Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
De man van Nazareth droeg zijn menselijkheid in een onmenselijke wereld compromisloos en zonder omwegen uit. En hoezeer dat woord ook is verminkt en aangetast is door verkeerde uitleg en onoprechte toepassingen, in het beeld dat wij van hem hebben zit nog steeds iets dat ons raakt en ons verlangen wekt naar licht en vrijheid, naar waarheid en menslievendheid.
Volledige tekst
In deze tijd van het jaar met het paasfeest in aantocht, gaat je aandacht als vanzelf uit naar de man om wie Pasen draait: Jezus van Nazareth. Er is waarschijnlijk niemand waarover meer is geschreven en gedacht, ook al weten we niet veel over zijn persoonlijke leven en zijn leefomstandigheden. Ieder onderzoek hiernaar strandt bij voorbaat wegens gebrek aan gegevens. Ook de Evangeliën geven geen uitsluitsel, want ze vermelden geen historische feiten, het zijn geloofsverhalen van mensen die zich geraakt voelden door Jezus en zijn boodschap. Historisch gezien zal het wel zo zijn gegaan dat er aanvankelijk alleen mondelinge overleveringen bestonden. Veel later, dertig, veertig en soms wel zestig jaar na zijn dood werden de verhalen over hem opgetekend en we weten niet welke redacteuren hierbij aan het werk zijn geweest. Maar ondanks het gebrek aan feiten over hem is er toch zoiets nieuws in zijn boodschap geweest dat mensen zich daar eeuwenlang mee verbonden hebben gevoeld en dat is nog steeds zo. Waar komt deze fascinatie vandaan en hoe komt het dat ook nu nog liederen over hem worden geschreven als dat van Huub Oosterhuis, waarin gezongen wordt:
Gij zijt voorbij gegaan
een steekvlam in de nacht
De vonken van uw naam
zijn ogen in ons hart.
In flarden hangt uw woord
om onze wereld heen
wij leven in u voort
wij zijn met u bekleed?
In 1989 schreef de onlangs afgetreden paus Benedictus XVI dat Jezus alleen via de kerkelijke leer begrepen kan worden. Want, aldus Benedictus, buiten de kerkelijke leer verzint iedereen zijn eigen Christus en vervalt iedereen in de puur persoonlijke voorkeuren voor zijn eigen beeld van Christus. Dit standpunt doet volgens velen, waaronder nogal wat uitgetreden priesters, geen recht aan het werkelijke karakter van de boodschap van Jezus. Hij wilde zijn toehoorders tot mensen maakten die aan het werk zouden gaan met hun innerlijke gesteldheid, en hij wilde niet de Christus van de kerk zijn, die ooit eenmalig optrad als een god op aarde. Op de Benedictusmanier maak je van Jezus een vuurbrenger, maar blijven we zelf in de kou zitten. Maar als we hem zien als degene die ons erop wil wijzen dat we in onszelf op zoek moeten gaan naar de zachte en liefhebbende krachten waarover we beschikken, leren we van hem hoe we zelf het vuur moeten aansteken om de wereld tot een warmere plaats te maken.
Dat was het nieuwe aan zijn boodschap: dat hij ons wilde leren om ons menszijn als iets kostbaars te ervaren. Hij wilde dat wij onszelf zo zouden ervaren dat de vervreemding van wat in ons innerlijk huist en daardoor de vervreemding van andere mensen, daardoor werd overwonnen. Om dit te bereiken trad hij op als profeet, als verhalenverteller en als genezer. Bij die aspecten wil ik stilstaan.
Jezus treedt op tegen het misbruik van godsgeloof door de machthebbers binnen politiek, economie en religie waardoor mensen worden onderdrukt. Daarmee staat hij in de traditie van de profeten van Israël, die vooral partij kozen voor de weerlozen tegenover de machtigen. Tegenover het ‘ik” van de koning stelden zij de macht van God die gerechtigheid eist. Jezus stelt zich ook vijandig tegenover het “ik” van de machthebbers op, maar hij stelt daartegenover het “ik” van ieder individueel mens. Zijn profetische roeping is op dit punt verschillend van de roeping van de oude profeten. De grote profeten van Israël zagen zichzelf als kampioen van het goede, het juiste door God gewilde gedrag. De wil van God was hun maatstaf voor hun handelen en spreken. Zo’n houding kan leiden tot fanatisme en uitsluiting van groepen. Het optreden van de profeet Elia op de berg Karmel, waar hij vierhonderd Baälpriesters doodslaat, is een voorbeeld van dat fanatisme: als men maar vastberaden genoeg is om de juiste oorlog voor de juiste zaak te voeren, komt uiteindelijk alles goed. Zo’n profeet is Jezus niet: hij is geen kampioen voor de goede zaak, hij komt niet met geweld tegen foute groepen mensen in het geweer, hij doet een beroep op het individu: het individu moet in zijn innerlijk een houding ontwikkelen die niets te maken heeft met een godsbeeld dat alle andere godsbeelden wil uitroeien. Jezus heeft niets op met strijders voor God die zich op gewelddadige wijze richten tegen de tegenstanders van die God.
Wat hij van ons vraagt is om het godsbeeld in ons zelf te bevrijden van agressie en fanatisme. Dat is voor hem de weg naar echt menselijke oplossingen tegen onrecht en geweld. Voor hem betekent het vinden van God dat je je eigen menselijkheid vindt doordat je met je eigen wezenskern verzoend bent.
Hij brengt dit onder woorden door het vertellen van gelijkenissen, verhaaltjes met een diepere onderliggende betekenis. Gewone, concrete dingen en gebeurtenissen krijgen op die manier een onderliggende betekenis mee. De gelijkenissen over het koninkrijk van God zijn daar een goed voorbeeld van. Het mosterdzaadje bij voorbeeld gebruikt hij als symbool van iets ogenschijnlijk onbelangrijks uit het leven van alledag voor iets dat absoluut belangrijk en persoonlijk is en in het eigen bestaan gevonden moet worden. Het kostbaarste, hoe klein en nietig ook op het eerste gezicht, zo klein als het nietige mosterd zaadje, rijpt in onszelf en moet daar worden ontdekt. Het is een voorbeeld van de dieptepsychologische benadering van Jezus: alleen als we het houvast dat wij God noemen in onszelf zoeken, werkt dat houvast helend en neemt het de angsten die in ons leven weg.
Met andere woorden: abstracte speculaties over God als een metafysische wezen dat zich in rationele termen laat beschrijven, doen niets voor onze psyche. Onze ziel moet bevrijd worden van dit soort voorstellingen omdat zij ons in de greep houden van de angsten die uit onszelf opborrelen. Voor hem betekende geloven in God het psychisch herstel van mensen, de vermenselijking van de omgang met elkaar in groepen en politieke macht in dienst van de zwaksten. Op die manier zouden mensen het eindelijk weer aandurven om met eigen ogen te zien, hun eigen woorden te spreken en hun eigen weg te gaan. Van de machtigen binnen religie en staat eiste hij eerbied voor ieder individueel mens. Die eis zet elke onderdrukkende en onaantastbaar geachte macht op losse schroeven en het is de reden van zijn veroordeling tot godslasteraar.
In Logion 113 vragen de leerlingen aan Jezus wanneer het koninkrijk zal komen. Zijn antwoord, dat het koninkrijk er niet komt door het te verwachten, zal ze hebben teleurgesteld, want zij koesterden een droom die al in het OT voorkomt. Naar joodse overtuiging was ooit het land Kanaän het beloofde land. Later, toen het volk in ballingschap werd afgevoerd naar Babylon, zal die droom onder invloed van het Perzische geloof dat een eeuwigdurende strijd tussen licht en donker veronderstelt, zijn bijgesteld in het geloof dat er aan het einde der tijden een laatste veldslag zal plaatsvinden en het licht daar als overwinnaar tevoorschijn zal komen. In het OT’ische boek Daniël wordt die overwinning met zoveel woorden in het vooruitzicht gesteld. De verwachting van een eeuwigdurend oordeel aan het eind der tijden was een vanzelfsprekend onderdeel van het joodse geloof. Tegen die achtergrond laat het zich denken dat de leerlingen van Jezus in de veronderstelling verkeerden dat hij een profeet was die zou kunnen zeggen wanneer de eindtijd verwacht zou kunnen worden. Maar Jezus zegt: je hoeft er niet op te wachten, want het is er al, maar de mensen zien het niet.
Dat is voor die tijd een zeer verrassend antwoord. Ook nu is dat antwoord misschien nog wel verrassend, want de zienswijze daarachter is uniek. Het koninkrijk is dus niet ergens op aarde, het is ook niet in de toekomst, maar het is overal, hier en nu. Het probleem is niet de onvindbaarheid van dat koninkrijk, maar van de blindheid van de mensen, want ze zien het niet.
Het koninkrijk kun je dus niet vinden buiten jezelf. Als je het wilt zoeken en als je het wilt zien,moet je jezelf veranderen. Je moet je van je blindheid genezen. In Logion 3 wordt de spot gedreven met degenen die denken dat het koninkrijk ergens op aarde of in de hemel te vinden is. Daar staat te lezen:
Als jullie voorgangers zeggen:
Zie het koninkrijk is in de hemel,
dan zullen de vogels je voorgaan.
Wanneer zij zeggen:
Het is in de zee,
dan zullen de vissen je voorgaan.
Er zit een dubbele bodem in deze ironische uitspraken. De onderliggende betekenis ervan is dat de wereld een spiegel is van je innerlijke gesteldheid. Als je denkt dat het koninkrijk veraf is, in de hemel of in de zee, dan is dat ook zo. Dat is nu eenmaal de kern van spirituele blindheid. Wie denkt dat het koninkrijk voor hem of voor haar niet is weggelegd, krijgt gelijk. Het is een self-fulfilling prophecy, want door zo te denken plaats je jezelf buiten dat koninkrijk. Want, zegt Logion 3 in het vervolg van de spottende woorden:
Het koninkrijk is in je binnenste en in je oog
Als je jezelf kent, dan zul je ook gekend worden,
en je zult beseffen dat je afstamt van de levende Vader.
De man van Nazareth, straks noemen we hem vanuit de traditie de man van Pasen, droeg zijn menselijkheid in een onmenselijke wereld compromisloos en zonder omwegen uit. Zijn woord hangt nog steeds als flarden om onze wereld heen. En hoezeer dat woord ook is verminkt en aangetast is door verkeerde uitleg en onoprechte toepassingen, in het beeld dat wij van hem hebben zit nog steeds iets dat ons raakt en ons verlangen wekt naar licht en vrijheid, naar waarheid en menslievendheid. Laten we die geraaktheid en dat verlangen levend houden.