Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Mahmud is een jonge asielzoeker die slecht behandeld wordt in Nederland. Na de gevangenis en de Schipholbrand weet de overheid niet meer wat ze met hem aan moet en zetten ze hem maar op straat. Zonder geld, huis of perspectief. Het licht gaat voor Mahmud uit. Maar het licht gaat voor hem weer aan als hij het daklozenkrantje gaat verkopen bij een supermarkt en hij opgenomen wordt in de kring van de mensen daar. Mahmud is het voorbeeld van een mens die het licht ziet omdat hij niet blijft hangen in verbittering en wrok.
Volledige tekst
Het verhaal van Lukas over de geboorte van Jezus is heel onopgesmukt geschreven en het bevat geen schitterende zinswendingen of verrassende beschrijvingen. Als je de literaire meetlat langs het verhaal legt, is het eigenlijk in geen andere vorm gegoten dan dat van een verslag van wat er eens, lang geleden zou zijn gebeurd. En eigenlijk ook nog heel droog geschreven ook, want het begint met een administratieve maatregel van de eerste Romeinse keizer, waardoor iedereen op reis moet. En... staat er dan, terwijl ze daar waren bracht Maria een zoon ter wereld. Waarna, niet ver daarvandaan, engelen herders komen vertellen dat een redder is geboren. Helemaal in de “en toen” stijl die wij op school nooit mochten gebruiken als we een opstel moesten maken, wordt dan verderop gezegd dat, toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, de herders iedereen vertelden wat er was gebeurd. En natuurlijk was iedereen verbaasd. En met die simpele, bijna kinderlijke mededeling, eindigt het verslag.
En toch houdt dit verhaal het al 2000 jaar uit en we lezen het ieder jaar met kerst aan elkaar voor. Het verhaal vertelt ons kennelijk iets dat ons ten diepste raakt, het doet zonder twijfel een snaar in ons trillen van een oude en bijna vergeten melodie, die ineens weer naar boven komt en iets met ons doet. Ik denk dat het komt omdat het verhaal heel nadrukkelijk over het contact tussen hemel en aarde gaat en dat het verlangen naar dat contact ergens in ons collectieve geheugen opgeslagen ligt. Engelen spelen een grote rol in het kerstevangelie, er is sprake van een stralend licht, een groot hemels leger en een engelenkoor dat eer bewijst aan God in de hoogste hemel.
En dat terwijl de Bijbelse hemel in ons dagelijks leven toch wel een beetje uit het gezichtsveld verdwenen lijkt. De hemel als permanente verblijfplaats van God, we brengen het nauwelijks meer ter sprake en als het over het hiernamaals gaat, dan mompelen we iets als “ik geloof wel dat het leven doorgaat”, of “er moet toch iets zijn”, maar daar blijft het dan ook bij. Het accent ligt op het leven hier beneden en de hemelse verwachting van onze voorvaderen na een lang en kommervol leven op dit onderaardse is voor de meesten van ons iets van een voorbije cultuur en een traditie die alleen nog bij enkele groepen strikt in ere wordt gehouden.
Maar we hebben nog steeds het verlangen naar een andere wereld, een wereld die harmonieus is en waarin iedereen zich gelukkig voelt. En het kerstverhaal drukt dat verlangen uit door een macht in ons aardse bestaan te introduceren die groter is dan wij zelf. Het zijn de boodschappers van God zelf die ons komen vertellen dat de Messias, een redder is geboren. En ook al weten we dat wat er in het verhaal staat niet echt is gebeurd, het verhaal raakt aan ons idee van een ideale werkelijkheid, een wereld waarin we alle kommer en kwel achter ons hebben gelaten.
Lukas geeft in eenvoudige beelden weer dat wat hier op aarde gebeurt niet onopgemerkt blijft voor de hemelse krachten en dat doet ons iets. Want die beelden achter het verhaal vormen de taal van onze ziel. Als wij het hebben over een verlosser of een redder, dan hebben wij het niet over wat wij van hem begrijpen, maar over de beeldkracht die zo iemand naar ons uitstraalt.
En de zeggingskracht van de beelden uit het Lukas-evangelie is nog steeds enorm. Ze verschaffen geen kennis, ze geven geen verduidelijking of verklaring, maar ze roepen iets op. Ze roepen het besef van een groot geheim op.
Een geheim dat raakt aan ons gevoel voor de diepere zin van het bestaan en de verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaat.
Lukas schrijft over hemelen, engelen, licht en God.
Hemel, engelen, licht en God, ze zeggen niet zozeer iets over ons geloof, maar over een aangelegdheid in onszelf die alle grenzen van het grijpbare en begrijpbare te boven gaat.
En vooral is dat het licht, het stralende licht. Het grootste mysterie van alles. Volgens natuurkundigen de enige constante in het heelal, volgens de Bijbelschrijvers de oorzaak en het begin van de schepping. Licht is het begin en de bron van alle leven hier op aarde. Zonder licht geen leven, leven in het donker is langzaam sterven. Juist in de donkere dagen vieren wij het feest van het licht dat beloofd wordt, want wat je het meest in leven houdt, dat mis je het meest als je het even niet tot je beschikking hebt. Kerst geeft die belofte en wij reageren erop. Met feestvieren, met eten en drinken, met zingen en met het vertellen van verhalen. Er zijn meer dan honderdduizend kerstverhalen en ze gaan allemaal over hetzelfde thema: eerst is alles verdrietig en donker, maar dan komt aan het einde een oplossing die licht brengt in wat duisternis leek.
Mijn verhaal over kerst las ik in het Straatnieuws. Straatnieuws is de krant van de daklozen in Nederland en ik kan u hem van harte aanbevelen. Je krijgt hem spontaan aangeboden door een aardige jongeman of vrouw als je de supermarkt binnenloopt. De artikelen in het blad gaan nooit over Bekende Nederlanders, exotische recepten voor de BBQ of lingerie voor de moderne vrouw van nu. En nooit, maar dan ook nooit, gaat het over de politiek. Bovendien zit er ook geen folder in met een waardebon voor een dure vakantie of een bezoek aan een exclusief restaurant. Je wordt ook nooit gebeld op ongelegen tijden met de vraag wat je van het Straatnieuws vindt. In het blad schrijven daklozen hun ervaringen op in dezelfde onopgesmukte taal als Lukas dat ooit eens deed en het slaat soms bij je in als een bliksemflits.
Mahmud schrijft in het adventnummer van Straatnieuws onder de titel “Het licht van Mahmud” over de gradaties van het licht die hij in zijn vluchtelingenbestaan heeft ondergaan. Zijn verhaal begint met zijn verblijf in het asielzoekerscentrum in Almere en zijn cafébezoek in die stad. In het café lusten ze hem niet, ze gooien zijn glas om en de waardin belt de politie, want hij wil het café niet uit en zij wil dat wel. Buiten wordt hij door de poitie opgewacht, die hem ervan beschuldigt dat hij de waardin zou hebben bedreigd. Ze vragen hem naar zijn papieren. “ Het was niet meer zo licht’, schrijft Mahmud. Zijn papieren waren in orde, maar ja, de beschuldiging van de vrouw in de herberg, daar wilde de politie op het bureau nog even verder over praten. Hij blijft drie dagen op het bureau en wordt twee dagen verhoord, eentje zonder tolk en eentje met tolk. Uiteindelijk moest de politie hem laten gaan, want er was niets tegen hem te vinden. Maar voordat hij de deur uit kon vertelde een agent met een zwarte kop met haar hem dat hij terug moest naar zijn eigen land, Afghanistan. “Het licht werd zwakker” volgens Mahmud.
En dan “wordt het donker”. Mahmud gaat naar de gevangenis. Na drie dagen naar het uitzetcentrum op Schiphol. Brand. Alle gevangenen die nog in leven zijn gaan naar de luchtplaats en krijgen handboeien om.
Drie dagen na de brand moet hij op transport naar Afghanistan. De reis begint met de bus naar Frankfurt om daarna door te vliegen naar Kaboel. Maar Mahmud is zo ziek, dat hij weer terug gebracht wordt naar Nederland. Daarna weer terug naar Duitsland, want ooit kwam hij daarvandaan.
Een maand in een Duitse cel. En dan in het vliegtuig naar Kaboel, maar het vliegtuig stijgt niet op. Defect, vertrek niet mogelijk. Terug naar Nederland. Daar wisten ze het niet meer en hebben ze hem op straat gezet.
De reservering van zijn vliegtuigstoel uit Frankfurt naar Schiphol moest hij bewaren, want dat was het bewijs dat hij legaal in Nederland was. ‘Het licht ging uit’ staat boven dit relaas.
En dan staat er: ‘En daar kwam licht’. Mahmud beschrijft dat hij Straatnieuws ging verkopen. Bij een grote Albert Heijn met veel personeel. Het zijn allemaal vrienden en hij heeft een sleutel van het magazijn. Hij helpt invaliden en mensen met zware tassen, iedereen kent hem. Hij is de burgemeester of de directeur, zo noemen ze hem voor de grap. Hij heeft woonruimte gekregen door iemand die zijn krant kocht. Aan het eind staan de woorden: “Ik ga er nooit meer weg. Ik ben het licht en het zout, iedereen heeft mij nodig”.
Deze Mahmud is mijn kerstverhaal. Want het is een verhaal dat je met verwondering en eerbied vervult. Hij die dit heeft opgeschreven is voortdurend naar de duisternis geleid door de mensen om hem heen. Een speling van het lot of de incompetentie van onze overheid, het is maar hoe je het noemen wilt, geeft hem de vrijheid, maar het is een vrijheid die onvrij is in onze ogen. Geen werk, geen inkomen en geen plaats in onze maatschappij. Alleen een plekje voor een supermarkt voor de verkoop van een krantje. En dan....geen spoor van bitterheid, geen enkele wrok over het lot dat hem ten deel valt. Toen ik het las kwam spontaan bij mij op: dat is pas Kerstmis. Door de duisternis het licht zien. En daar onvoorwaardelijk blij mee zijn. Deze Mahmud is waarschijnlijk niet gelovig. Maar wat hij schrijft heeft misschien wel meer met de Christus te maken dan alle theologische wijsheid die over hem is uitgestort. Dit verhaal is mijn kerstgevoel.
Laten we het vasthouden. Dat de hemel hier niet is, maar wel af en toe met een kleine lichtstraal doorbreekt. Door zoiets simpels als de opmerking: “Iedereen heeft mij nodig: ik ga er nooit meer weg”.
Amen