Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Lichtjes in de kerstboom, lichtjes in de tuin en rondom het huis, kaarsen op de tafel voor het kerstdiner, iedereen doet er aan, ongeacht wat hij of zij gelooft of niet gelooft.
Want iets in ons vertelt ons dat het licht aanzet tot een levenshouding die de wereld nodig heeft. Wie licht brengt, verspreidt vrede en medemenselijkheid, wie het licht in zich draagt is begaan met het lot van anderen en is, bewust of onbewust, op zoek naar de Christus in hemzelf.
Kerstoverdenking 2019
We leven in een wonderlijke en ook wel donkere tijd. Op het wereldtoneel spelen vooral mannelijke machthebbers een bedenkelijke rol. We hebben te maken met een Amerikaanse president en een Russische volksmenner, Trump en Poetin, grote ego’s, die iedere zin beginnen met het woord IK met hoofdletters. En ze zijn niet de enigen. Je kunt het lijstje aanvullen met Erdogan van Turkije, Kin Jung Un van Noord-Korea en nog veel meer leiders die vervuld zijn van zichzelf en daar luidkeels en triomfantelijk berichten over rondstrooien.
De meeste van die berichten staan op gespannen voet met de waarheid. De waarheid van onze dagen is kneedbaar en buigzaam en ook het nieuws is niet meer te vertrouwen. We krijgen te maken met termen als nepnieuws en alternatieve feiten. Daar word je achterdochtig van: wat is waar en niet waar en welk bericht kan ik nog geloven? De argwaan regeert.
Tussen al dit geruis en gedruis waar we dagelijks mee te maken hebben, is er dan één keer per jaar een korte periode waarin we aandacht hebben voor het kerstverhaal en wat ons dat te zeggen heeft. Eigenlijk ook nepnieuws, want wat erover in het Evangelie staat is hoogstwaarschijnlijk geen verslag van wat er werkelijk is gebeurd, maar dat doet niets af aan de zeggingskracht van het kerstevangelie. Je zou kunnen zeggen dat het hier gaat om een verbeelding van hogere orde. Omdat die verbeelding ons raakt en iets in onszelf losmaakt dat niet te vergelijken is met wat in de social media over ons wordt uitgestort. Veel mensen in onze omgeving lijden aan socialbesitas, maar hun aanhoudend getuur op de smartphone schermpjes brengt ze niet dichterbij de waarden die onder het kerstverhaal verscholen liggen.
Godfried Bomans heeft, op de onvergelijkelijk wijze waarop hij dit kon, een kerstverhaal geschreven waarin de tegenstelling tussen de waan van de dag en de eeuwigheidswaarde van de geboorte van Jezus op een verrassende manier aanschouwelijk wordt gemaakt. Zijn verhaal begint met een man die het kerstfeest thuis eens grondig wilde vieren.
Hij versierde de kamer met rode bellen, deed bij drie winkels boodschappen voor het kerstmaal en dekte de tafel feestelijk. Naast ieder bord plaatste hij een kaarsje en toen alles klaar was, nodige hij zijn familie uit om plaats te nemen aan de dis. Voordat ze gingen eten, las hij voor over Maria en Jozef die alle herbergen moesten aflopen, maar nergens een onderkomen voor de nacht konden vinden. Maar dat het kind toch werd geboren, al was het dan in een stal.
En iedereen die aan tafel zat verwonderde zich over de hardvochtigheid van al die herbergiers, want zoiets kwam nu gelukkig niet meer voor. En ze zouden net gaan eten, toen de bel ging. De man legde zijn vork verstoord neer en zei: “dat is nu vervelend, er is ook altijd wat” . En hij slofte naar de voordeur.
Er stond een man op de stoep met een baard en heldere lichte ogen. Hij vroeg of hij hier ook schuilen mocht, want het sneeuwde en het was koud. De beide mannen keken elkaar een ogenblik zwijgend aan en toen werd de een door drift bevangen. “Uitgerekend op kerstmis”, zei hij, “zijn er geen andere avonden”. En hij sloeg de deur hard achter zich dicht.
Maar terug in de kamer kam er een vreemd gevoel over hem en het eten smaakte hem ineens niet meer. “ik ga nog eens even kijken”, zei hij. “Er is iets gebeurd, maar ik weet niet wat”.
Hij liep terug naar de stoep en keek in de warrelende sneeuw. Daar zag hij de man nog juist om de hoek verdwijnen, met een jonge vrouw naast zich, die zwanger was.
Toen hij weer in de kamer kwam, zag hij bleek en er stonden tranen in zijn ogen. “Zeg maar even niets”, zei hij. “Die wind is wat schraal, het gaat wel weer over”. En hij zette zich weer aan het feestmaal. Het bleef die nacht sneeuwen, de hele nacht door en het was een donkere nacht. Maar later werd verteld dat boven een boerenschuur in de buurt een heldere ster was waargenomen.
Ik heb het verhaal in verkorte en iets veranderde vorm verteld, maar de kern is duidelijk: hoe zeer we ook met de mond belijden dat we goed voor elkaar moeten zijn, dat we iets voor elkaar over moeten hebben, de praktijk blijkt altijd weerbarstiger dan de leer. Want we worden in het dagelijkse leven door allerlei bijkomstigheden afgeleid van de echte boodschap die ons met kerst wordt doorgegeven. En die boodschap gaat over licht en duisternis. In de proloog van het Johannesevangelie is er sprake van het woord, de logos, waar alles door is ontstaan en dat die logos leven is en licht voor de mensen. Licht dat schijnt in de duisternis en door die duisternis niet is gegrepen. Licht tussen mensen, zo zou je het ook kunnen zeggen.
Geleerde wetenschappers kunnen ons vertellen dat licht een natuurkundig verschijnsel is, elektromagnetische golven die zichtbaar zijn voor het menselijk oog. Dat zal wel zo zijn, maar licht heeft vooral een gevoelswaarde. Dat zit in ons omdat leven zonder licht niet mogelijk is. De vruchten van de aarde, het groeien van de gewassen en de bomen, het proces waardoor de natuur zich verjongt en vergroent, het is niet mogelijk zonder zonlicht. En dat is ook in ons taalgebruik en onze zegswijzen teug te vinden. Licht heeft een gunstige betekenis, donker juist niet. Licht staat voor weldaad, voor goddelijkheid en blijdschap. Donker staat voor narigheid, angst en slechtheid.
De bijbelschrijvers zijn van die gevoeligheid voor het licht doordrongen geweest, toen zij in Genesis schreven dat God zei “er moet licht komen” en er was licht. Dat God zag dat het licht goed was en hij het licht scheidde van de duisternis. Jesaja die spreekt van een volk dat in duisternis ronddoolt en een schitterend licht ziet (Jesaja 9). En Johannes, die het heeft over het ware licht dat naar de wereld kwam om ieder mens te verlichten. In alle religies speelt het licht een grote rol. Van de zonnehymne van de Egyptische farao Aton tot het zonnelied van Franciscus van Azzizi, de zon als brenger van het goddelijke licht is de spil van veel godsdiensten. Reeds de ouden hebben naar de hemel gekeken, naar het uitspansel van oplichtende sterren tegen een gitzwarte achtergrond, zij hebben overdag de stralen van de zon op hun gezicht gevoeld en hun verbinding met het terugkomend licht gevierd door aanbidding en verering van het goddelijke dat daarachter verborgen moest gaan.
Het is volkomen invoelbaar en voorstelbaar dat alles rondom kerst met licht te maken heeft. De geboorte van het Christuskind is een directe verwijzing naar het licht dat ons de weg zal wijzen in het donker waarin wij ronddwalen. Het verlangen naar dat licht zit in alle mensenzielen verankerd en het verklaart ook waarom kerst niet alleen door gelovigen, maar ook door atheïsten op een uitbundige manier wordt gevierd.
Lichtjes in de kerstboom, lichtjes in de tuin en rondom het huis, kaarsen op de tafel voor het kerstdiner, iedereen doet er aan, ongeacht wat hij of zij gelooft of niet gelooft. De magie van het licht dat terugkeert inde donkere dagen, het is iets dat ook resoneert in de ziel van de mensen die niets willen weten van geloof, God, de bijbel of Jezus Christus. Zij noemen het sprookjes of bijgeloof, maar ze doen gepassioneerd mee aan de verbeelding van dit bijgeloof, want het raakt ze in hun onderbewustzijn. Want iets in ons vertelt ons dat het licht aanzet tot een levenshouding die de wereld nodig heeft. Wie licht brengt, verspreidt vrede en medemenselijkheid, wie het licht in zich draagt is begaan met het lot van anderen en is op zoek naar de Christus in hemzelf.
De Christus in onszelf, het is het licht dat ons het vermogen geeft tot het maken van onderscheid. Dat ons tot vrije, onafhankelijke mensen maakt die herkennen wat uit het licht wordt geboren of wat tot de duisternis behoort. Dat onderscheid, die herkenning is nodig in een tijd waarin we veelvuldig afgeleid worden van de boodschap van kerst en menig mens de dupe wordt van de verleidingen van commercie en materialisme.
De Evangeliën beschrijven het kerstgebeuren alle op hun eigen manier, maar het is geen nepnieuws. Het is de beschrijving van een teer begin, de geboorte van een kind. Geen overweldigend en spectaculair ingrijpen van God, maar een klein begin van een ommekeer in het denken van mensen. Een denken dat afstand neemt van geweld en intimidatie en de kracht zoekt in zachtheid. En zachtheid kun je niet breken, hardheid wel.