Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Het verhaal van David en Goliath is drieduizend jaar oud. De reuzen van onze tijd zijn geen gepantserde krijgers van meer dan twee meter lang. De reuzen waar wij mee te maken hebben, zijn de producten van de cultuur die wij zelf hebben gecreëerd. Onder de doctrine dat alles moet groeien zijn alle productieprocessen grootschalig geworden. Er wordt meer geproduceerd dan nodig is voor de behoeften van de rijke landen en daarom moet al die producten aan de man worden gebracht om de groei van de reuzen niet te belemmeren. De consument moet indringend en onophoudelijk worden aangespoord tot kopen en dat gebeurt met de behulp van reclame. Ik consumeer, dus ik ben, is het leidende principe van de verkoopreuzen in onze postmoderne tijd geworden.
Onder invloed van het kapitalisme is een mentaliteitsverandering tot stand gebracht die de mensen voorhoudt dat bezit van goederen bepaalt of je een volwaardig mens bent. We zijn op die manier de slaaf en de dienaar van onze eigendom geworden. Het beloofde paleis is nu een gevangenis waarin we collectief in slaap zijn gevallen.
Overdenking Zeist 15 augustus 2021 (David en Goliath)
In I Samuel 17 vinden we de legende over David en Goliath. Die legende wordt in dit hoofdstuk heel uitgebreid verteld, zo uitgebreid dat het te ver voert om het hoofdstuk in zijn geheel voor te lezen. Daarom vertel ik eerst iets over de achtergrond van dit verhaal.
Het tegenwoordige land Israël bestond vroeger uit het land Palestina. Het hart van het oude, antieke Palestina werd gevormd door een gebied dat zich van de bergen in het Oosten uitstrekte tot de hoogvlakte die aan de Middellandse Zee grenst. Door de eeuwen heen is om het bezit van dit gebied veel strijd geleverd, want niet alleen vormen de valleien in dit gebied een prachtig landschap van wijngaarden, korenvelden en bossen, maar het is ook van grote strategische betekenis.
Wie de Elah vallei in dit gebied beheerst, heeft ongestoorde doortocht naar Hebron, Jeruzalem en Bethlehem. De inzet van de strijd tussen de Filistijnen en de Judeeërs was deze Elah vallei. De historie van de Elah vallei is rijk aan veldslagen. Saladin tegen de kruisridders in de 12e eeuw, de Makkabeeën oorlog tegen de Syriërs ruim duizend jaar geleden. Het meest bekend is deze vallei door het OT, waarin verslag gedaan wordt van de strijd van het prille koninkrijk Israël tegen de Filistijnen.
De Filistijnen waren afkomstig van Kreta. Het was een zeevarend volk, dat zich langs de kust van Palestina vestigde. De Israëlieten woonden in de bergen, onder het leiderschap van Saul, hun eerste koning. In de tweede helft van de elfde eeuw voor Chr. trokken de Filistijnen naar het Oosten, in de richting van de Elah vallei. Hun doel lag in het veroveren van de bergrug bij Bethlehem om op die manier het koninkrijk van Saul in twee delen op te splitsen. De Filistijnen waren een krijgsvolk en gevaarlijk. Bovendien waren zij de gezworen vijanden van de Israëlieten.
De legers van Israël en de Filistijnen sloegen hun kampen op aan weerszijden van de vallei, aan de noordkant de Filistijnen, aan de zuidkant de legers van Israël. Over het ravijn heen daartussen hadden ze elkaar in hun gezichtsveld. Geen van de legers durfde in actie te komen. Een aanval betekende dat ze moesten afdalen naar beneden en vervolgens omhoog moesten klimmen tegen de heuvelrug die door de vijand werd bezet. Zo’n aanval betekende niets meer of minder dan militaire zelfmoord.
Het lange wachten begon en duurde voort. Tenslotte kregen de Filistijnen er genoeg van en zonden ze hun machtigste krijger naar beneden in de vallei om de impasse te doorbreken. Hij was een reus, meer dan twee meter lang en hij droeg een werpspeer, een lans, een bronzen helm. Zijn lichaam was geheel in een ijzeren pantser gehuld. Een helper die voor hem uitliep droeg een groot schild. De reus schreeuwde de Israëlieten toe dat zij een strijder uit hun midden moesten kiezen om met hem het gevecht aan te gaan. Als hun strijder won, dan zouden de Filistijnen zich overgeven. Andersom gold het zelfde als de reus zou winnen.
Aan de kant van de Israëlieten bewoog niemand zich. Wie zou opgewassen zijn tegen zo’n tegenstander? Na veertig dagen uitdaging door de Filistijn stapte een herdersjongen naar voren en bood aan om de strijd met hem aan te gaan. Saul probeert hem van zijn voornemen af te brengen. Je kunt dit nooit winnen. Jij bent een jongen en hij is vanaf zijn jeugd als krijger getraind. Maar de jongen is vashoudend. Hij had wel meer wilde tegenstanders meegemaakt. Aanvallen door leeuwen en beren op zijn schapen had hij met succes afgeslagen.
Saul geeft toe en de herdersjongen loopt in de vallei naar de reus en roept: kom maar op. Je lijk zal ik voeren aan de vogels en de beesten in het veld. En zo begint een van de beroemdste tweegevechten uit de geschiedenis. De naam van de reus is Goliath, de naam van de herdersjongen is David.
Saul geeft David zijn zwaard en harnas.Maar David weigert omdat hij zich daarin niet goed kan bewegen. In plaats daarvan pikt hij vijf stenen op van de grond en doet ze in zijn schoudertas.
Dan daalt hij af in de vallei met zijn herdersstaf. Goliath ziet de jongen op hem af komen en is beledigd. Hij verwachtte een ervaren krijger, maar in plaats daarvan ziet hij een herder - het laagste beroep in die tijd -, die kennelijk zijn staf wil gebruiken om met hem te vechten. Ben ik een hond, roept Goliath, die je met een stok wilt slaan?
Dan doet David een steen in het leren kapje van zijn slingerwerktuig. Hij vuurt de steen af op het voorhoofd van de reus en raakt hem zo hard dat die bewusteloos ter aarde valt. David rent er naartoe, grijpt het enorme zwaard van de reus en hakt zijn hoofd eraf. De strijd is op wonderbaarlijke wijze, tegen alle verwachtingen in, gewonnen door de onderliggende partij.Op die manier is het verhaal verder verteld door de eeuwen heen en het heeft de metafoor Goliath en David gecreëerd om daarmee onwaarschijnlijke overwinningen aan te duiden. Maar als je verder kijkt kom je tot de conclusie dat de metafoor niet opgaat, want zo onwaarschijnlijk was de overwinning van David niet.
Goliath verwacht een tegenstander die met hem een zwaardgevecht zal aangaan. Hij is tot op de tanden bewapend en hij draagt een harnas van elkaar overlappende ringen van brons. Waarschijnlijk weegt zijn harnas meer dan honderd pond en zijn speer is in staat om een bronzen schild te doorboren. David maakt in zo’n gevecht van man tegen man geen schijn van kans als hij vecht op de manier die Goliath verwacht.
Maar David vecht niet op de manier die Goliath verwacht. Hij is een slingeraar. Een slingeraar had een strookje van leer met aan de uiteinden twee lengtes touw. De slingeraar deed een steen in het leren strookje, slingerde het rond in steeds grotere en snellere cirkels en liet dan een van de touwtjes los. Slingeren op deze manier vraagt buitengewoon veel oefening en handigheid. Maar in getrainde handen is de slingersteen een verwoestend wapen. Schilderijen uit de Middeleeuwen laten zien dat slingeraars vogels uit de lucht konden slingeren. Een ervaren slingeraar kon een doel op tweehonderd meter afstand zwaar verwonden. Om het je enigszins te kunnen voorstellen waardoor je gewond raakt, moet je denken aan een honkbal die met grote snelheid op je afkomt. Alleen... is het in dit geval geen honkbal, maar een stuk rots. Een steen zo groot als een mannenvuist.
Daar kon Goliath niets tegen ondernemen. Eigenlijk had hij tegen dit wapen evenveel kans als een zwaardvechter zou hebben tegen een pistool. Daar hield niemand rekening mee. Saul is bang voor de kansen van David omdat David klein is en Goliath groot. Saul denkt aan macht in termen van fysieke kracht. Hij beseft niet dat macht ook aanwezig kan zijn in andere gedaanten. Door andere en originele regels toe te passen, door snelheid en verrassing te gebruiken in plaats van de gebruikelijke patronen te volgen.
In de kringloop liep ik tegen een boekje aan waarin dat principe - je kunt van een reus winnen als je andere regels volgt dan waarop de reus rekent - heel aardig met een voorbeeld onder woorden wordt gebracht. Het boekje is geschreven door Malcolm Gladwell, staf medewerker van New York Magazine en auteur van verschillende sociologisch georiënteerde boeken. Hij beschrijft in zijn boekje de geschiedenis van een basketbalcoach die geen enkele ervaring had met het spel, maar op een goede dag werd gebombardeerd tot coach van een team meisjes waarvan zijn dochter deel uitmaakte. De meisjes hadden geen basketball kwaliteiten, konden niet goed schieten en dribbelen en waren gedoemd om alle wedstrijden te verliezen.
De coach had wel eens een wedstrijd gezien, en vond het spel wezenloos. Wat hij zag, was dat team A de bal had, dan oprukte naar de basket van team B en dan trachtte te scoren om daarna zich terug te trekken op de eigen helft. Team B deed het zelfde. het rukte op naar de speelveld van team A, scoorde en trok zich terug op de eigen helft waarna Team A de aanval begon enzovoorts.
Onze onervaren coach instrueerde zijn meisjes om dit patroon niet volgen, maar de tegenstander van meet af aan aan te vallen en te storen in de opbouw. Het kostte veel conditie en uithoudingsvermogen van de meisjes, maar het werkte. Zijn bij voorbaat als kansloos beschouwd ploegje won de kampioenswedstrijden.
Gladwell liet hiermee zien dat je niet altijd van de reuzen hoeft te verliezen als je ervan af ziet de patronen te volgen waaraan de reuzen zijn gewend.
Het verhaal van David en Goliath is drieduizend jaar oud. De reuzen van onze tijd zijn geen gepantserde krijgers van meer dan twee meter lang. De reuzen waar wij mee te maken hebben, zijn de producten van de cultuur die wij zelf hebben gecreëerd. Onder de doctrine dat alles moet groeien zijn alle productieprocessen grootschalig geworden. De olie-en staalindustrie is grootschalig, de landbouwindustrie is grootschalig en de internetindustrie is waarschijnlijk wel de grootschaligste van allemaal. Er wordt meer geproduceerd dan nodig is voor de behoeften van de rijke landen en daarom moet al die producten aan de man worden gebracht om de groei van de reuzen niet te belemmeren. De consument moet indringend en onophoudelijk worden aangespoord tot kopen en dat gebeurt met de behulp van reclame. Ik consumeer, dus ik ben, is het leidende principe van de verkoopreuzen in onze postmoderne tijd geworden.
In die postmoderne tijd is het kunstmatig kweken van behoeften de kern van de economie en het andere model, alleen produceren voor wat nodig is, wordt weggezet als onrealistische romantiek. We zijn steeds meer vervreemd geraakt van een economie die erop uit is om in ons levensonderhoud te voorzien en die niet jaagt op meer en meer. Ik kan in de supermarkt meer dan dertig soorten koekjes kopen en kiezen uit meer dan twintig broodsoorten, maar het leidt me alleen maar af van bezinning op de vraag wat ik voor mijn levensonderhoud echt nodig heb.
Natuurlijk kunnen we als mensen niet leven zonder goederen te bezitten, maar er is een verschil tussen goederen om te gebruiken ten dienste van het bestaan en goederen die er alleen maar zijn om te hebben. In de veertigduizend jaar van het mensdom vóór de eeuwen van verlichting en vooruitgang waren mensen niet onderworpen aan het juk van hebben en moeten hebben. Maar onder invloed van het kapitalisme is een mentaliteitsverandering tot stand gebracht die de mensen voorhoudt dat bezit van goederen bepaalt of je een volwaardig mens bent. We zijn op die manier de slaaf en de dienaar van onze eigendom geworden. Het beloofde paleis is nu een gevangenis waarin we collectief in slaap zijn gevallen.
De reclame is alomtegenwoordig. Op internet natuurlijk, maar ook langs de weg, op de televisie, in het theater, in de sport, in het ziekenhuis, bij de dokter, overal is reclame. En de reclame spoort ons aan om te kopen. Ik denk dat de reclame-industrie de grootste industrie wereldwijd is. Een industrie die op zichzelf niets produceert voor de behoeften van het bestaan, maar alleen is gericht op het opwekken van begeerte en inspeelt op je al dan niet verborgen verlangens. Reclamemensen zijn de priesters van een nieuwe religie. Ze houden de consumenten voor dat alle aangeprezen waar hun levensgeluk bevordert en ze daar recht op hebben. Een goedkope vakantie in een zonnig land is noodzakelijk voor je levensgeluk. Een cruise op een schip is nodig voor je noodzakelijke ontspanning. Evenementen zijn een absoluut vereiste voor een vreugdevol bestaan. Enfin, u weet het allemaal, we worden voortdurend bestookt met boodschappen die ons wijs willen maken dat een leven zonder de aangeprezen goederen of diensten eigenlijk geen volwaardig leven is.
Onder invloed van het geloof in groei "groei is altijd goed, stilstand niet, want stilstand is achteruitgang", leven we in samenleving waarin middelen vaak tot doel zijn verheven. Voorbeelden hiervan: geld was ooit bedoeld als ruilmiddel. Omdat je goederen en diensten kon waarderen op een bedrag in geld, kon je met geld die goederen en diensten gemakkelijk aanschaffen. Dat was eenvoudiger dan het ruilen van goederen tegen andere goederen.
Als je alleen maar eieren in de aanbieding hebt kun je niet alles kopen met die eieren, want niet iedereen heeft die eieren nodig.
Maar de functie van geld als middel is veranderd in het doel om geld te hebben. Hoe meer geld je hebt, hoe beter. De auto is een handig vervoermiddel, maar voor veel mensen is de auto in plaats daarvan een statussymbool geworden. Hoe duurder en exclusiever de auto, hoe belangrijker je je voelt.
Met foto’s is het in ons smartphone tijdperk niet anders. In vroeger tijden werden foto’s gemaakt om bezienswaardigheden tijdens reizen mee vast te leggen. Nu is fotograferen het dominante vakantiegedrag geworden en is niet de reis, maar het fotograferen doel geworden. Toeristen lijken de Amsterdamse grachten, de Eiffeltoren en de Sagrada Familia in Barcelona alleen waar te nemen via hun camera. In de social media worden voortdurend foto’s van onszelf met anderen gedeeld. Van een middel lijkt ook de foto een doel op zich geworden.
Ook doelmatig (efficiënt) beleid is van middel tot doel geworden. De overheid en grote bedrijven streven doelmatig beleid na omdat dit de dienstverlening en de verkoop en levering van goederen en diensten moet bevorderen. Maar doelmatig beleid is een doel op zichzelf geworden waardoor juist het aanvankelijke oogmerk - gemakkelijker toegang tot diensten en de verlening daarvan - ondergeschikt is gemaakt aan het streven naar snellere gegevensverwerking en de inschatting van die gegevens. In plaats van een betere bediening van de burger komt onder invloed daarvan een mechanisme tot stand waar de burger juist het slachtoffer van wordt. Als een middel tot doel wordt, schiet het middel zijn oorspronkelijke doel voorbij.
Alles wat ik hiervoor zei, we weten het al jaren. Het gaat niet goed zoals het nu gaat, het gevoel bekruipt ons dat de inrichting van de samenleving en de grootschaligheid van alles een bedreiging is voor ons welzijn en het voortbestaan van de mens op deze planeet. De rijke landen maken 20 % uit van de wereldbevolking, maar consumeren alles wat de aarde voortbrengt. De derde wereld trekt voordurende aan het kortste eind waar het betreft voedsel, medische zorg en een veilig bestaan, maar het lukt niet om dit op orde te krijgen. De opwarming van de aarde is een levensbedreigende ontwikkeling, maar het beteugelen van die ontwikkeling komt maar moeizaam op gang.
Net als David staan we tegenover een bedreiging die we niet kunnen oplossen op de manier die we kennen en waarmee we zijn vertrouwd. Om de problemen het hoofd te bieden is een totaal andere werkwijze nodig dan we zijn gewend en het vraagt vooral een mentaliteitsverandering. Hier en daar zie je daar de tekenen van, maar het is nog niet voldoende. Als ik onze overheid een advies zou mogen geven, dan zou ik adviseren om kennis van religie in het onderwijs op te nemen. In het platform onderwijs 2032 werd een advies gegeven voor het onderwijs in de toekomst, maar religie-onderwijs komt daarin niet voor. Burgerschap is het toverwoord. Grondwaarden als democratie en mensenrechten moeten ervoor zorgen dat de leerlingen vaardig en aardig worden, maar het advies ziet geen rol voor religie.Traditionele vormen van houvast zoals godsdienst zijn volgens dit advies achterhaald en religie kan daarom in het onderwijs worden genegeerd.
Een grote misvatting in mijn ogen, want het zijn juist de religieuze waarden die het samenraapsel van dromen en behoeften dat ooit ook wel de ziel werd genoemd, kunnen onderhouden en in goede banen kunnen leiden. We hebben grote nood waar het betreft de verzorging van onze ziel, maar de mensen zien het nog niet. Laten we hopen dat de kentering hierin aanstaande is en het mosterdzaadje uit het Evangelie ook op dit gebied tot de grootste van alle planten uitgroeit.
Tot slot een tekst die bij me opkwam na het schrijven van bovenstaande preek.
We hebben mensen nodig
die buiten het gewone kunnen denken
die het vertrouwde recept
niet willen volgen
We hebben mensen nodig
die fantasie hebben
en in die fantasie geloven
tegen alles in
We hebben mensen nodig
die dingen durven beginnen
waarvan niemand weet
wat de afloop zal zijn.
We hebben mensen nodig
die van tevoren niet vragen
voor hoeveel en waarom
maar ervoor gaan
We hebben mensen nodig
die door blijven douwen
en zeggen doe het nou maar
en kijk maar niet om.
We hebben mensen nodig
die vandaag en morgen
doen waar hun hart op is gericht
en hun doel voor ogen blijven houden
We hebben mensen nodig
die jou en mij en iedereen
meenemen in hun rotsvaste overtuiging
dat het anders kan en beter.
Zulke mensen hebben wij nodig
als niemand meer weet
hoe het anders kan en beter.