Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Bij kerst krijgen we te maken met een verhaal dat ons eraan herinnert dat een mensheid die zijn dromen loslaat en zich opsluit in zelfzucht en zich verschanst achter zijn angst om iets te moeten afstaan van wat hij als zijn verworvenheden beschouwt, die mensheid zelf niet verder zal brengen.
Overdenking Zeist 25 december 2022 (licht)
Het kerstverhaal is op het eerste gezicht een onwaarschijnlijk verhaal. Het gaat over kommervolle omstandigheden waarin een voorbeeldige moeder, Maria, bevalt van een bijzonder kind. Het gaat over herders in het veld die gewekt worden door engelengezang en over wijzen uit het oosten die een lange reis ondernemen naar het pas geboren kind in de kribbe. En tenslotte vertelt het nog over de nederlaag van de slechterik Herodes door een goddelijke ingreep. Het is de consequente overwinning van het goede over het kwade en Lukas en Matteüs geven er met mythische beelden vorm aan.
De eigentijdse kerstverhalen voltrekken zich ook volgens dit patroon van tegenslag die over wonnen wordt en de afloop is onveranderlijk goed. Maar er zijn ook verhalen met een ongemakkelijk vraagteken aan het eind. De vertelling van Godfried Bomans onder de titel "Een witte kerst" is daar een voorbeeld van. Het gaat over een man die zijn uiterste best had gedaan om voor zijn gezin een sfeervol kerstmaal aan te richten. Toen de tafel gedekt was en alle kaarsjes waren aangestoken, zette het gezin zich neer en vertelde de man over kerst. Over Jozef en Maria die geen onderdak in een herberg konden vinden en de geboorte van hun kind in een stal. En ze verwonderden zich over de hardvochtigheid van de herbergiers. Maar ja, dat was tweeduizend jaar geleden en al was er ook nog veel ellende in de wereld, nu mochten ze wel even genieten. Net toen de man zijn eerste hap zou nemen, ging de bel.
"Hè", zei de man, "het is ook altijd wat". En hij stond op en slofte naar de deur. Daar stond een man op de stoep met een baard en heldere, lichte ogen. Hij vroeg of hij hier mocht schuilen, want het sneeuwde zo. Toen werd de man die kerst wilde vieren door drift bevangen. "Uitgerekend op kerstmis" zei hij; "zijn er geen andere avonden". En hij sloeg de deur hard achter zich dicht. Maar terug in de kamer voelde hij zich wat vreemd en het eten smaakte hem niet meer. "Ik ga toch even kijken" zei hij. En hij liep terug naar de stoep en keek in de warrelende sneeuw. Daar zag hij de man nog juist om de hoek verdwijnen, met een jonge vrouw naast zich, die zwanger was.
In een tijd, waarin er oorlog en geweld is en miljoenen vluchtelingen aan de grenzen staan, stelt dit verhaal een ongemakkelijke vraag aan je geweten, vooral met alle discussies over de beperking die we aan de instroom van vluchtelingen willen stellen. Juist met kerst is die vraag indringender dan ooit.
Maar het kerstverhaal staat ook nog voor iets anders dan de hulp aan onze medemensen, het staat van oudsher in het teken van het komend licht en dat is ook en vooral wat wij vieren vandaag. Na kerstmis worden de nachten weer korter en de dagen geleidelijk aan langer. En we verlangen daar naar, naar het seizoen waarin alles na de winterslaap weer opbloeit en alle wezens op aarde nieuwe levenskracht opdoen. Het is nog betrekkelijk ver weg, maar we kunnen ons nu al verheugen op het voorjaar, het seizoen van het nieuwe leven. De hele schepping ondervindt dan de invloed van het licht dat na de donkere winter terug is gekomen en het werkt in op het levensgevoel.
Dat gevoel, het levensgevoel, is dus heel erg sterk verbonden met het licht en het is geen wonder dat de mensheid al vanaf zijn eerste komst in de wereld gefascineerd is geweest door het licht. Licht heeft sinds mensenheugenis verbinding met weldaad en met blijdschap, met levensvreugde en levenslust, met groei en bloei. Een weldadig gevoel is altijd verbonden met licht.
Jezus is vaak vergeleken met licht. Hij is het licht der wereld, hij was het licht en dit licht is door de duisternis niet gegrepen, zo drukt de evangelist Johannes het uit.
Niet alleen de evangeliën, ook alle andere grote wijsheidstradities kennen het licht als teken van de kosmische sluier waarin de schepping zich verhult. Als we naar de hemel kijken, naar het uitspansel van oplichtende sterren tegen een gitzwarte achtergrond, roept dat in ons vragen op waarop de mens al sinds zijn bestaan heeft geprobeerd een antwoord op te geven.
Het is niet overdreven om te zeggen dat alle religies eruit zijn voortgekomen. En de antwoorden die die religies geven hebben altijd te maken met de zon en het levenbrengende licht van die zon. Vaak wordt de zon gelijkgesteld aan God zelf die de wereld daardoor instandhoudt.
De Christus in ons, hij is het restant van dat licht van God en hij is daardoor de bezielende vonk van het menselijk bewustzijn. Op een veel oppervlakkiger niveau hebben wij het erover dat iemand het licht heeft gezien als hij tot een beslissende wending in zijn leven is gekomen. In zo iemand is het innerlijk licht ontbrand, en de Christus in ons staat ook in verbinding met dit innerlijk licht.
Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat denkers uit alle tijden en in alle windstreken, man en vrouw en van elk volk of ras de impulsen van het innerlijk licht hebben verbeeld en vertaald in mythologische verhalen en legenden.
Het evangelie van Lukas is een voorbeeld van zo’n mythologisch verhaal en zijn vertelling appelleert aan de verlangens die breed door mensen worden gedeeld. Het is het verlangen naar vrede, naar een wereld waarin harmonie de boventoon voert en oorlog en geweld voorgoed uitgebannen zijn.
Licht is leven en God is een licht waarin in het geheel geen duisternis is. Zo staat het in de eerste brief van Johannes. Voor Johannes was het onomstotelijk waar dat God alomtegenwoordig in onze wereld was en dus moest deze wereld ook doortrokken zijn van Gods licht. Het is een uitspraak waarmee je graag zou willen instemmen, maar als je om je heen kijkt en ziet hoeveel ellende, geweld en onrecht overal aanwezig is, kost het moeite om je die gedachte onvoorwaardelijk toe te eigenen. De god van Johannes die liefde is, staat veel kwaadaardigheid toe.
Want telkens opnieuw breekt de hel op aarde los en bijna altijd zijn het mensen die het leed aanrichten. Verminkte doden, bloedende gewonden en haveloze vluchtelingen trekken dag aan dag aan onze ogen voorbij en je denkt: een dichter kan opschrijven dat wij in het diepst van onze gedachten een god zijn, maar dat staat ver af van de werkelijkheid.
Gewone stervelingen zoals wij zijn geen god in het diepst van onze gedachten, maar wij worstelen ons leven lang met de twee kanten van het leven, de idealistische, hooggestemde kant en de materiële, lagergestemde kant.
Tussen die kanten bestaat een voortdurende spanning, en het is die spanning die steeds het aandachtspunt is van religies.
Want in al zijn facetten wordt ons bestaan bepaald door het omgaan met die spanning tussen wat we willen en wat we zouden moeten willen. Bezit kan omslaan in bezetenheid, vrijheid kan omslaan in dwang en eigenwaarde kan omslaan in machtswellust. Demonen en goden, ze bevolken onze ziel in gelijke aantallen en kennelijk lijden wij aan een diepe en allesdoordringende tegenstrijdigheid in onze zielen, een tegenstrijdigheid die op het ene moment een engel van ons maakt, maar op het andere moment een beest.
Jezus is mischien wel het prototype van de geestelijke mens die met grote scherpte herkende wat zich in de menselijke ziel roert en de evangeliën zetten hem neer als iemand die die roerselen van die ziel volkomen kon beheersen. Dat is een gewone sterveling niet gegeven. Alleen de hoofdfiguur uit de mythe van Christus beschikt over zulke bovenmenselijke gaven.
Wij leven in de een eenentwintigste eeuw na Christus. En vandaag vieren wij de terugkomst van het licht. Behalve het licht dat tot ons komt uit het raadselachtig universum dat ons omringt, is er ook het innerlijk licht. Het licht dat ons doen en denken kan doen groeien naar de vervulling van onze opdracht: mensen te zijn die de schepping eer aandoen door er met ontzag en verwondering mee om te gaan.
Veel van wat de Christus ons voorleefde en leerde, is doorgedrongen in de manier waarop wij met elkaar omgaan en het is niet gewaagd om te zeggen dat ons geweten in grote mate is gevormd door christelijke idealen. Maar voorgoed bevrijd en verlost zijn wij niet. Want we beseffen zo langzamerhand wel dat wij zelf de eerst verantwoordelijken zijn voor de manier waarop we leven en werken hier op deze aarde. Wij begrijpen dat een goede wereld niet bestaanbaar is als die niet uit onszelf komt en we voortdurend moeten streven naar een instelling die rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van onze medemens en we, als het even kan, liefdevol moeten omgaan met de schepping waarin wij staan. Het is een droom en die droom willen wij bewaren en koesteren.
Die droom wordt maar al te vaak verstoord door het menselijk tekort. Het menselijk tekort dat ervoor zorgt dat we meedogenloos en met voorbijgaan van anderen onze eigen verlangens najagen, met blinde ambitie onze begeerte naar aanzien en macht de vrije hand geven en bij de keuzes waarvoor we staan in de eerste plaats voor ons eigen ik kiezen.
In de dagelijkse gang van zaken hebben we er allemaal, in het grote en in het kleine mee te maken en vaak sluiten we er de ogen voor. Het is nu eenmaal zo en hoe zou je het in je eentje willen veranderen. Je kunt de wereld immers niet op je schouders nemen?
Maar bij kerst krijgen we te maken met een verhaal dat ons eraan herinnert dat een mensheid die zijn dromen loslaat en zich opsluit in zelfzucht en zich verschanst achter zijn angst om iets te moeten afstaan van wat hij als zijn verworvenheden beschouwt, die mensheid zelf niet verder zal brengen.
Daarin is dat verhaal volstrekt afwijkend, want het vertelt over een koning die geen koning was op aarde omdat zijn rijk niet van deze wereld was. Over een geesteshouding die haaks staat op het gangbare denkpatroon.
Niet oordelen, maar begrijpen en vergeven. Niet strijden voor het gelijk, maar de vrede zoeken. Je medemens niet neersabelen, maar oprichten. Geen scheiding tussen mensen maken, maar begrijpen dat wij in onze noden en behoeften in wezen allen gelijk zijn. Omzien naar de ander met begrip en liefde, vrede zoeken waar strijd geboden lijkt.
Dat verhaal is, in het licht van wat wij zijn gewend, tegendraads. En door dat tegendraadse opent het een venster naar de bevrijding van onszelf.
Het geeft ons uitzicht op een bestaan waarin wij veilig kunnen zijn omdat de liefde voor dit leven de boventoon speelt. Daarom is het goed dat we kerstmis blijven vieren.