Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Jezus laat zijn vriend tot leven komen door zijn liefde en vriendschap en Lazarus, die geestelijk dood was, kan daardoor weer opstaan.
Lazarus gaat over de geestelijke wederopstanding na de geestelijke dood, over het inademen van de frisse lucht van het koninkrijk des hemels na de stinkende lucht van de geestloosheid die verandering en ommekeer in denken in de weg staat.
Volledige tekst
Bijbeltekst: Johannes 11: 32-44
Het verhaal van Lazarus die met zijn lijkwade om zich heen geslagen uit zijn graf stapt, is zo buitenissig dat het gewoonweg niet echt kan zijn gebeurd. Ik herinner me de colleges Nieuw Testament in Kampen. Aangekomen bij de opwekking van Lazarus wisten we er eigenlijk niet meer over te zeggen dan dat het hier wel om een heel groot wonder ging, maar verder kwamen we niet.
Iemand die in het hete klimaat van het Midden-Oosten al vier dagen dood is, in zijn graf ligt en dan toch weer tot leven wordt gewekt, tja, welke enigszins geloofwaardige uitleg kun je daarvoor geven als je niet los wil laten dat wat in de bijbel staat ook altijd echt is gebeurd? We kwamen er natuurlijk niet uit.
Om de betekenis van dit verhaal te begrijpen, moet je je los maken van de theologie die volhoudt dat alles wat in de bijbel staat echt is gebeurd en niet vatbaar is voor twijfel. Die theologie is ook onhoudbaar gebleken. Kijk bijvoorbeeld eens naar Genesis 6:4. Daar staat zonder enige reserve vermeld dat de zonen van de goden gemeenschap hadden met de dochters van de mensen en kinderen bij hen kregen en zij als giganten op de aarde leefden. Dit kun je zo naast de verhalen uit de Griekse mythologie leggen waarin goden en godenzonen herhaaldelijk het bed delen met de dochters van mensen en op die manier halfgoden en giganten in de wereld zetten. Het gaat hier om mythen die de samenspraak tussen mens en hemel vorm geven. En om sagen, geschiedenissen van de contacten tussen gewone mensen en buitengewone mensen. In de mythe treden onsterfelijke goden op, in de sage sterfelijke helden.
Mythen en sagen zijn geen kinderlijke verhaaltjes en niet de uiting van een ongebreidelde fantasie. Ze zijn verzonnen door volwassen mensen en ze zijn bedoeld als een levensrichtsnoer, als een vertelling met een serieuze levensinhoud waarin de toehoorder van het verhaal de ontwikkeling van zijn eigen wezen herkent.
Mythen zijn tijdloos. Zij geven een beeld van wat doorlopend gebeurt, steeds weer. Met sagen ligt het iets anders. Aanvankelijk is de sage echte geschiedenis, maar door het steeds weer hervertellen krijgt de sage een ander, universeel karakter. Sagen en mythen blijven door al dit hervertellen niet streng gescheiden. Zij vloeien ineen, zoals mensen, helden en goden in de loop der tijden vaak ineenvloeien.
Als je de mythen en sagen die ons zijn overgeleverd kan zien als dragers van de diepe levenswaarheden die ons sinds onheugelijke tijden bezighouden, maak je de eerste en beslissende stap naar het begrijpen van die op het oog zo onwaarschijnlijke verhalen die je op tal van plaatsen in de bijbel en andere religieuze geschriften aantreft. Laten we in het spoor van deze opvatting eens kijken naar de opstanding van Lazarus.
Het optreden van Jezus is wel eens vergeleken met dat van een sjamaan. De figuur van de sjamaan kennen we uit Siberië en het woord betekent letterlijk "hij die weet". Een sjamaan is een genezer en een leraar, een gids voor de ziel. Een sjamaan zoekt zich een weg door gebieden van innerlijke ruimte waarvan de meeste mensen het bestaan ontgaat. Om dit te verduidelijken maakt een sjamaan gebruik van parabels, metaforen en verhalen. Jezus doet dit ook. Hij verbindt twee werelden: de hemelse wereld van zijn vader en de aardse wereld van zijn leven en werk. De kern van zijn werk is het verbinden van de leerlingen met zijn vader om zo het koninkrijk des hemels te kunnen betreden. Dat koninkrijk zetelt in de geest en Jezus kent dat rijk van de geest even goed als de materiële, fysieke wereld.
Wij zien religie vandaag de dag meer als een filosofie over de menselijke oriëntatie op het goddelijke dan als een visioen van de geest. Daarnaast verbinden wij religie of godsdienst vaak met morele lessen. Wie leeft naar de geboden en verboden van zijn godsdienst leeft als een goed mens.
Maar de spiritualiteit van Jezus ligt op een ander vlak. De Evangeliën doen bij diverse gelegenheden verslag van de ontmoetingen tussen de twee werelden, die van het heilige, bovenaardse en die van het profane, het benedenaardse. Net als een sjamaan is Jezus in beide werelden thuis.
Als hij in de rivier staat om gedoopt te worden, hoort hij zijn vader en ziet hij een vogel-geest boven hem. Dat beeld over de verbinding tussen hemel en aarde is met de duif die neerdaalt, vorm gegeven. Wij zien dat ook als een literaire vorm die de ouden gebruikten om die verbinding onder de aandacht van de luisteraars te brengen. Maar meer dan een beeld is het voor ons niet. In onze moderne visie houden wij alleen echt rekening met wat bewijsbaar mogelijk is en verhalen die ons kennis willen laten maken met een hogere en diepere werkelijkheid, herkennen wij wel, maar we beleven ze niet, het behoort niet tot onze ervaringswereld.
Maar de oude verhalen hadden wel een relatie met wat tussen hemel en aarde is en zij hadden daar een visie op die in geen enkel opzicht te vergelijken is met onze visie. Wij reduceren water tot een scheikundige verbinding: twee waterstofatomen met een zuurstofatoom geeft een molecuul water, zoiets. In de antieke visie is water het leven. Zij, de antieken, zagen het leven als water: ruim, golvend en gevuld met allerlei soorten wezens. Niet voor niets staat Jezus voor zijn doop in de rivier. Een beeld voor de volle en waterige aard van het leven. En hij staat het water toe om over hem heen te stromen. Aan het begin van zijn werkzame leven stapt hij de rivier en het leven in. En komt aldus in de stroom van het leven te staan.
Die relatie met de rivier is een belangrijk aspect van het eerste optreden van Jezus. Door zijn doop wordt duidelijk dat het leven stroomt. Dat klinkt misschien een beetje cliché, een beetje sleets, maar dat is het niet als je die beweeglijkheid van het leven dat als water is, afzet tegen onze net zo sleetse en clichématige denkbeelden. Wij proberen vaak te leven alsof het leven statisch is. We kennen waarden en gevoelens toe aan levensfasen alsof wij de controle over die fasen hebben: huwelijk, relaties, werk, doelstellingen en normen en waarden. We zijn erop uit om die fasen stevig en stabiel te houden, maar het leven spot er mee, het is altijd in beweging. En Jezus, na zijn doop in de Jordaan, vraagt aan ons om daarin mee te bewegen in plaats van vast te houden aan de beperkte veiligheid van het onbeweeglijke, het statische.
Herneming van de tekst van Johannes 11: 38-44
Ook dit ergerde Jezus. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. Hij zei: 'Haal de steen weg.' Martha, de zuster van de dode, zei: "Maar Heer de stank! Hij ligt er al vier dagen!"
Jezus zei tegen haar: "Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?'
Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij omhoog en zei: 'Vader, ik dank u dat mij hebt verhoord. U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit terwille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt.' Daarop riep hij: 'Lazarus, kom naar buiten!' De dode kwam tevoorschijn.....
Bij Johannes worden de speciale dingen die Jezus doet om duidelijk te maken wat het koninkrijk des hemels is, beschreven als gebeurtenissen die nooit echt gebeurd kunnen zijn. Water letterlijk in wijn veranderen zoals we zagen bij het verhaal over de bruiloft in Kana, dat kan niet. Een vriend, Lazarus, in dit geval, weer tot leven wekken terwijl zijn lijk al begint te stinken, dat kan natuurlijk ook niet. Wij hebben ze eeuwenlang gelezen als wonderverhalen, maar dat zijn ze niet. Johannes componeert die verhalen opzettelijk zo dat we ze niet letterlijk kunnen geloven. Wat ze ook wel mogen zijn, echte historische verslagen zijn die verhalen niet. Hij wil met die verhalen een wegwijzer geven naar de gevoelswereld van verandering, naar het gevoel dat dood was en weer tot leven werd gewekt.
De Evangelisten beschrijven iets alsof het mensen werkelijk is overkomen.
Vervolgens beschrijven zij het optreden van Jezus als beslissend voor de ommekeer in die gebeurtenissen. Het patroon is steeds: er is van alles mis of er gaat iets goed fout, maar door de interventies van Jezus komt het alsnog allemaal weer goed. Water in wijn, blinden die weer gaan zien, lammen die weer gaan lopen, doden die weer gaan leven, het is een thema dat steeds weer terugkomt en uiteindelijk verwijst dat thema steeds naar een radicale verandering van de staat der dingen. Radicale verandering, transformatie van het zonder nadenken geaccepteerde in iets ongedachts, dat is de boodschap achter die goed nieuws verhalen van de Evangelisten.
Het Griekse woord nekron, dat voor de dood wordt gebruikt, verwijst niet naar een lichamelijke dood, maar naar een staat van de ziel.
De tekst van Johannes over de opwekking van Lazarus is een les over tot leven kunnen komen door diepe gevoelens van liefde en vriendschap. Jezus laat zijn vriend tot leven komen door zijn liefde en vriendschap en Lazarus, die geestelijk dood was, kan daardoor weer opstaan. Het is een les over een nieuwere en grotere vitaliteit, over de ontdekking dat wij een ziel hebben die ons tot mensen maakt en ons in staat stelt te leven en lief te hebben. Lazarus gaat over de geestelijke wederopstanding na de geestelijke dood, over het inademen van de frisse lucht van het koninkrijk des hemels na de stinkende lucht van de geestloosheid die verandering en ommekeer in denken in de weg staat.
Lazarus is iedereen. Wij zijn, net als hij, geroepen tot twee niveaus van leven: een fysiek, materialistisch leven en een leven van de geest en de ziel. Als wij dat niveau, dat van de geest en de ziel, uit het oog verliezen, er niet meer over willen nadenken, dan kunnen we geleidelijk aan afglijden naar een niveau van materialistische apathie. Het is niet moeilijk om in te zien dat de Evangelisten ons proberen op te wekken uit die apathie door een filosofie van liefde. Naar de evangelische leer ontstaat door die liefde nieuw leven uit dood en wanhoop.
Laat daarom bij de tekst over Lazarus het idee los dat het gaat over een wonder dat niet te verenigen is met de natuurwetten. Laat tot je doordringen dat de betekenislaag onder dit verhaal is, dat iets te bereiken valt ook als het onmogelijk lijkt. Het is geen verhaal over een lijk dat uit een graftombe stapt, het is een verhaal over iedereen die in onze tijd en in onze wereld kan ontwaken uit zijn geestelijk coma.
De opwekking van Lazarus is misschien wel het meest kernachtige en betekenisvolle verhaal uit de Evangeliën. Maar dat geldt waarschijnlijk ook elke keer als we de andere verhalen daaruit diepgaand bestuderen. Want alle teksten verwijzen naar hetzelfde idee: als het richtsnoer van ons handelen door liefde aaneen geregen wordt, is een betere en humane wereld mogelijk.