Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
In het apocriefe Evangelie van Maria van Magdala treft Maria in het lege graf alleen wat kleren aan. Ook in het Maria Magdalena-evangelie zijn kleren symbolen van gewaden die de ziel bedekken. Als een mens die gewaden afdoet, kan een mens zich bevrijden uit zijn spirituele dood en zo medeschepper worden van het koninkrijk op aarde.
Als Jezus wordt geboren in Bethlehem, wordt hij "in doeken gewikkeld". Hij krijgt de kleren aan die voor de mens gemaakt waren volgens de wet van Mozes. Maar als Maria het graf van Jezus bezoekt, vindt ze daar alleen zijn kleren. Hij is opgestaan uit de spirituele dood.
Paasoverdenking
Het paasverhaal in het NT is een mythisch verhaal. In mythen worden geestelijke processen verbeeld door personen. Wat die personen overkomt, hoe zij er op reageren, het zijn gebeurtenissen die in de geschiedenis niet plaatsgevonden hebben, maar zij zijn een weergave van het rijpingsproces dat in de menselijke ziel plaatsvindt. Mythen kun je daarom niet letterlijk nemen, de betekenis van mythen ligt in hun symboliek.
In de christelijke kerken werden en worden de mythen letterlijk en als historische gebeurtenissen gelezen en hierdoor is Pasen versmald tot "Jezus is gestorven en begraven en op de derde dag verrezen uit de doden". Een beschrijving van een eenmalige gebeurtenis die onmiddellijk de vraag oproept waarom die eenmalige gebeurtenis ons blijvend zou hebben verlost van de ellende waarin we ons zo vaak bevinden. Want die verlossing is er niet, de wereld is er sinds de dood en de opstanding van Jezus niet anders of beter door geworden. Het heeft dan ook geen zin om te blijven roepen dat de Heer leeft, want hij leeft niet meer, hij is dood. Het is voor mij als vrijzinnige onbegrijpelijk dat de evident ongeloofwaardige uitleg van het paasverhaal al eeuwenlang als de enige en onaantastbare waarheid wordt verkondigd in de preekbunkers van de christelijke kerken.
Een ouder aan het bed van een dood kind, kinderen aan het ziekbed van een veel te jonge ouder, de hongerkinderen in de derde wereld, kun je die troosten met de boodschap dat Jezus is opgestaan uit de dood en zij door hem ook zullen opstaan op de jongste dag? Nee, de gruwelen van deze wereld en het lijden dat sommige mensen op hun levensbordje krijgen kun je niet wegpoetsen met een verhaal over een onwaarschijnlijke gebeurtenis die ooit ergens zou hebben plaatsgevonden.
De theologie van een Jezus die voor ons heeft geleden, die voor ons is gestorven, de Jezus waardoor wij zijn verlost, biedt nog maar weinigen houvast of hoop. Hetzelfde geldt voor zijn verrijzenis. Het idee of de gedachte dat het ooit iemand in werkelijkheid is gelukt om op te staan uit de dood kan ons niet meer troosten en heeft voor ons geen betekenis voor de vragen waarmee wij in ons leven worstelen.
In 1970 verscheen een boek onder de titel "“Wie is in godsnaam Jezus Christus?" In het boek kwamen veertig personen aan het woord om hun beleving van de persoon en betekenis van Jezus weer te geven. De titel is opmerkelijk, want er werd niet gevraagd wie was Jezus, maar wie is hij? Dat maakt duidelijk dat niet werd gevraagd naar een historische persoon die in een ver verleden leefde, maar naar een geloofsgestalte die in het heden nog een actuele betekenis heeft. En de vraag krijgt nog een bijzonder accent door de toevoeging "in Godsnaam". Kennelijk werd in het boek niet gevraagd naar betrouwbare informatie over iemand uit de geschiedenis, maar om een persoonlijk getuigenis. Zo’n titel spreekt op zichzelf al boekdelen over het moeilijk grijpbare karakter van Jezus als historisch persoon.
Want moeilijk grijpbaar is hij zeker. De vier Evangeliën zijn geen biografieëen, het zijn geloofsgetuigenissen die een vermenging van feit en legende geven en buiten de bijbel is er niets te vinden van een geloofwaardig verslag van een tijdgenoot over het optreden van Jezus. Je komt dus niet verder dan een benadering van zijn persoon door kennis te nemen van zijn prediking. Ooit merkte ik tijdens een college dogmatiek op of we het ons niet wat gemakkelijker zouden maken als we Jezus zouden zien als een charismatische joodse rabbi waaromheen legendevorming is ontstaan, maar voor die opmerking heb ik destijds de handen niet op ekaar gekregen.
Maar ik heb nog steeds de overtuiging dat Jezus gezien kan worden als de laatste van de joodse profetengestalten en dat hij geestelijk in allerlei opzicht boven hen uitstak. Ik denk dat de daadwerkelijke betekenis van zijn optreden in het feit lag dat hij op creatieve wijze teruggreep op de geestelijke erfenis van zijn volk. Je hoort hem menigmaal zeggen tegen zijn toehoorders: "U is geleerd dat.......maar voorwaar ik zeg U".
Hij grijpt terug op de wet van Mozes en de voorschriften en geboden uit het OT, maar hij geeft er zijn eigen vernieuwende uitleg aan die het accent legt op de liefdevolle omgang van mensen met elkaar en de strengheid van de godsdienstige geboden en wetten van zijn tijd tussen haakjes zet.
Dus geen godmens die ons moest verzoenen met God, geen godmens dat ons heeft verlost door zijn lijden, sterven en opstanding, dat allemaal niet. Blijft er dan nog een geloofwaardige uitleg over van het bijbelse paasverhaal? Ik heb er twee varianten voor die ik zelf kan weergeven als volgt.
Ik koos voor de lezing de slotpassage uit Marcus. Het evangelie van Marcus wordt algemeen gezien als, het oudste Evangelie, geschreven kort na de totale vernietiging van Jeruzalem door generaal Titus, de zoon van keizer Vespasianus. Het Marcusevangelie eindigt niet met halleluja en gejubel en gejuich, maar met een leeg en donker graf. Het opstandingsverhaal dat er op volgt, is later aan dit slot toegevoegd door kerkelijke overschrijvers en kan daarom buiten beschouwing blijven als het gaat om de vraag naar de historische betrouwbaarheid van het opstandingsverhaal.
Degenen die na de verwoesting van Jeruzalem achterbleven, moeten het besef hebben gehad dat met de dood van Jezus zijn boodschap niet was geëindigd. De mensen uit het Evangelie van Marcus gingen zich realiseren dat het verhaal niet stopt na een dramatisch einde, maar op het moment dat mensen dat dramatische einde als een eindstation beleven. Dat iemand de natuurwetten kan trotseren en uit de dood kan opstaan, dat biedt geen troost of perspectief. Maar dat mensen na dramatische gebeurtenissen de kracht kunnen vinden om verder te gaan, opnieuw te beginnen en nieuwe geestkracht te mobiliseren, dat is iets dat wel helpt om het leven aan te kunnen en het vol te houden als het je op de proef stelt. Een leeg graf: er is geen andere keus dan opnieuw te beginnen
Dat is een benadering die zo dicht mogelijk bij Marcus blijft. Maar de gnostische benadering van de Christusmythe heeft mij altijd nog meer aangesproken. In de gnostiek is het kernthema dat de mens vergeten is wie hij in werkelijkheid is. Het woord gnosis verwijst naar kennis: kennis van de ware aard van de mens, die tegelijkertijd ook kennis is van de ware aard van de werkelijkheid. Gnosis is zelfkennis die gehinderd wordt door de wereld waarin wij leven. Mensen kunnen daardoor vergeten wie ze zelf zijn. En het gevolg daarvan is dat een mens het contact met zijn innerlijk weten, de gnosis, verliest. Wie zichzelf kwijt is, leeft als een slaaf van onpersoonlijke machten. Deze staat van persoonlijke vervreemding wordt in gnostische teksten met allerlei verschillende termen beschreven zoals vergetelheid, slaap, dronkenschap, blindheid, de dood. De meest algemene term daarvoor is de dwaling in de betekenis van "verdwaald zijn". In het Lied van de Parel wordt dit op treffende wijze verbeeld.
Het lied gaat over een koningszoon die door zijn ouders naar een ver land wordt gestuurd. De koningszoon krijgt opdracht om in het verre land een parel te zoeken. Als hij in het verre land is aangekomen, vergeet hij zijn opdracht. Hij neemt de zeden en gewoonten van dat land over en wordt zo een zoon van dat land. Maar daardoor vergeet hij ook wie hij van oorsprong was, waar hij vandaan kwam en wat zijn opdracht was. Zijn ouders raken ongerust over zijn lange wegblijven en sturen een boodschapper. Die boodschapper herinnnert hem aan zijn afkomst. De koningszoon weet nu weer wie hij is en hij herinnert zich ook zijn opdracht weer. Hij slaagt erin de parel te vinden en hij keert terug naar zijn geboorteland en wordt daar koning.
Het Lied van de Parel verbeeldt de staat van de mens die verdwaald is geraakt in een vreemde werkelijkheid, zichzelf vergeten is en vervolgens door een boodschapper weer aan zijn ware aard herinnerd wordt en daardoor zijn bestemming hervindt. In de gnostische teksten is Jezus die boodschapper. Het Evangelie van Thomas geeft 114 van zijn uitspraken (logia) weer die in hun symboliek allemaal verwijzen naar de opdracht van de mens om zijn ware aard te hervinden en daarnaar te leven. Geboorte, dood en opstanding van Jezus worden er niet in beschreven.
Het Thomasevangelie wordt gezien als een gnostisch geschrift bij uitstek.
In logion 37 van dat evangelie zegt Jezus dat je, als je je kleren aflegt zonder schaamte, een zoon van de levende zult worden en je niet meer zult vrezen. Kleren zijn in de gnostiek een symboolwoord voor de waandenkbeelden waarin wij gevangen kunnen zitten. In dit verband is het opmerkelijk dat in het apocriefe evangelie van Maria Magdalena het achterlaten van kleren een grote rol speelt. Ook het evangelie van Maria Magdalena is een gnostisch geschrift. Het beschrijft de zeven beproevingen van de ziel die Maria moest ondergaan voordat haar ziel naar de hemel kon gaan. In het NT is sprake van demonen waarvan Maria door Jezus werd verlost.
Dat de ziel van Maria naar de hemel ging, is niet letterlijk zo bedoeld, want in de gnostiek is alles symbolisch. Mythes zijn de taal van de ziel die de processen beschrijven die de ziel moet ondergaan om zichzelf te vinden. Om de gnostische teksten te kunnen begrijpen, moet je afstand nemen van de door de christelijke kerken aangeleerde leeswijze, omdat in die leeswijze alle mythische teksten als letterlijk waar en echt gebeurd worden beschouwd. We zagen al dat je daarmee niet verder komt als je naar de werkelijke betekenis van die teksten op zoek bent.
In dit apocriefe Evangelie treft Maria in het lege graf alleen wat kleren aan. Ook in het Maria Magdalena-evangelie zijn kleren symbolen van gewaden die de ziel bedekken. Als een mens die gewaden afdoet, kan een mens zich bevrijden uit zijn spirituele dood en zo medeschepper worden van het koninkrijk op aarde.
Als Jezus wordt geboren in Bethlehem, wordt hij "in doeken gewikkeld". Hij krijgt de kleren aan die voor de mens gemaakt waren volgens de wet van Mozes. Maar als Maria het graf van Jezus bezoekt, vindt ze daar alleen zijn kleren. Hij is opgestaan uit de spirituele dood en een zoon van de levende geworden. Het is een proces dat ieder van ons in zichzelf kan herhalen. Met als resultaat de woorden van logion 37: als je je kleren zonder schaamte aflegt zul je niet meer vrezen. Met andere woorden: je zult geen angst meer hebben, er is niets meer om van verlost te worden. Er is dus ook geen verlosser nodig. Bij Marcus treffen we geen kleren aan maar een jongeling, symbool van een onbedorven ziel, die zegt: Ga naar Galilea want daar is hij. Jezus kwam uit Galilea en hij gaat er na zijn zielereis ook weer heen. Het begin is het einde, ook en misschien wel juist als het om de reis van de ziel gaat.
Zo bezien krijgt Pasen een heel andere lading dan wat de letterlijke lezing van deze teksten geeft. In de letterlijke lezing komt de mens en wat zich in zijn geest beweegt, niet te voorschijn. In de gnostische lezing zetten de symbolische woorden aan tot reflectie op wat het is mens te zijn in een wereld die je voortdurend afleidt van het kennen van jezelf en van wat je echt beweegt.
In de vrijzinnigheid nemen we afstand van de klassieke christelijke benadering van de bijbelse verhalen omdat we het gevoel hebben dat die ons niet verder brengt bij ons zelfonderzoek. Dat neemt niet weg, dat de persoon van Jezus door de eeuwen heen sterk tot de verbeelding is blijven spreken en hij nog dagelijks mensen inspireert. Het is niet zo moeilijk om het geheim daarvan te doorgronden. Wat de figuur van Jezus, zoals hij uit de evangeliën oprijst, zo exemplarisch maakt, is het simpele maar zeldzame feit dat hij daadwerkelijk van mensenliefde was vervuld en hij hierdoor in mensen die met hem in aanraking kwamen eveneens liefde wist wakker te roepen.
Volgelingen van Jezus zijn daarom geen mensen die geloven dat Jezus Christus het allemaal voor ons geregeld heeft, maar mensen die geloven dat het laatste woord niet is aan de doodlopende weg van geld, macht en bezit, van de status quo en het geijkte adagium van "zo is het altijd gegaan". Er is een keuze voor een andere orde. Een keuze voor een leven dat ruimte geeft aan iedereen. Een keuze die mensen mens laat zijn, dieren dier laat zijn en de aarde met eerbied onderhoudt. Een beloofd land van melk en honing is de bijbelse metafoor voor dat toekomstland.
Jezus noemde deze toekomst het koninkrijk van God dat er al is , maar tegelijk nog moet worden gerealiseerd. En dat is onze opdracht voor als wij hem willen navolgen.