Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Het pinksterverhaal bij Lucas is de neerslag van het verlangen naar verandering dat bij de volgelingen van Jezus leefde.
We leven nu in een tijd waarin alles wat we doen en laten niet meer onder de orde van God valt, maar door seculiere wetten en regels wordt bepaald. Maar al die voorschriften zijn voor het merendeel de neerslag van ons gebrek aan vertrouwen in elkaar. Dat maakt een gevoel van onbehagen in je los. Je zou willen dat dat niet zo zou zijn, dat het onderling vertrouwen de basis is van onze omgang met de medemens. Het zou een grote verandering opleveren, een verandering waar je, net als de apostelen tweeduizend jaar geleden, oprecht naar kunt verlangen.
Overdenking Pinksteren Zeist 2017 (verlangen naar verandering)
Het tweede boek van Lucas, Handelingen, begint waar het evangelie eindigde, met de hemelvaart. De auteur van dit boek is precies in de details over de periode waarin Jezus na zin dood aan zijn discipelen verscheen en met hen sprak over het koninkrijk van God. Veertig dagen en aan het eind van die veertig dagen zouden ze worden gedoopt met de Heilige Geest. En nadat hij dit had gezegd, werd hij voor hun ogen opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen. En op Pinksteren, de vijftigste dag, waren de leerlingen weer bijeen en werd de Heilige Geest vaardig over hen: hij vulde het huis als een hevige windvlaag en zette de aanwezigen in vuur en vlam. En die geest maakte dat ze zo aanstekelijk getuigden van Gods grote daden dat alle mensen het begrepen, welke taal men ook sprak.
Met het boek Handelingen begint het vervolg op het optreden van Jezus. De gebeurtenis van Pinksteren is het begin van de christelijke kerk. En de windvlaag, de vlammen, de tongentaal waarmee dat begin werd ingeleid, je kunt ook zeggen dat Pinksteren de oerknal van het christendom was. De visie van Paulus heeft veel invloed gehad op het ontstaan van die gedachte. In zijn brief aan de Romeinen schrijft hij dat hij van de oude orde van de wet is overgegaan naar de nieuwe orde van de geest. Een grote en radicale verandering voor hem, die hem de ogen opende voor wat Christus leerde: het is onnodig het leven te vangen in een net van regels en nog eens regels. Er is maar een wet van God en die komt erop neer dat je je naaste moet liefhebben als jezelf en als je in die geest leeft, dan is de geest van God in je werkzaam en de vruchten daarvan zijn liefde, vrede, vreugde, geduld, vriendelijkheid, zachtmoedigheid, geloof, goedheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft. Paulus werkt dit zo uit in zijn brief aan de Galaten, een van zijn sympathiekste brieven.
Het vervolg van Handelingen gaat over de wondere werken van de apostelen en het ontstaan van de eerste christengemeenten. Het volk vlokte aan, groeide in aantal en ze deelden alles wat ze hadden met elkaar. Ze kwamen elke dag in de tempel bij elkaar, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vreugde. Duizenden mensen bekeerden zich tot dit nieuwe geloof en ze beschouwden zichzelf als gered van het verdorven mensengeslacht.
Hier wordt een ideaalbeeld geschetst. Een samenleving waarin iedereen van iedereen houdt, mensen geen hebzucht meer hebben en alles met elkaar delen. De historische betrouwbaarheid van wat hier neergeschreven is, laat zich natuurlijk ernstig betwijfelen. We weten dat de auteurs van het NT geen geschiedschrijvers waren, maar dat zij hun verhalen componeerden naar de idealen die hen voor ogen stonden. Ze verlangden naar een liefhebbende God en naar een samenleving waarin medemenselijkheid het hoogste gebod was. In hun visie kon je dit alleen bereiken als je leefde naar het voorbeeld van Christus.
Allemaal te mooi om waar te zijn en dat is ook wel gebleken: de kerk is geen gemeenschap van mensen geworden die in alles medemensen willen zijn. Mensen hebben ook andere behoeften dan het liefhebben van je naaste en god eren met gebed en eredienst. De experimenten met gemeenschappen die dit nastreven zijn altijd experimenten gebleven en wij weten wel dat onze beschaving er niet een is van louter vreugde, vriendelijkheid en zachtmoedigheid.
Wat wel blijft is de vraag waarom dit alles zo is opgeschreven. Ik denk dat de handelingen van de apostelen de neerslag is van een diep gevoeld verlangen naar verandering, naar een andere wereld dan de bestaande. Want de wereld van het NT was hard en ongevoelig voor het lot van de minder bedeelden. Er was geen medelijden met degene die door tegenslagen werd getroffen. Alles stond onder het schema van zonde en straf en als je het slecht trof, ziek werd of jezelf als slaaf moest verkopen, dan zou je het er wel naar gemaakt hebben. Een wereld van angst. Angst voor straf na de zonde, angst voor de priesters en angst voor verlies van lijf en leven.
Jezus wilde die angst uitbannen door aandacht te vragen voor de liefde die van mensen medemensen maakt en je hebt niet veel verbeeldingskracht nodig om je voor te stellen dat zijn leringen daarover juist in zijn tijd aansloegen bij de verdrukten, de armen, zieken en de ontheemden. Want die mensen konden nergens heen en waren alleen maar bezig met overleven in plaats van leven. Dat moest anders en dat heeft de Evangelisten en Lucas ongetwijfeld voor ogen gestaan toen zij hun verslagen neerschreven. Zij deden dat in een liefdeloze maatschappij, die de wet boven alles stelde en weinig op had met degenen die de wet niet volgden of konden navolgen.
We zijn inmiddels tweeduizend jaar verder. In al die tijd is er geen windvlaag in onze huizen opgestoken, hebben we geen mensen met vlammen boven hun hoofd gezien en de mensen die in pinkstergemeenten tongentaal spreken maken ons niet moeiteloos duidelijk wat ze bedoelen. Wel kun je zeggen dat in de westerse wereld de vruchten van het christendom zijn te herkennen: wij streven naar een rechtvaardige samenleving waarin aandacht is voor de minder bedeelden. Het is niet allemaal liefdeloosheid wat de klok slaat, het godsdienstige schema van zonde en straf hebben we grotendeels achter ons gelaten. Dat we ons best doen om een humane wereld te scheppen, hebben we niet alleen aan de Verlichting te danken, maar ook aan de waarden van het christendom die beetje bij beetje in ons bewustzijn zijn binnengedrongen.
De tijd waarin wij nu leven staat niet meer in het teken van het christelijk geloof. Veel mensen hebben daar niets meer mee. Je kunt ook wel een goed mens zijn als je niet meer gelooft. Ik weet ook zonder geloof wel wat goed is en wat niet. Moraliteit, humaniteit, dat kun je ook wel nastreven als je niet gelooft. Om het goede te doen, hoef je niet per se een christen te zijn, het zijn uitspraken die je te pas en te onpas tegenkomt. Onze maatschappij is seculier geworden, de rol van de kerken is naar de marge verdrongen en waar Pinksteren voor staat, de meeste mensen weten het niet en ze hebben er ook geen belangstelling voor.
Het is bekend dat dit zo is, de inspiratie die van de christelijke boodschap uitging is voor een groot deel uitgedoofd. Maar er is wel iets opmerkelijks aan de hand in de seculiere wereld waar eigenlijk niet veel aandacht aan wordt besteed, en dat is wat ik noem de codificatiedrift die het ouderwetse geloof heeft vervangen. Wat ik daarmee bedoel is het volgende.
Om een rechtvaardige samenleving op te bouwen heb je regels nodig. Zonder regels doet iedereen maar wat hij wil en dat geeft chaos en onrecht. Dus maken we regels die voor iedereen gelden. Het is niet eerlijk om regels te maken die niet voor iedereen gelden, want voor de wet zijn we allemaal gelijk.
Goed, de koning is een beetje meer gelijk dan de anderen en hoeft dus geen belasting te betalen, maar dat is een uitzondering. En omdat we van tevoren moeten weten waar we ons aan te houden hebben, zetten we de regels op papier, zodat niemand kan zeggen dat hij zich er niet van bewust was dat die en die regel bestond. Er zijn duizenden wetten en regels die allemaal op schrift zijn gesteld en het zijn er zoveel dat niemand kan die allemaal kennen kan, maar daar hebben we iets op gevonden. We hebben afgesproken dat iedereen geacht wordt de wet te kennen, iets niet weten is geen verontschuldiging.
We kennen de uitwassen van deze codificatiedrift. Het belastingstelsel is zo ingewikkeld geworden, dat dat zonder deskundige ondersteuning niet meer valt te hanteren. De ruimtelijke ordening van ons land, op zich een groot goed om wat waardevol is te behouden, is zover doorgeschoten dat je voor bijna alles een vergunning nodig hebt. Ik betrap me erop dat ik, als ik een boom in mijn tuin wil rooien, denk: zou dat wel mogen.
En de codificatie beperkt zich niet tot de officiële wetten. In vrijwel alle sectoren van de maatschappij, van overheidsinstellingen tot het particuliere bedrijfsleven, wemelt het van de gedragsregels, protocollen, richtlijnen en voorschriften. Allemaal op papier gezet en allemaal bedoeld om elkaar bij alle eventualiteiten te kunnen controleren.
De meeste regels zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat mensen uit zichzelf gemaakte afspraken niet nakomen of erop uit zijn om zichzelf boven anderen te bevoordelen. We vertrouwen elkaar niet en daar maken we regels voor, steeds meer regels die de eindeloze variatie van alles wat zich in het leven voordoet niet kunnen bestrijken. En toch blijven we dat doen, want we willen niet dat ook maar iemand de dans ontspringt. Soms lijkt het erop dat we liever tien mensen onschuldig veroordelen dan dat er een schuldige onbestraft blijft. Terwijl het juist andersom moet zijn: liever tien schuldigen onbestraft laten dan de kans lopen dat je een onschuldige veroordeelt.
Maar zonder vertrouwen in elkaar is niet te leven. Steeds meer regels om dat gebrek aan vertrouwen te repareren, dat werkt niet. Het leefklimaat wordt er alleen maar grimmiger van en pakt vaak ook nog onrechtvaardig uit.
In het OT werd alles bepaald door de priester. We leven nu in een tijd waarin alles wat we doen en laten door de seculiere wetten wordt bepaald. Maar al die wetten zijn voor het merendeel de neerslag van ons gebrek aan vertrouwen in elkaar. Dat maakt een gevoel van onbehagen in je los. Je zou willen dat dat niet zo zou zijn, dat het onderling vertrouwen de basis is van onze omgang met de medemens. Het zou een grote verandering opleveren, een verandering waar je oprecht naar kunt verlangen.
Misschien is dat een utopie. Maar het sluit aan op de Pinkstergedachte. De handelingen beschrijven een wereld die niet bestaat en eigenlijk ook niet kon bestaan. Maar dat ideaalbeeld van die onmogelijke wereld heeft wel geleid tot een meer humane wereld dan die van toen. En dat moeten we vasthouden als we denken aan verandering in onze tijd. Als we die verandering willen, een geestelijk klimaat willen scheppen waarin wantrouwen plaats heeft gemaakt voor vertrouwen, zou dat best eens kunnen leiden tot de oerknal van het hersteld vertrouwen in elkaar.