Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Als Jezus naar God als de Vader verwijst, dan verwijst hij naar mijn gevoel niet naar een persoon of een bovennatuurlijk wezen, maar naar de onderstroomse krachten die altijd bij ons, in ons en buiten ons aanwezig zijn. Contact met die krachten openen dan de poort naar zijn Koninkrijk Gods. Zo is mijn vrijzinnig geloof en zo noem ik mij zelf religieus. Het is persoonlijk, hoogstpersoonlijk zelfs. Maar juist daardoor is het ook vrijzinnig.
Overdenking Pinksteren Zeist 20 mei 2018 (bezinning)
U weet zo langzamerhand wel ongeveer waar wij het met Pinksteren over hebben: het onmogelijke verhaal van de windvlaag die de discipelen verontrustte, de vlammen boven hun hoofden, hun vermogen om in iedere taal te spreken. Al deze dingen waar het Lukasevangelie over gaat, kennen we heel goed. Met dat verhaal wordt de komst van de Heilige Geest met hoofdletters verbeeld en wij vieren het ieder jaar weer getrouw zonder eigenlijk echt door te kunnen dringen tot de kern van zo’n begrip als de Heilige Geest. Want het verhaal wordt verteld in beelden die voor ons onbegrijpelijk zijn. Ook als je het verhaal symbolisch leest, waarbij dan de windvlaag staat voor Gods geest, de vlammen voor het vuur dat goddelijke kracht heeft en de tongentaal die verwijst naar de doorbreking van de verschillen tussen mensen door hun misbruik van de taal, dan toch blijft er iets hangen van onbegrip en ongeloofwaardigheid.
Ik zou Pinksteren daarom dit jaar eens anders willen benaderen dan gebruikelijk. We laten de traditie wel aan het woord in de muzikale bijdragen van Ingrid, Jan en Alphons, maar daarnaast ruimen we plaats in voor bezinning. We gaan het dus niet hebben over de geest die ons overvalt, maar we nemen een stapje terug en staan stil bij bijna 150 jaar vrijzinnigheid en hoe wij daarin staan. Je zou dat ieder jaar minstens één keer moeten doen en Pinksteren is daar mijns inziens heel geschikt voor. Er zit een band tussen de verkrijging van de geest en het nadenken met die geest over je geloof.
Enig historische besef kan daarbij behulpzaam zijn. Hoe keken onze vrijzinnige voorouders naar de wijze waarop zij geloofden en hoe probeerden ze dat verwoorden? In 1935 gaf de Vrijzinnig Christelijke Centrale een klein boekje uit waarin de Beginselverklaring van het Vrijzinnig Protestantisme was opgenomen. Het was de tweede druk, in die tijd was er dus behoorlijk veel belangstelling voor deze beginselverklaring.
In 12 artikelen werd die beginselverklaring samengevat. In alle artikelen wordt onbekommerd over geloof en God geschreven, want de vrijzinnigen van die tijd getuigen in woorden dat God hun het heil schenkt en God de grootse en verheven werkelijkheid is en dat maakt hun geloof uit. Er zijn nog veel meer uitspraken in deze beginselverklaring over God en wat hij bewerkt, maar die laat ik nu even terzijde.
In het laatste artikel staat te lezen dat Vrijzinnigen geloven dat een leven uit de kracht Gods onze harten verandert en de mensenwereld de heerlijkheid van het Godsrijk zal openbaren van geslacht tot geslacht. Ik denk niet dat wij dit heden ten dagen zo nog zouden verwoorden, maar het illustreert hoe sterk de vrijzinnigheid zich in dei dagen nog conformeerde aan een Godsgeloof waarin God de sturende kracht was in een mensenleven.
De band tussen het christendom en de georganiseerde vrijzinnigheid was in die tijd nog hecht: in artikel 5 staat te lezen dat vrijzinnigen op de grondslag van het Evangelie van Jezus Christus de christenheid willen voortbouwen volgens de beginselen van het Vrijzinnig Protestantisme. Nu is die band niet zo hecht meer. De religieuze humanisten in ons midden zullen zich niet zo sterk verbonden voelen met het christendom als de opstellers van de Beginselverklaring.
Ik begon mijn betoog met de uitspraak dat het goed is om je minstens één keer per jaar af te vragen waar je staat en hoe je daar vorm aan wil geven in je dagelijks leven. U weet allemaal wel dat het voor ons niet zo eenvoudig is om ons geloven te verwoorden op een manier die ook voor een niet-gelovige begrijpelijk en voorstelbaar is. En u weet ook wel dat in onze kring steeds terughoudender wordt om gegaan met begrippen als God, de Zoon van God en de Heilige Geest zoals die begrippen ooit in christelijke belijdenissen zijn verwoord.
We blijven liever met beide benen op de grond staan dan in zweverige termen te getuigen van de zuivere en weldadige werking van het geloof in een liefhebbende God. Ik hoor ook bij die nuchtere mensen: ik houd er niet van als mensen precies denken te weten wat God met ons voorheeft en hoe wij ons daarnaar hebben te gedragen.
Maar dat neemt allemaal niet weg dat ik mij zonder enig voorbehoud religieus noem en dat geeft me dan wel een aansporing om tenminste een poging te doen om te omschrijven wat ik daarmee bedoel. Veroorloof me dat ik u even meeneem bij de gedachten die ik daarover heb ontwikkeld.
Bij mij is het begonnen met de gedachte: waarom ik hier ben weet ik niet en zal ik ook nooit weten. Maar ik wil en kan wel nadenken over de vraag watik hier wil doen. Daar moet een antwoord op te vinden zijn. Alleen al het feit dat ik deze vraag stel, zegt iets over mij, namelijk dat ik een wezen ben met een vrije wil. En daar zit al iets van het grote raadsel.
Alles in de natuur om ons heen leeft en reageert volgens voorgegeven natuurwetten. Geleerden hebben ons laten zien dat dit zo is en ze hebben zelfs aangetoond dat ook de hemellichamen aan die natuurwetten zijn onderworpen. Maar ik, als mens, heb een bewustzijn, een geest, die mij in staat stelt om me te ontwikkelen, om dingen te ontwerpen en te maken die mijn leven hier op aarde makkelijker en handzamer maken of in ieder geval anders te maken. Mijn lichaam is uit atomen opgebouwd, maar in ieder atoom zit iets van mijn geest. Dat heb ik niet van mezelf, Spinoza heeft dat lang geleden al opgeschreven met de woorden: Deus sive Substantiva. Geen materie zonder geest. De natuur is het lichaam van de geest, of van God zo men wil.
Zo kwam ik aan stap twee in mijn gedachtegang. Als ik een geest heb waardoor ik me kan ontwikkelen, hoe moet ik daarmee dan omgaan? Ik weet dat niets volledig vaststaat omdat alles ervan afhangt hoe ik mijn geest, mijn vrije wil gebruik. Ook wat was voorbestemd kan anders verlopen door de manier waarop een mens te werk gaat. De voorbeelden daarvan zien we iedere dag als we de kranten erop naslaan.
Dat ik een geest heb, maakt mij vrij en verantwoordelijk. Verantwoordelijkheid en vrijheid zijn twee kanten van dezelfde medaille. Als ik mijn vrijheid ongebreideld gebruik zonder me af te vragen wat dat voor gevolgen heeft voor de andere mens die ook van zijn vrijheid wil genieten, dan al ik onherroepelijk ter verantwoordingworden geroepen door mijn medemens of mijn geweten. Ik moet er dus naar streven om zo vrij mogelijk te leven, maar waar dat nodig is me verantwoordelijk te gedragen.
En hoe doe je dat dan? Je kunt zoiets in zijn algemeenheid wel beweren, maar je hebt toch een leidraad nodig een leermeester of een gids die je in voorkomende gevallen de weg wijst. Zo’n gids is voor mij Jezus en dan met name de uitspraken die hij volgens de Evangeliën heeft gedaan. Ik heb er al vaak over verteld, maar de psychologische betekenis van zijn gelijkenissen en voorbeelden die hij gaf zijn mij altijd heel erg behulpzaam geweest om uit te zoeken wat mij op deze wereld en in dit leven te doen staat. Proberen om in het contact met je medemensen welwillend te zijn waar dat mogelijk is, je oordeel over iets of iemand opschorten tot je weet waar het echt om gaat, het zijn uitgangspunten voor je gedrag en je geestelijke instelling in de Evangeliën en het helpt je om je plaats te midden van de mensen om je heen te bepalen. De wijsheid van Jezus is te vergelijken met de wijsheid van Boeddha of Confucius, maar Jezus is van mijn cultuur, hij staat in de geschiedenis die ik ken en daarom houd ik het op hem en niet op de leer van Lao Tse of Boeddha.
En God dan? Jezus verwijst herhaaldelijk naar God als zijn Vader, als de eerste oorzaak van alle dingen. Ik zie God niet als een Vader in de zin van het woord zoals wij dat gebruiken, ik zie God ook niet als uitsluitend liefde en ik geloof ook niet dat mijn leven door het goddelijke wordt bestierd. Dat strookt niet met mijn overtuiging dat de mens een vrije wil heeft en hij door zijn toedoen of nalaten de wereld waarin hij staat kan veranderen. Ik zie God als geest. Of die geest menselijk is of goddelijk, dat is niet na te gaan. Wij zijn via onze geestelijke vermogens tot ongehoorde dingen in staat en op zich is dat al een groot wonder. Dat kun je goddelijk noemen, maar goddelijk is ook maar een woord dat zonder verdere invulling leeg van betekenis blijft.
Als Jezus naar God als de Vader verwijst, dan verwijst hij naar mijn gevoel niet naar een persoon of een bovennatuurlijk wezen, maar naar de onderstroomse krachten die altijd bij ons, in ons en buiten ons aanwezig zijn. Contact met die krachten openen dan de poort naar zijn Koninkrijk Gods. Zo is mijn vrijzinnig geloof en zo noem ik mij zelf religieus. Het is persoonlijk, hoogstpersoonlijk zelfs. Maar juist daardoor is het ook vrijzinnig.
Sommige mensen strijden over de betekenis van de begrippen vrijzinnig – christelijk of religieus - humanistisch. Het verschil zit hem dan vooral in de mate waarin iemand zich verbonden voelt met de christelijke traditie of juist niet. Ik vind het niet nodig om daarover met elkaar in discussie te gaan. Of je nu het humane nastreeft vanuit de christelijke traditionele waarden of vanuit een humanistische houding die de geestelijke waarden van verschillende godsdiensten met elkaar verbindt, maakt niet zoveel uit zolang het streven naar een humane wereld waarin ieder tot zijn recht kan komen, het richtsnoer blijft.
Het is Pinksteren 2018. Een zondag om even stil te staan bij onze religieuze drijfveren en daarover na te denken. Dat deed ik en ik hoop dat het u wat verder heeft gebracht in het denken over God, Jezus en de vrijzinnigheid.