Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Overdenking kerst 2016 Zeist (hoop)
Kern van de overdenking
De mogelijkheden van onze geest zijn ontzagwekkend, maar we benutten ze nog onvoldoende. Met de geest die we hebben meegekregen, kunnen we die krachten die in de logos, het woord, schuilen, in harmonie met elkaar brengen. Het Evangelie maakt er melding van en kerst is het moment waarop wij stil staan bij de geboorte van het idee dat wij daartoe in staat zijn. Dat daar hoop op is. Hoe? Dat staat nog in de sterren geschreven, dat is nog niet duidelijk. Maar je moet hopen. Hoop verloren is al verloren. En dat is ook de kerstboodschap: laat de hoop niet varen, alles is nog mogelijk.
Volledige tekst
Een paar dagen voor kerst. Via een krantje werd gemeld dat ergens in Noord-Holland een ezeltje was geboren. Je kon dit wondertje bezichtigen in de levende kerststal van een tuincentrum ergens in de buurt van Alkmaar. We hadden een kleinkind op bezoek en de gedachte kwam op dat het leuk zou zijn om een kijkje te nemen.
Eenmaal aangekomen bleek dat we niet de enigen waren die op het nieuws afkwamen. Een parkeerplaats van ongeveer drie voetbalvelden groot, volgepakt met auto’s en veel, heel veel bezoekers. Het tuincentrum zelf was zo uitgestrekt, dat het enige tijd en moeite kostte om de levende kerststal te vinden en inderdaad, daar stond het kleine ezeltje, dicht bij de moeder die het met zorg afschermde tegen onbenullige zijstappen van de schapen, een kameel en nog een paar andere ezels.
Het is toch merkwaardig, dat zoveel mensen op zoiets afkomen. Als je zou vragen waarom ze dat doen, zouden ze toch niet verder komen dan dat het leuk is, schattig en zo meer. En zo is het ook een beetje met het kerstfeest. Het wordt ieder jaar gevierd met het optuigen van kerstbomen, het versieren van kamers en gebouwen, en het opdissen van feestelijke en rijke maaltijden. Waarom doen we dat eigenlijk?
Het heeft te maken met de zonnewende. In de langste en donkerste nacht van het jaar wordt de komst van de zon, van het licht gevierd. Er worden vuren ontstoken om de terugkeer van de zon te versnellen, lichtjes worden geplaatst, kaarsen worden aangestoken en vele tuinen worden versierd met lichtgevende constellaties van de meest uiteenlopende aard, maar altijd met licht, heel veel licht.
Niet alleen de terugkomst van het licht, maar ook het verlangen dat de aarde tot nieuwe vruchtbaarheid zal komen speelt mee. Bij verschillende heidense volken waren takken van bomen die ook in de winter groen blijven, zoals de spar, daarvan het symbool. En die bomen tuigde men dan op als het ware om die kale bomen aan te moedigen om die vruchten ook echt te gaan dragen. Ook hier is de symboliek oeroud: bomen staan voor leven en vrucht dragen. De eerste kerstbomen zijn waarschijnlijk behangen geweest met vruchten of noten, ook symbolen van vruchtbaarheid.
En nog een voorchristelijk gebruik was om midden in de winter een feestelijke maaltijd aan te richten. Dat hield verband met de verwachting dat het komende jaar net zo rijk zou worden aan vruchten en opbrengsten van de oogst als dit midwintermaal. Het kerstdiner stamt af van dit heidense gebruik rond de zonnewende.
Toen het christendom zijn intrede deed, nam het de bestaande gebruiken over. Met alles wat eraan vastzat, met de symboliek van vuur, licht en warmte, groen en bomen, vruchten en maaltijden. Kerstverlichting, kerstboom en kerstmaaltijd, ze zijn immens populair, ook en misschien juist bij de mensen die al lang niet meer aan het christelijk geloof doen. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat al die gebruiken een oeroude symbolische lading hebben die in de zielen van de mensen zijn gegrift zonder dat ze zich daarvan bewust zijn. Vooral in de streken waar de winters lang en koud zijn zorgt het menselijke verlangen naar beschutting en bescherming tegen de harde natuur ervoor dat we deze symbolen steeds weer in allerlei vormen uitbeelden.
Daar komt dan nog de geboorte van een kind bij. Nieuw leven, altijd een teken van hoop en iets in jezelf dat je nauwelijks kunt benoemen, reageert erop. Net als wij, toen we zo nodig naar dat kleine ezeltje moesten komen kijken.
En winters feest en een weerloos kind. De onderstreping van de hoop dat een nieuwe zonsopgang voor de mensheid aanbreekt, God die neerdaalt om zich het lot van mensen aan te trekken. Het is niet moeilijk te volgen waarom juist het kerstfeest zo populair is en door zoveel mensen wordt gevierd.
Ik las de proloog van het Evangelie van Johannes. Daarmee volgde ik de traditie van de oude kerk. Van oudsher las men in de avonddienst het Evangelie van Lucas over de volkstelling, de herders in het veld en de engelenscharen. Op eerste kerstdag maakte dit schilderachtige verhaal plaats voor de grootse, mysterieuze zinnen van de proloog van het Johannesevangelie. Lucas begint aan de menselijke kant, Johannes aan de goddelijke. Christus is bij Johannes geen pasgeboren kind, maar de logos die van alle tijden is, het scheppende woord, het licht dat aan alles bestaan geeft.
De logos van Johannes verwijst naar de ordening van het universum, waarin alles met alles samenhangt. Alles is met alles verbonden en houdt elkaar in evenwicht. Dat vind je in praktisch alle oude wijsheidstradities terug. De geboorte van een kind in Bethlehem aan het begin van onze jaartelling is dan eigenlijk niet iets toevalligs, het is opgenomen in het grote verband der dingen. De geboorte van Jezus, de geboorte van een Christus, het zijn merkstenen in de geschiedenis die wij als mensen zelf schrijven.
De schrijver van het apocriefe Evangelie van Filippus drukt het kernachtig uit: God schiep de mens en de mensen schiepen zich een god. De mensen, met hun angsten twijfels en verlangen hopen op iets bovennatuurlijks, iets dat groter is dan de mens zelf en dat is God. Het godsbeeld dat daar aanvankelijk bij hoorde, was dat van een God die menselijke persoonlijkheidstrekken vertoonde. Hij kon streng zijn, straffen en zich wreken. Een harde woestijngod was hij, die vanuit de berg Sinaï zijn geboden naar beneden slingerde. Het is het beeld van de God uit het OT. Zo was het tweeduizend jaar geleden in de provincie van het Romeinse rijk die wij nu kennen als Israël.
Dat beeld was in de tijd van Jezus aan herziening toe, want de samenleving was veranderd. De stammenmaatschappij van rondtrekkende nomaden die Israël was geweest, was veranderd in een min of meer geordende maatschappij van strenge wetten en geboden, in stand gehouden door een kaste van priesters die op alle levensgebieden van de mensen hun gezag uitoefenden. Een verstikkend systeem van zonde en straf, geworteld in de wetten van Mozes en tot in de kleinste details uitgewerkt door de schriftgeleerden, de priesters van die tijd.
De komst van Jezus van Nazareth brengt daar verandering in. Zijn god is niet meer de god die mensen uit het paradijs verjaagde, die offers en gehoorzaamheid eist en de wereld overspoelt met zijn toorn. Zijn god is een vader. Een begrijpende en goedgunstige vader, die niet veroordeelt maar helpt. Angst moet plaats maken voor vertrouwen in die god, woede moet plaatsmaken voor medelijden.
Jezus preekt het zachte woord, hij preekt begrip en vergevingsgezindheid. Het is in zijn tijd een revolutionaire boodschap en dat is het nog steeds. Veel van zijn uitspraken beginnen met de woorden: u is geleerd dat….. maar ik zeg u…en dan komt zijn interpretatie van al die oude voorschriften, onveranderd uitlopend in de aansporing om je medemens met medemenselijkheid tegemoet te treden. Zijn godsdienst wil een godsdienst zijn die heelt en verzacht, die oog heeft voor de verdwaalde, angstige en wanhopige mensen, die uit hun eenzaamheid verlost moeten worden.
Wij, wij nemen kennis van alle ellende die op de wereld plaatsvindt. Duizenden, honderdduizenden die op de vlucht zijn, landen waar de mensen niet in tel zijn en met tietallen tegelijk in de gevangenis worden gesmeten, gemarteld en zonder vorm van proces worden gedood. Landen waarin burgers elkaar overhoop schieten om redenen die je ontgaan.
Dat alles komt ons voortdurend ter kennis en het raakt je, maar de grote aantallen, de afstand waarop het allemaal gebeurt, maakt het toch vaak tot iets abstracts, en het maakt je moeilijk om er echt in mee te leven. Meeleven ontstaat eigenlijk pas echt in de ontmoeting met een mens die dichtbij je komt.
Onlangs, op de televisie, ging het over vluchtelingen die enige jaren hiernaar toe zijn gekomen en vertellen hoe het ze nu in Nederland vergaat. Er is een man bij die er jaren op heeft gewacht om zijn vrouw en kinderen naar Nederland te kunnen laten komen en dat is nu dan gebeurd. De man is dolblij en praat heel opgewekt, en schetst een beeld van een herenigd gezin dat nu aan een nieuwe toekomst kan beginnen.
Vervolgens komt zijn vrouw in beeld, ze is nog maar net in Nederland. Ze heeft prachtige donkere ogen, groot, poelen om in te verzinken, maar ze stralen een verdriet uit dat peilloos is. Ze heeft afscheid moeten nemen van haar tweelingzusje die in Syrië is achtergebleven en je ziet haar eronder lijden. Ze vertelt dat ze het er heel moeilijk mee heeft om hier zonder haar familie te zijn en als je naar haar kijkt, komt de gedachte in je op: het zou me niet verbazen als jij hier de rest van je leven lang in depressieve buien wegkwijnt.
En ik denk: wat weten we er eigenlijk van. Hoe het moet zijn om in een land te leven waarin je familie alles is voor jou en jij voor je familie, en dat dan juist achter je te moeten laten? Vluchtelingen kennen we in getallen, in verslagen over verdrinkingen en over kampen waar het aan alles ontbreekt, maar het blijven cijfers die niets vertellen over wat die mensen moeten voelen, in wat voor hel hun zielen opgesloten moeten zijn. Je verstand kan het niet bevatten, maar ook je gevoel laat het afweten. Je kunt misschien nog wel begrijpen wat die mensen denken, maar je kunt niet navoelen wat zij voelen.
De tijden waarin we leven, het zijn tijden waarin alles lijkt te schuiven. Op het wereldtoneel zijn spelers aangetreden waarvan we dertig jaar geleden niet hadden kunnen vermoeden dat zij hun opwachting zouden maken. Er is veel strijd, moord en doodslag en het gebeurt buiten ons om, zo voelt het in ieder geval. De samenhang tussen alles wat op dit wereldtoneel plaatsvindt, lijkt ver weg, uit het zicht verdwenen. Wij staan erbij en we kijken er hoofdschuddend naar, tot meer zijn we niet in staat. De opkomst van de Islamitische Staat, de burgeroorlogen in het Midden-Oosten, de afkalving van de geestelijke waarden in het Westen door het opkomend populisme: het een hoeft niet met het ander te maken hebben, maar het is allemaal heel ver weg van wat wij denken over vrede en verdraagzaamheid bij het kerstfeest.
En toch moet je blijven hopen. Want daar gaat de proloog bij Johannes ook over: de logos is opgenomen in het stoffelijke, het is neergedaald in ons wezen en het woord heeft een lichaam gekregen in Jezus. De geboorte daarvan vieren wij nu op deze dag, ieder jaar weer.
In de hoop dat het neerdaalt in ons, dat wij de geest krijgen waardoor wij in het reine kunnen komen met alles wat in ons leeft en wij tot harmonie komen met de krachten waar wij weet van hebben, maar niet genoeg antennes voor hebben.
De mogelijkheden van onze geest zijn ontzagwekkend, maar we benutten ze nog onvoldoende. Met de geest die we hebben meegekregen, kunnen we die krachten die in de logos, het woord, schuilen, in harmonie met elkaar brengen. Het Evangelie maakt er melding van en kerst is het moment waarop wij stil staan bij de geboorte van het idee dat wij daartoe in staat zijn. Dat daar hoop op is. Hoe? Dat staat nog in de sterren geschreven, dat is nog niet duidelijk. Maar je moet hopen. Hoop verloren is al verloren. En dat is ook de kerstboodschap: laat de hoop niet varen, alles is nog mogelijk.