Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Het tiende gebod is niet letterlijk na te volgen, dat ga je als individuele consument in de wereld van vandaag niet redden. Maar je kunt wel enige beheersing aanbrengen in de manier waarop je alles wat je wordt aangeprezen tot je neemt door daar steeds bij te blijven nadenken en je af te vragen: heb ik dit echt nodig, is mijn gehechtheid aan de dingen die ik heb eigenlijk niet veel te sterk en bepalen ze mijn leven niet te veel? Heb ik een auto of heeft de auto mij? Ben ik door het verwerven van bezit zo hard op zoek naar waardering, status en aanzien dat ik mijzelf daarin verlies?
Overdenking Zeist 17 september 2017 (begeerte)
Het zgn tiende gebod bevat het verbod om te begeren. In de commentaren op dit gebod kom je vrijwel altijd de gedachte tegen dat dit gebod in alle religies en wijsheidstradities voorkomt, zij het dan ook dat dat hier en daar verschillend wordt geformuleerd. Van Plato tot Boeddha, van het Hindoeïsme tot Lao Tse , altijd wordt de begeerte voorgesteld als iets dat ons afhoudt van het hogere. En daardoor blijft het lijden in de wereld, raken we steeds weer van het rechte pad af en lijken we op de hamster in zijn ronddraaiende wieltje, eindeloos achter onze begeerten aan hollend zonder ze ooit te bereiken. Het tiende gebod is dan volgens die commentaren helemaal in lijn met het beteugelen en uitbannen van de begeerte van andere godsdiensten.
Maar als je het tiende gebod goed leest, dan zie je dat daar staat dat je je zinnen niet moet zetten op het huis van een ander of op wat die ander toebehoort. In de oude vertaling stond er dat je niet zult begeren wat van je naaste is. Hier staat dus niet dat je in het algemeen hoe dan ook niet mag begeren. Alleen de begeerte die de strijd met je naaste, de stamgenoot uitlokt, wordt verboden. Door die begeerte kunnen namelijk hele families van elkaar vervreemd raken, stammentwisten zijn rampzalig voor de gemeenschappen die in het land van die stammen moeten wonen en werken en oorlogen tussen volkeren….we weten allemaal welke ellende daardoor wordt veroorzaakt. Al die tragedies komen uiteindelijk uit de begeerte om te bezitten wat van de ander is. Die nadruk op het vermijden van begeerte als bron van onderlinge twist en ruzie, daarin verschilt het tiende gebod van de manier waarop andere religieuze en wijsheidstradities tegen de begeerte aankijken.
Een ander verschil is de aard van het begeren zelf. Hamad, het Hebreeuwse woord voor de begeerte, staat niet voor een geestelijk aspect van de menselijke ziel zoals bij Plato of Boeddha, maar voor een aards begrip, het grijpen naar de goederen die de ander heeft.
Als je naar kinderen kijkt, vooral kleine kinderen die met elkaar aan het spelen zijn, dan zie je nog wel eens dat wat het ene kind heeft, het andere ook moet hebben. Ze kunnen daar ruzie over krijgen. De een heeft een rode bal, de ander een gele. Vaak wil het kind met de gele bal dan de rode bal hebben en als hij die krijgt omdat ze geruild hebben, kan het zomaar gebeuren dat hij achteraf toch weer de gele bal wil hebben, eigenlijk alleen maar omdat het andere kind die bal dan heeft. Het gaat hier eigenlijk niet om die bal, maar om iets dat een kind wil hebben, louter en alleen omdat het andere kind dat “iets” heeft.
De auteurs van het tiende gebod hebben dit proces kennelijk heel goed begrepen. Het gebod is het langste van de tien geboden omdat het een hele opsomming van begerenswaardige zaken bevat. De lijst van die zaken kan eindeloos worden uitgebreid, maar daar gaat het niet om, het gaat om de ander, de naaste. Wat de ander bezit, maakt in ons het verlangen los om dat ook te bezitten. We gaan pogingen doen om dat bezit te verwerven, als het niet goedschiks lukt, dan maar kwaadschiks. Conflicten, strijd en oorlog worden dan onvermijdelijk.
Hier komt ook de jaloezie om de hoek kijken. En jaloezie, afgunst, is de bron van veel kwaad, dat weten we allemaal. Wie jaloers is, verstoort de onderlinge harmonie die we nastreven en zo iemand is vaak de veroorzaker van ruzies met een lange nasleep. Dat we dat weten, wordt overduidelijk als je de wekelijkse rubriek de tien geboden in Trouw erop naslaat. In die rubriek worden vaak bekende Nederlanders uitgenodigd om te vertellen wat de tien geboden in hun persoonlijk leven voor ze betekent. Je leest dan dat ze weleens hebben gevloekt, dat ze ook weleens hebben gestolen en dat ze hun vader en moeder ook niet altijd in ere hebben gehouden. Ook de zondagsrust hebben ze niet altijd in acht genomen. Veel overtredingen van de tien geboden geven ze grif toe, maar als het om het tiende gebod gaat, dat over afgunst gaat, dan zijn ze nooit jaloers geweest en zullen ze dat ook nooit zijn. De ondervraagden voelen kennelijk dat afgunst iets is, dat door iedereen wordt veroordeeld en daarom willen ze er liever niet voor uit komen dat ze die gevoelens van jaloezie heus wel kennen.
Ik denk dat we allemaal weleens jaloers zijn of zijn geweest. Het is niet realistisch om te doen alsof je die gevoelens van jaloezie helemaal niet kent. Alleen… ze mogen er niet toe leiden dat we met elkaar in conflict komen. Jaloezie is een drift, en die drift moet worden beheerst. Overigens is het in het grote verband nog niet zo eenvoudig om vast te stellen waar jaloezie begint en rechtvaardigheid ophoudt. Ik weet niet of u zich nog het begin van het kabinet Rutte/Asscher herinnert. U weet mischien nog dat dat kabinet tot stand kwam doordat Mark Rutte en Diederik Samson het heel snel eens werden over allerlei onderwerpen. De PvdA kwam toen met het idee van de inkomensafhankelijke zorgpremie. Via die zorgpremie zouden de inkomens een beetje worden genivelleerd. Spekman, de voorzitter van de PvdA, was lyrisch. “Nivelleren is een feest” riep hij uit. Maar voor de VVD was dit onverteerbaar. Dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moesten dragen, was niets anders dan een verhullende term voor een ordinaire jaloeziebelasting. De telegraaf schreef over de PvdA als de partij van de afgunst en het voorstel werd snel van tafel gehaald.
Enige laren later herhaalde die discussie zich toen de top van ABN AMRO zichzelf een salarisverhoging van honderdduizend euro toekende. Toen hiertegen werd geprotesteerd, reageerde de voorzitter van de werkgevers, Dick Boer, hierop met de opmerking dat die protesten een sfeer van jaloezie in zich droegen die buitenlandse investeerders uit ons land zou jagen. Wat de ene partij ziet als rechtvaardig, is voor de ander gewoon afgunst. Beide partijen overtraden het tiende gebod, want het ging steeds om iets dat de een bezat en de ander wilde hebben. En het toont ook aan hoe onmogelijk de navolging van dit gebod in onze moderne samenleving eigenlijk is.
In mijn jonge jaren aan de Leidse universiteit had ik economie als keuzevak. In dat vak maakte ik kennis met de gedachten van Keynes, de briljante econoom die president Roosevelt van Amerika in de jaren dertig het advies gaf hoe Amerika de crisis te boven zou kunnen komen. Hij zei: de overheid moet zich in de schulden steken en investeren, veel investeren. Daarmee komen mensen aan het werk, ze verdienen geld en dat geld geven ze uit waardoor ook anderen weer gaan verdienen. Roosevelt, ook een briljante man, volgde het advies op en het werkte. Keynes had hiermee het groeimodel geïntroduceerd, maar zelf dacht hij dat dit model tijdelijk even nodig was totdat iedereen genoeg had. We moesten nog een tijdje economisch groeien om de overvloed te bereiken waarin niemand meer erg hard hoefde te werken, misschien zo’n drie uur per dag, en we zodoende een rustige samenleving hadden gecrëeerd.
Di verwachting van Keynes is niet uitgekomen. We leven nu in een consumptieparadijs waar hij niet eens had kunnen dromen, maar we werken nog steeds heel veel en heel hard om onze almaar toenemende behoefte aan aardse goederen te bevredigen.
Mensen hebben nooit genoeg, het is een gegeven. Er is altijd wel een ander te vinden die meer heeft dan jij en met wie je je wilt vergelijken. Onze behoeften zijn onverzadigbaar en de reclamemensen en de marketeers spelen er op in. Er zijn tegenbewegingen, maar hun uitgangspunten komen meestal ook neer op geboden, die net zo moeilijk uitvoerbaar zijn als het tiende gebod zelf. Je moet consuminderen in plaats van consumeren, je moet duurzaam leven en je moet je tevreden stellen met genoeg is genoeg. Ik denk niet dat de problemen hiermee voor eens en voor altijd worden opgelost. Ik pieker er niet over om mijn telefoon, mijn televisie, mijn auto, mijn computer, mijn e-bike en mijn bubbelbad af te schaffen omdat dat beter is voor ons allemaal. Ik weet natuurlijk wel dat veel dingen mij worden aangeprezen als nuttig en belangrijk zonder dat ze dat zijn, maar ik wil toch graag ook zo aangenaam mogelijk leven en daarom kies ik niet voor een boshut zonder stromend water en elektriciteit.
Nee, ik denk niet dat je de oplossing moet zoeken in het ontzeggen van wat je door de technologie en de industrie wordt aangeboden als comfortabel en levensverrijkend. Wat dan wel? Het richtsnoer voor je handelen vind je mijns inziens in het Evangelie. U kent ongetwijfeld de uitspraak van Jezus (Matt. 6: 19-20) waarin hij zegt:
Verzamel voor je zelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
Hier staat niet dat je geen aardse goederen zou mogen bezitten. Hier staat ook niet dat je niet zou mogen streven naar bezit. Wat er wel staat is, dat je je eigenwaarde niet moet ontlenen aan wat je bezit. Als voor jou het bezit van een mooi huis, een dure auto of een grote bankrekening zo belangrijk zijn dat je je zonder die dingen eigenlijk niet volwaardig voelt, dan heb je je persoonlijkheid en alles wat je volgens jezelf voorstelt afhankelijk gemaakt van die dingen en ben je kwetsbaar. Want wie ze wegneemt, vernietigt je persoonlijkheid, je ziel. En juist die schat moet je bewaren in je hart. Daar kan niemand erbij komen.
Dus: het tiende gebod is niet letterlijk na te volgen, dat ga je als individuele consument in de wereld van vandaag niet redden. Maar je kunt wel enige beheersing aanbrengen in de manier waarop je alles wat je wordt aangeprezen tot je neemt door daar steeds bij te blijven nadenken en je af te vragen: heb ik dit echt nodig, is mijn gehechtheid aan de dingen die ik heb eigenlijk niet veel te sterk en bepalen ze mijn leven niet teveel? Heb ik een auto of heeft de auto mij? Ben ik zo hard op zoek naar waardering, status en aanzien dat ik mijzelf daarin verlies?
Het Evangelie spoort ons aan om onszelf die vragen te stellen en ernaar te handelen. Ieder op zijn eigen manier, er is geen collectieve dwang en al helemaal geen kadaverdiscipline. Er is alleen je religie en die religie zegt: neem je in acht zodra de dingen met jou op de loop gaan en je daardoor buiten adem dreigt te raken.