Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Projecteer je innerlijke waarde niet op je bezittingen, maar koester je eigenwaarde in je ziel. Daar komen geen roest of mot, daar komen geen dieven om die waarde te stelen. Wie zijn innerlijke waarde laat samenvallen met wat hij aan materiële dingen heeft verworven, maakt zich kwetsbaar. Want als hij die bezittingen kwijtraakt, verliest hij ook zijn innerlijke waarde.
Volledige tekst
Meestal gebruik ik mijn computer alleen maar als schrijfmachine, mijn werk brengt nu eenmaal met zich mee, dat ik veel, heel veel teksten moet maken. Maar soms, als er bij voorbeeld een beamerpresentatie moet worden gemaakt (zoals vandaag), dan moet ik op een heel andere manier aan het werk en dat levert dan ongelofelijk veel muisklikjes op. Je opent een programma, je gaat aan de slag en het ene venstertje na het andere opent zich. In het begin gaat er veel fout, want je leest die venstertjes niet goed, je bent alleen maar geconcentreerd op het klikje erna en aan het eind kom je tot de ontdekking dat je in het begin een klikje vergeten bent en je alles dus opnieuw mag gaan doen. Had je maar beter moeten kijken.
Mijn af en toe frustrerende avonturen met die venstertjes vertonen eigenlijk opvallend veel gelijkenis met het leven van mensen. In plaats van klikjes zetten we stappen. Die stappen brengen ons in het volgende venstertje, een nieuwe situatie. En in die nieuwe situatie moeten we weer een stap zetten, maar een beetje verschillend van de vorige. En net als bij de computer kan het gebeuren dat je dan in een situatie terechtkomt waarvan je denkt: had ik er eerder maar beter over nagedacht, dan zat ik nu niet in de problemen. Het kan zelfs gebeuren dat je vast komt te zitten en geen uitweg meer weet. Er zijn geen muisklikjes meer voorhanden en wat je ook doet of bedenkt, het venster blijft star en onbeweeglijk. Je kunt zelfs niet meer op OK klikken. Er is sprake van een gestolde en versteende situatie en goede raad is duur.
Om met je steeds wisselende situaties om te kunnen gaan op een manier dat je je daarin niet verliest of kwijtraakt, heb je levenslessen en leefregels nodig. In onze tijd zijn er instituten en instellingen in overvloed die die regels aanreiken. Meestal komen die regels erop neer dat je vooral moet bouwen aan jezelf. Jezelf zijn lijkt het hoogste goed te zijn in al die cursussen, trainingen en handboeken voor de zoekers naar balans en geluk. En vrijwel altijd wordt aangeraden om te mediteren. Veel en langdurig mediteren, daardoor kom je bij jezelf en bij de stilte in je wezen, zo luidt de boodschap in negen van de tien gevallen.
Ik betwijfel of dit wel het juiste recept is. Als ik mediteer ga ik uitsluitend bij mijzelf te rade. Dat ik er geen geduld voor heb is iets anders en aan mij is al dat mediteren dus niet besteed, maar goed, laten we er even bij stilstaan. Meditatie is afdalen in jezelf. Wat je daar aantreft, dat moet je geestelijk in balans brengen, zo ongeveer zou het moeten werken. Maar ik geloof niet dat mijn wezenskern iets onveranderlijks is en dat dat het enige is waar je het van moet hebben. Als ik niemand meer zou spreken, als ik nooit meer kennis zou nemen van boeken of artikelen van anderen, dan dooft m'n inspiratie. Mijn eigen geest moet voortdurend gevoed worden, anders droogt het op.
In de praktijk van het leven sla je, bewust en onbewust, voortdurend andermans gedachten op en voeg je die aan je eigen geestelijke voorraad toe. Je laat je beïnvloeden door filmmakers, schrijvers, filosofen, kunstenaars en de gesprekken die je voert met je dierbaren en al die facetten die daarin zaten, die filter je en die vorm je tot iets persoonlijks. En dat persoonlijke deel je dan weer met degenen die daarnaar luisteren willen. Het is een geestelijke oefening waardoor je in gang blijft en anderen ook weer in gang brengt.
Het is leren, altijd leren en op die manier geven we elkaar betekenis. Zonder betekenis gaat het niet. Het gaat uiteindelijk om het blijven bewegen. Doordat we bewegen houden we elkaar aan de praat en in beweging en het resultaat is dat we elkaar op die manier in balans houden. Dat in balans houden is iets anders dan in balans zijn. Iemand die altijd in balans is, die beweegt niet. Je kunt hem vergelijken met een roerloze boom tijdens een windstilte. Zelfs de blaadjes van zijn takken bewegen niet, de boom staat te staan, meer doet ie niet, hij levert geen enkele inspanning. Maar we moeten het hebben van inspanningen. Het is de inspanning die ons creatief en dynamisch houdt. Dat betekent natuurlijk niet dat je bij tijd en wijle niet eens bij jezelf naar binnen mag kijken. Naar binnen kijken helpt je om oog te krijgen voor wat er om je heen gebeurt.
Onszelf in balans houden, belangstelling blijven koesteren voor wat zich aan en om ons heen voltrekt, daar heb je leefregels voor nodig. Maar waar haal je die leefregels vandaan?
Ik haal ze uit het Evangelie, vooral uit de bergrede. Het telkens opnieuw overlezen van wat er in die rede staat, blijft leerzaam en blijft nieuwe inzichten opleveren. En naarmate je intensiever met die uitspraken in die rede bezig bent, hoe meer geheimen die teksten prijsgeven. Ik ben er zelf van overtuigd geraakt dat de bergrede geen willekeurige verzameling uitspraken is, maar dat er een opbouw in zit die je in drie lagen kunt indelen. Een laag die erop gericht is om je duidelijk te maken hoe je gevoelens zuiver kunt houden (5), een laag die je de verlichting van je geest bij wil brengen (6) en een laag om je in aanraking te brengen met het goddelijke in de mens (7). In één zin gezegd: alle aandacht is gericht op het leren herkennen van de eeuwige waarden zoals eerlijkheid tegenover jezelf, aandacht voor je gevoelsleven en het onderkennen van wat je afhoudt van het instand-houden van die waarden.
In onze tijd is het aantal mensen dat zijn geloof in de bijbel en de uitspraken van de Christus heeft verloren, erg groot. Voor die mensen is het licht uitgegaan, het mysterieuze van het geloven herkennen ze niet meer en als er al een God bestaat, dan hebben zij er in ieder geval niets aan. Wat je onder godsdienst of religie zou moeten verstaan, ze weten het niet en ze zijn opgehouden om erover na te denken. Wat er in de kerken gebeurt interesseert ze niet en ze besteden er geen aandacht aan. Ik zal de laatste zijn om het die mensen kwalijk te nemen dat ze zo denken en doen, want ik begrijp ook wel dat het onderhouden van je religieuze belangstelling geen gemakkelijke opgave is in een cultuur waarin alle concentratie zich richt op de materiële buitenkant van het bestaan. Maar ik denk daartegenover wel dat het voor heel veel mensen het de moeite waard zou kunnen zijn om aandacht te schenken aan de filosofische en psychologische boodschap die verborgen is in de uitspraken van Jezus in de bergrede.
In de hele bergrede door vind je teksten die ons aansporen om ons innerlijk te onderzoeken, daar de consequenties uit te trekken en ernaar te handelen. Je kunt de bergrede zien als een lange en herhaalde oefening van de geest. Met veel aandacht voor je psyche en veel waarschuwingen voor wat die psyche kan beschadigen.
Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten roest noch mot ze weg, daar breken geen dieven in om te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
Dit gaat helemaal over de manier waarop je niet moet omgaan met je innerlijk, omdat je je daardoor kwetsbaar maakt en schade aan je ziel zult lijden. Het is een waarschuwing tegen onze neiging om wat we zijn uit te willen drukken in wat we hebben. Laat ik dit met een voorbeeld verduidelijken. Je komt mensen tegen die hun hele persoonlijkheid ophangen aan wat ze daarvan kunnen laten zien in de vorm van materiële dingen. In de nieuwsshow van Ivo Niehe zit dit voortdurend. Mensen worden daar als interessante persoonlijkheden opgevoerd omdat ze beroemd zijn geworden in de muziek- of filmwereld, omdat ze een enorm huis hebben of omdat ze een indrukwekkende verzameling Rolls Royces hebben. De buitenwacht, in dit geval Ivo Niehe, voert die mensen als belangwekkende persoonlijkheden op door alles wat in materieel opzicht aan die mensen vastzit.
Daar waarschuwt de bergrede tegen. De bergrede zegt hier, dat je je wezen, het antwoord op wie je ten diepste bent, je innerlijke waarde, niet moet laten afhangen van de waarde van de dingen die je hebt. Als jouw persoonlijkheid staat of valt met het hebben van een mooi huis in Zwitserland of een dure auto, dan ben je kwetsbaar. Want als je dat huis of die auto om wat voor reden kwijtraakt, ben je je hele persoonlijkheid kwijt. Mot en roest en dieven die kwamen inbreken hebben je van je huis of je auto beroofd en het kost je je ziel. Projecteer je innerlijke waarde dus niet op je bezittingen, maar koester je eigenwaarde in je ziel. Daar komen geen mot en roest en daar kan geen dief erbij. Met andere woorden: je moet je psychische gezondheid niet afhankelijk maken van wat je aan aardse schatten kunt verzamelen.
Ik sprak in het begin over de drie lagen die ik meen te ontwaren in de bergrede. In Matteüs 5 trof ik de laag aan waarin we worden opgroepen om de zuiverheid van onze gevoelens te onderzoeken. In Matteüs 6, en vooral in het fragment over de aardse en de hemelse schatten, zie ik de wegwijzer naar geestelijke verlichting. In het zevende hoofdstuk gaat het vooral om de eenwording met je bron van Zijn, God. Het hoofdstuk eindigt niet voor niets met het verhaal van degene die zijn huis op zand bouwt of op een stevige rots. Wie op de rots heeft gebouwd, die heeft ontdekt wat zijn zwakke schaduwkant is en kan er liefdevol mee omgaan.
Zo iemand heeft een hele persoonlijkheid waarin de strijd tussen zijn donkere kanten en zijn lichte kanten is beslecht doordat hij al die aspecten van zijn zielenleven in harmonie met elkaar heeft gebracht. Hij weet wie hij is, hij begrijpt ook wie hij niet is en het maakt hem tot een heel mens. De vruchten van de geest, die hem door de bergrede werden aangereikt, hij heeft ze in ontvangst genomen en geproefd. En heeft zodoende ontdekt dat de vruchten rijp waren voor geestelijke consumptie. Wie die vruchten tot zich nemen kan, ontwaakt uit zijn spirituele slaap en wordt, net als Doornroosje, wakker gekust door de prins van het heldere en bevrijdende inzicht dat hem de twee kanten van zijn ziel laat zien, de kant van de doornen en de kant van de rozen.