Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Het kerstverhaal spreekt tot ons in al zijn eenvoud over wat sinds mensenheugenis in ons leeft: de wens om onze wereld zo te veranderen dat die leefbaar wordt voor alle mensen. Dat ons leven gestuurd wordt door de zachte krachten van de liefde en de goedgezindheid van mensen tegenover hun medemensen. Dat maakt het de moeite waard om het verhaal in ere te houden en te blijven vertellen, uitleggen en verbeelden.
Volledige tekst
Het kerstverhaal is oud, heel oud. Het is zo oud dat het verhaal in grote geledingen van ons volk begint weg te zakken en de religieuze betekenis ervan uit het collectieve geheugen raakt. Daar kun je op verschillende manieren tegenaan kijken. Enerzijds kun je het betreuren dat dit zo is, anderzijds kun je het zien als een onontkoombare ontwikkeling. Naarmate steeds minder mensen nog kennis willen nemen van wat ons in de bijbel is voorgegeven, naar die mate zullen ook steeds minder mensen nog enige voeling hebben met de jaarlijks terugkerende geboorte van het Christuskind. Wat voor hen overblijft is de Kerstman met de cadeautjes onder kerstboom en de slee met Rudolph, het rendier met de rode neus.
Voor ons ligt het anders. Wij staan in een lange traditie van geloven. Dat geloven beleven wij allemaal op onze eigen manier, maar hoe het kerstverhaal ooit is opgeschreven en doorverteld, dat weten we vanuit die traditie heel goed. Wij kennen onze geschiedenis en dat is zinvol. Want geschiedenis confronteert ons met de vierde dimensie, de tijd. De tijd die het verhaal van de menselijke familie vorm en inhoud geeft. Net zo goed als het geheugenverlies van een enkeling een geestelijke tekortkoming is, is het verlies van het sociaal geheugen van een gemeenschap een verlies dat schade toebrengt aan de psyche. Hier en daar staan wel mensen op die oproepen tot een complete breuk met het verleden, maar die mensen vragen het onmogelijke, weten eigenlijk niet wat ze eisen. Zij realiseren zich namelijk niet dat iedere generatie het resultaat is van subtiele en ondoorzichtige invloeden van vorige generaties.
Stel je een volk voor dat door een catastrofe ineens is ontdaan van alle herinnering. Zo'n volk zou de wereld als volstrekt vreemd ervaren en in grote verwarring raken. Het zou geen weet hebben van de rijke verscheidenheid aan menselijke activiteiten, verwachtingen en crises. Een volk zonder geschiedenis is gedoemd om voor altijd een kind te blijven. En degenen die het kerstverhaal als niet meer ter zake dienend en onbelangrijk wegzetten bij het restant van een verdwijnend christendom, zijn zich niet bewust van de invloed die de oude verhalen hebben gehad op het mensdom. Het levenwekkende geloof in christus heeft talloos veel mensen in de loop der tijden op ingrijpende wijze aangesproken. Niet alleen het leven van de enkeling is daardoor veranderd, maar ook de gemeenschappelijke houding. De waarden en de cultuur, het dagelijks werk binnen de samenleving, zij ondergingen allen grote veranderingen onder invloed van dat christendom dat nu langzaam aan uit ons collectief geheugen lijkt te verdwijnen.
De geboorte van het Christuskind is een jaarlijks terugkerend feest, gelardeerd met steeds weer opnieuw uitgevoerde en bedachte rituelen, en met tal van traditionele elementen die ons bij moeten brengen dat een nieuwe hemel en aarde wel ver weg zijn, maar toch altijd nog verwacht kunnen worden als wij daar zelf voor zorgen. Het is het feest van de onverflauwde hoop, van het flakkerende licht dat jaarlijks opvlamt om ons opnieuw de weg te wijzen naar de grote idealen van een andere en menselijker wereld.
De figuren uit het kerstverhaal staan model voor de behoeften die wij diep van binnen koesteren. Het kind dat onder onwaarschijnlijk ongunstige omstandigheden wordt geboren, spreekt ons verlangen naar de herwonnen onschuld aan. De aardse vader van het kind, Jozef, is het tegendeel van de strenge en harde vaderfiguren die wij in de menselijke geschiedenis maar al te vaak kunnen aantreffen.
Hij is geduldig, zorgzaam en liefdevol in een kommervolle situatie en zo'n soort vader is precies wat wij nodig hebben als tegenslag en rampspoed ons treffen. Christus en Jozef, je kunt ze zien als grondideeën die in ons leven: wij verlangen naar een leven dat gestuurd wordt door hun wijsheid en liefdevolle zorgzaamheid.
En Maria dan? Zij wordt wel de moeder van alle moeders genoemd en het christendom waar wij vandaan komen, de christelijkheid van de kerk van Rome, heeft haar door de eeuwen heen als een heilige vereerd en er zelfs nog dogma's bij geformuleerd. Wij, als oorspronkelijke protestanten, hebben altijd een ietwat neerbuigende houding gehad tegenover de katholieke Mariaverering. Wat heeft het voor zin kaarsen te branden, te bidden en je voor de oplossing van je persoonlijke problemen te richten tot een vrouw die een paar duizend jaar geleden heeft geleefd? Wat heeft het voor zin om een beroep te doen op haar mededogen en geduld?
Tegen deze vraag valt weinig in te brengen. Alleen: het is niet de vraag die je moet stellen. Het gaat er niet om of Maria bestaat of echt heeft bestaan, het gaat erom wat het zegt over onze menselijke natuur dat miljoenen katholieken al die eeuwen lang de drang hebben gevoeld alsof ze er is en naar hen luistert. De heilige maagd onthult ons waar onze emotionele behoeften en verlangens liggen, in het bijzonder wat er met die verlangens gebeurt als wij ons geloof verliezen.
Als volwassenen zich tot Maria wenden voor de leniging van hun nood, dan doen zij dat vanuit de hulpeloosheid die ze terugwerpt in hun kindertijd, de tijd waarin ze hun lot niet zelf konden sturen, maar moesten toevertrouwen aan de volwassene die het dichtst bij hen stond - hun moeder. Die moeder, een liefhebbende moeder, gaf ons als kind een gevoel van fysieke bescherming, zij streelde ons door het haar, gaf een kusje op de plek waar het pijn deed, en verzekerde ons dat het straks weer over zou zijn.
Het verlangen naar zo'n beschermende moeder komt in het leven van volwassenen zelden ter sprake, maar Maria in het katholieke christendom, godinnen uit oude heidense godsdiensten als Isis in Egypte en Venus in het antieke Rome, zij hebben allemaal precies die functie van troostende en geduldige moeder vervuld. Ze zijn vaak afgebeeld in kleine, intieme ruimten, hun gezichten zijn meelevend en bemoedigend en ze geven ons de gelegenheid om bij ze te komen zitten en te praten en soms zelfs even uit te huilen. Maria en al die andere godinnen, ze zijn geen onderdeel van een specifieke godsdienst, ze zijn de uitdrukking van het grondidee van de moederfiguur dat in onze menselijke psyche leeft.
Atheïsten hebben hier natuurlijk niets mee. In de ogen van een atheïst is de Mariaverering niets anders dan een vals antwoord vanuit een zelfbedachte hemel op de behoeften van onze kindertijd.
Ja, je kunt het bijgeloof noemen, dat moet je deze atheïsten nageven. Maar wat zij in hun veroordeling van het bidden tot Maria over het hoofd zien, is dat zwakheid een onvermijdelijk kenmerk van ieders leven vormt. En het kunnen bespreken daarvan, het vragen van hulp in het bestrijden van die zwakheid is geen kinderlijke vraag om hulp, maar een algemeen menselijke eigenschap. Volwassenen zijn veelvuldig in gesprek met het kind in henzelf en er bestaat geen volwassene die er niet naar verlangt om af en toe te worden getroost.
Maria, Jozef en het kind. De herders als het volk dat uitstroomt bij het vernemen van het grote nieuws van de geboorte, de wijzen uit het oosten als de geestelijke elite die het belang van deze geboorte herkent en de pogingen van een kleine heerser als Herodes om die geboorte teniet te doen, het is een oud, zeer oud verhaal.
Talloze malen doorverteld, nagespeeld en steeds weer opnieuw uitgelegd. Het gaat over een gebeurtenis die waarschijnlijk niet echt heeft plaatsgevonden. Na al die eeuwen van doorvertelling, overlevering en de legendevorming die daar altijd bij hoort, zijn de echte feiten niet meer te achterhalen.
Maar dat is ook helemaal niet nodig. Want het verhaal spreekt tot ons in al zijn eenvoud over wat sinds mensenheugenis in ons leeft: de wens om onze wereld zo te veranderen dat die leefbaar wordt voor alle mensen. Dat ons leven gestuurd wordt door de zachte krachten van de liefde en de goedgezindheid van mensen tegenover hun medemensen. Dat maakt het de moeite waard om het verhaal in ere te houden en te blijven vertellen, uitleggen en verbeelden.