Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Licht en liefde
We vieren het kerstverhaal ieder jaar en ieder jaar lezen we dan uit de Evangeliën over de komst van het kind dat ons licht in de duisternis brengt. Licht dat de duisternis verjaagt. Licht dat rechtvaardigheid, zorg voor elkaar en liefde en harmonie zal brengen. De idealen die wij koesteren kunnen niet zonder licht.
In alle religies is het licht de bron en de oorzaak van alle goeds. In alle religies woedt een eeuwige en niet aflatende strijd tussen licht en duisternis. De mens kijkt al vanaf zijn oorsprong naar omhoog, naar de hemel. Overdag ziet hij de zon, ‘s nachts ziet hij het uitspansel van de oplichtende sterren tegen een gitzwarte achtergrond en het roept vragen in hem op waarop hij al eeuwenlang het antwoord niet te weten komt.
De ouden wisten intuïtief dat de schepping niet mogelijk was geweest zonder licht en zij weefden verhalen daaromheen. In alle scheppingsverhalen schept de schepper licht of scheidt hij de duisternis van het licht. Die verhalen resoneren in ons en maken iets in ons los dat wij niet kunnen verklaren, maar wel ervaren en beleven.
Licht laat zich niet vangen, het is een mysterie, op geen enkele wijze te begrijpen, daarom is het alleen aan God voorbehouden om het licht te scheppen en te scheiden van de duisternis, om hemel en aarde te maken.
De schrijvers van de Evangeliën is dit niet ontgaan. De wijzen uit het Oosten bij Matteüs zien een ster aan de hemel opgaan en deze ster gaat voor hen uit totdat hij blijft stilstaan boven de plaats waar het kerstkind is geboren. De herders bij Lukas worden omgeven door een stralend licht terwijl een engel uit de hemel hun vertelt dat hun redder is geboren in de stad van David. Johannes verhaalt over het licht voor de mensen dat in de duisternis schijnt en door de duisternis niet is gegrepen.
In de kersttijd zijn wij ontvankelijk voor aansporingen om goed te zijn voor onze medemens, om te streven naar vrede en om niet teveel toe te geven aan onze egoïstische neigingen. Wees lief voor elkaar en geniet met elkaar van de kerstdagen, zo kun je de boodschap zo ongeveer wel samenvatten die via krant, radio en televisie aan ons rond kerst wordt overgebracht.
Niet alleen licht, ook liefde voor het leven en elkaar is de kerstboodschap. Dat is niet verwonderlijk, van licht naar liefde is een kleine stap. Net als het licht is ook de liefde onmisbaar voor het leven. Wie zonder liefde door het leven gaat, leidt een ellendig bestaan. God, zo houden de Evangelisten ons voor, is niet alleen licht, hij is ook liefde.
Kerst gaat daarom niet alleen over de komst van het licht, maar ook over liefde, over onze betrokkenheid op elkaar en de harmonie die wij zoeken in onze omgang.
Via onverwachte wendingen of ogenschijnlijk onmogelijke gebeurtenissen breekt de liefde in. In de Christmas Carol Scrooge and Marlowe van Dickens krijgt de hardvochtige vrek Scrooge bezoek van de geest van zijn al even gierige overleden compagnon, die hem waarschuwt voor de gevolgen van zijn liefdeloosheid.
Scrooge ontdekt hierdoor dat liefde en vriendschap van oneindig veel meer waarde zijn dan geld en bezit.
Juist dit verhaal, over inkeer en bekering tot naastenliefde is eindeloos vaak verfilmd, verteld en nagespeeld en dat is niet voor niets zo. Wij verlangen allemaal naar een leven waarin begrip en goedheid en liefde voor elkaar de boventoon voeren.
Goed zijn voor elkaar, liefdevol met elkaar omgaan, wij horen het vaak. Zo vaak, dat je er soms moeite voor moet doen om je de betekenis van wat liefde eigenlijk is, weer voor ogen te brengen. Het woord krijgt eigenlijk pas een beleving als je een verhaal tegenkomt waarin die liefde wordt verbeeld.
Zo’n verhaal kwam ik tegen toen ik in gesprek raakte met een vrouw die werkzaam is voor ouderen in een woonzorgcentrum. Wat zij mij vertelde, maakte diepe indruk op me en bracht als in een flits de strekking van de komst van het kerstkind hier op aarde weer heel dichtbij.
Het verhaal dat zij mij vertelde, ging over een bejaard echtpaar, dat zijn oude jaren doorbracht in een wooncomplex, dat mooi gelegen was in een groot park. Hun huisje lag aan een mooie, lommerrijke vijver en in de zomer brachten zij hun avonden vaak gezamenlijk door op een bankje aan de rand van die vijver.
De vrouw voerde dan de zwanen die daar zwommen en zij spraken over de dingen die hun bezighielden. De genegenheid die zij van hun enige zoon ondervonden, was daarbij menigmaal het onderwerp van gesprek. Het echtpaar vergeleek de trouw waarmee hij hun bleef bezoeken wel eens met de trouw die je vindt bij zwanen; als een van het zwanenechtpaar overlijdt, neemt de achtergebleven zwaan geen nieuwe partner, maar blijft de rest van zijn leven alleen achter.
Op een dag overleed de oude vrouw aan een hartstilstand en bleef haar man alleen achter. Hij en zijn overleden vrouw hadden een liefdevol huwelijk gehad en hij was verdrietig en stil, maar als herinnering aan de goede tijden die zij samen hadden gehad, kwam hij dagelijks naar het bankje aan de vijver en voerde hij dan de zwanen die daar rondzwommen.
Zijn vrouw had hem, voordat zij overleed, gevraagd om dat te doen en het gaf hem troost dit te kunnen doen. Maar het was niet alleen de troost die voor hem belangrijk was, want daags na de dood van zijn vrouw had zich een zwaan bij de andere gevoegd, die er voorheen niet was geweest. De onbekende zwaan was kennelijk alleen, maar was absoluut niet schuw en zwom voortdurend heel dicht bij het bankje waarop de man zich dagelijks neerzette.
En iets in de houding van de zwaan kwam de man bekend voor, de manier waarop de zwaan naar hem keek en de houding die zij aannam als hij tegen het dier praatte, brachten hem gaandeweg tot de overtuiging dat dit geen gewone zwaan was, maar zijn geliefde vrouw die hem nu in de gedaante van die zwaan gezelschap hield.
De dagen verstreken en iedere dag bracht de man meer uren op het bankje door om te kijken naar de zwaan die hem kwam opzoeken zodra zij hem gewaar werd.
Toen trof ook het noodlot de man. Hij viel, brak zijn heup, en moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Daar kreeg hij bezoek van zijn zoon en hij vroeg hem om iedere dag naar de vijver te gaan en de zwaan te voeren. En vooral tegen haar te praten, omdat die zwaan zijn overleden moeder was.
Zijn zoon was een tikkeltje sceptisch, maar beloofde toch om dit te doen en hij kwam iedere dag naar de vijver om de zwaan te voeren. Maar… de zwaan verscheen niet en hij vertelde het aan zijn vader in het ziekenhuis.
Die zei daarop dat hij tegen haar moest praten en haar duidelijk moest maken wie hij was, dat zijn vader in het ziekenhuis lag, maar niet dood was en binnenkort weer op het bankje aan de vijver zou komen zitten.
Alhoewel aanvankelijk wat schouderophalend, deed de zoon dat toch en wonderlijk genoeg zwom de zwaan nu wel naar het bankje om het voer dat haar werd aangeboden in ontvangst te nemen.
De oude man herstelde en na zijn revalidatie nam hij weer zijn vertrouwde stekje aan de vijver in. Dat ging zo enige maanden door, dagelijks bracht de oude man door op het bankje en dagelijks kwam de zwaan hem gezelschap houden. Op de dag voor kerstmis kwam zijn zoon hem weer opzoeken, maar hij trof hem niet in zijn huis aan.
Dat was onverwacht, want het was een koude winterdag en hij had verwacht dat zijn vader hem met een kop thee in huis op zou wachten. Het was veel te koud om buiten te zijn.
Maar hij ging toch naar buiten om poolshoogte te nemen en daar zag hij zijn vader zitten op zijn oude vertrouwde plek. Met een glimlach wandelde hij ernaar toe, in de overtuiging dat de oude man door zijn zwaan de tijd en de temperatuur weer eens vergeten was.
Maar toen hij het bankje naderde, viel hem iets vreemds op. Zijn vader zat onbeweeglijk, als uit steen gehouwen op het bankje en enigszins ongerust spoedde hij zich ernaar toe, bang dat hij onwel was geworden. En toen hij bij hem was aangekomen, bleek zijn vrees bewaarheid: zijn vader was kennelijk overleden, want hij zat onbeweeglijk en verstijfd op de bank.
De zoon keek naar de vijver of de zwaan in de buurt was, maar hij zag haar niet. Hij liep om de bank heen om de pols van zij vader te voelen, maar voordat hij daartoe kwam, zag hij het: aan de voeten van zijn overleden vader lag de dode zwaan.
In het verhaal dat ik vertelde, breekt het ongerijmde en bovennatuurlijke in ons gewone leven in. Dat ongerijmde stoort ons niet, omdat het ons dichter bij ons gevoel voor waarheid en schoonheid brengt. Zo is het ook met de Kerstevangeliën (en het Evangelie van Johannes). De schrijvers vertellen over het goddelijke dat zijn intrede doet in de beleving van mensen en dat doen zij door een verhaal in concrete beelden weer te geven. Een miraculeuze geboorte, tekenen uit de hemel en de onschuld van een kind dat uit heel gewone ouders geboren wordt. Alles in dienst van het licht, de goddelijke vonk die in de mensen ontstoken wordt als zij kennismaken met de Christus die de hoofdpersoon is.
Het is niet gewaagd om te zeggen dat de Evangelisten met gebruikmaking van de mythen die zij kenden iets geheel nieuws vertelden. Dat nieuwe is: God is niet het verre van ons af staande wezen, maar het besef is nu doorgebroken dat ieder mens het goddelijke binnen zijn bereik heeft als hij het licht en de liefde koestert.
Door het woord dat vlees is geworden, heeft de mens deel gekregen aan de geest die het universum ordent en kan ieder mens drager worden van de goddelijke vonk die je kunt zien als de Christus in jezelf. Dit is het revolutionaire concept van het Evangelie en wij vertellen het aan elkaar ieder jaar, op allerlei manieren en in allerlei variaties. En het spreekt vanzelf dat we dat blijven doen, iedere kerst weer, want wij zijn mensen die in het licht van de liefde willen leven.