prima middel tegen overbevolking en ongewenste zwangerschappen. Het is bij deze medische en ethische kwesties niet zo dat de mens ten onrechte voor god gaat spelen, het is de mens zelf die verantwoordelijk is voor de gevolgen van zijn gesleutel aan de natuur. Als je de vragen die daarbij opgeroepen worden afdoet met een verwijzing naar God die dit allemaal niet zou willen, dan schuif je de menselijke verantwoordelijkheid af: “God is er ook nog!” klinkt goed en vroom, maar het betekent eigenlijk: dat gaat buiten ons om. Maar dat is niet zo, onze verantwoordelijkheid eindigt nooit en nergens. We kunnen de gevolgen van ons handelen niet afschuiven door god erbij te halen als we niet goed weten wat we ermee moeten. Want we kunnen er niet omheen: feitelijk spelen we, met alles wat we uitvinden en toepassen steeds voor god, het is ons lot en we kunnen niet anders. We zouden er af en toe voor willen weglopen, maar dat gaat nu eenmaal niet.
De tempel van de geest is de mens zelf, in allerlei nieuwe religieuze stromingen kom je dit uitgangspunt tegen. En eigenlijk is het niet zo nieuw. Met een uitspraak van Jezus zou je kunnen zeggen dat de leer van de Heilige Geest is als de oude zakken waarin de wijn werd bewaard voor later. Maar nieuwe wijn in oude zakken doet de zakken barsten en dat stukje onderwijs van Jezus wordt nu in praktijk gebracht, wij doen het en vele anderen om ons heen.
We zijn veel kwijtgeraakt van wat ons uit de christelijke traditie is aangereikt. Maar dat wil niet zeggen dat die traditie niet heeft gewerkt. Het christendom heeft Europa veroverd en daarmee het humane denken als geschenk en als opdracht geïntroduceerd. Ook de volstrekt ongelovige van vandaag is ervan overtuigd dat wij als mensen moeten omzien naar onze medemensen en dat is de vrucht van het christendom dat zich rond Jezus als Heer groepeerde. Het humanistisch verbond heeft radiospotjes waarin religie als vijand van het vrije menselijke denken wordt neergezet, maar dat is een misvatting van humanisten. Humaniteit is niet het monopolie van a-religieuze mensen, humaniteit is de oogst van eeuwenlang uitgezaaid christendom. Natuurlijk zijn er allerlei vormen van religie en niet iedereen doet eraan. Maar humaniteit is niet zo vrijblijvend, het is een religie die heel de levenswereld van alle mensen doortrekt. Dat is waartoe de vrijheid van de geest ons aanspoort en die vrijheid is het kostbare geschenk van Jezus van Nazareth aan ons. “De Heer is nu de geest, en waar de geest des heren is, is vrijheid” (2 Kor. 3, 17). Laten we er niet langer overheen lezen, maar het tot ons laten doordringen. Wij zijn het verplicht aan het schitterende instrument waarmee we zijn bedeeld: onze geest.