Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Opstanding in onze tijd, het is het aangaan van het gevecht met wat onvermijdelijk ons bestaan lijkt te bedreigen, de strijd voor een menswaardig bestaan voor iedereen die lid is van de familie mensheid. Opstanding is maken wat nog nooit gemaakt is, de chaos te lijf gaan en een wereld waarin oorlog, honger en ziekte aan de orde van de dag zijn, te herscheppen in een verblijfplaats van vrede en veiligheid voor iedereen.
Paasoverdenking Zeist 17 april 2022
Degenen onder ons die een christelijke opvoeding hebben gehad, zullen er mee vertrouwd zijn dat in de christelijke traditie met Pasen de opstanding van Jezus na zijn dood wordt gevierd. Maar niemand die in onze tijd de opstandingsverhalen leest en met elkaar vergelijkt, kan zich onttrekken aan de vraag of deze verhalen wel geloofwaardig zijn. Je kunt de bijbel erop na slaan, maar als je de opstandingsverhalen die daarin staan nauwkeurig leest, neemt dit de twijfels niet weg.
In alle vier Evangeliën beginnen de opstandingsverhalen met de ontdekking van het lege graf. In navolging van Marcus vertellen ook Mattheüs en Lucas dat de vrouwen in het graf gaan en zien dat dat het dode lichaam is verdwenen. De schrijver van het vierde Evangelie, het Evangelie van Johannes, geeft een andere voorstelling van zaken. Als Maria Magdalena ziet dat de steen voor de ingang van het graf is wegggerold, gaat zij niet naar binnen, maar vlucht ze in paniek weg.
Wat is er op die paasmorgen gebeurd? Dat alle vier Evangeliën over het lege graf schrijven, zegt op zich niet veel. De Evangeliën zijn geen betrouwbare verslagen over wat werkelijk is gebeurd, het zijn theologische geschriften die de lezer ervan willen inspireren tot geloof in Christus.
Het oudste bericht is niet te vinden in de Evangeliën maar in een van de brieven van Paulus. Paulus zwijgt over het lege graf en spreekt alleen over verschijningen van Jezus. Omstreeks het midden van de jaren vijftig van de eerste eeuw schrijft Paulus hierover aan de gemeente van Korinthe. Na een opsomming van degenen aan wie Jezus is verschenen, eindigt hij met de opmerking dat Jezus pas op het laatst ook aan hem, Paulus, is verschenen.
De verhalen over de verschijningen van Jezus zijn van een eerdere datum dan de traditie die vertelt over het lege graf. Dat betekent dat de christelijke gemeente in die tijd de opstandingsverhalen al heeft gecreëerd vóór de ontdekking van het lege graf. De vrouwen en leerlingen komen niet tot geloof in de opstanding na de ontdekking van het lege graf en de ontmoeting met de Heer daarna, de volgorde is andersom. In het stadium dat vooraf ging aan de verhalen over de ontdekking van het lege graf kwamen de verhalen over de verschijningen van Jezus al in omloop. Dat de Evangeliën later over het lege graf berichten, laat zich verklaren uit het feit dat na de dood van Jezus legenden zijn ontstaan over de opstanding van Jezus Christus en de vermelding van het lege graf moest dienen als bewijs daarvan.
Het verhaal van Marcus eindigt abrupt. De vrouwen bij het graf krijgen de raad om naar Galilea te gaan, want daar zullen ze Jezus zien. Daarmee eindigt het Evangelie van Marcus. Onderzoek heeft opgeleverd dat de kerk met deze zwijgzaamheid geen genoegen heeft genomen en het Evangelie van Marcus heeft aangevuld met opstandingsverhalen.
Mattheüs, Lucas en Johannes doen het anders dan Marcus. Ze vertellen over verschijningen van de opgestane Heer. Paulus doet dat enkele tientallen jaren eerder ook, maar hij schrijft er summier over. Intussen blijven de verschillen in de verhalen groot. Marcus verwijst de vrouwen naar het noorden, naar Galilea. De andere evangelisten situeren de verschijningen tot het gebied in en rondom Jeruzalem. Ook de vertellingen over de ontmoetingen met de opgestane Heer zijn erg verschillend opgetekend. Bij Lucas zijn het de Emmaüsgangers die de Heer herkennen bij het breken van het brood. Bij Johannes eindigt de droefheid van Maria Magdalena niet als ze de Heer ziet, maar als ze zijn stem hoort die haar naam noemt. Thomas gaat, ook bij Johannes, zo ver dat hij niet tevreden is voordat hij de wonden van de Heer heeft geïnspecteerd.
Mattheüs besluit zijn Evangelie met een groots slotakkoord. Op de berg in Galilea zegt Jezus: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde.
Ook in theologische kringen is men er al heel lang, meer dan twee eeuwen, mee bekend dat de verhalen in de bijbel een uitgesproken mythisch karakter hebben.
Desondanks is het voor veel christenen nog altijd een schokkende gedachte dat de bijbel mythen zou bevatten. Mythen kent men wel: verhalen over de godenwereld van Egyptenaren en Babyloniërs, over de griekse oppergod Zeus en de zijnen op de berg Olympus; over de goden van de Germanen en van zoveel andere volkeren. Mythen komen in alle niet-christelijke godsdiensten voor, maar volgens de traditionele orthodoxie komen ze in de bijbel niet voor.
Maar de opvatting dat de bijbel geen mythisch boek is, miskent de diepere betekenis van de mythe. Want het zijn niet de historische feiten, maar de mythen die sublieme waarheden overdragen die op geen enkele andere manier beschreven kunnen worden. Onze cultuur is de antenne voor de vertelvorm van deze waarheden kwijtgeraakt. Het woord mythe wordt niet meer begrepen. Als je het over een mythe hebt, dan is de gebruikelijke reactie daarop dat het over dingen gaat die ver van ons afstaan. In het gunstigste geval zal men ervan uitgaan dat het om een sprookje gaat, in het slechtste geval een leugenachtig of misleidend verhaal.
Dit is ook een ernstige misvatting, want het zijn de mythen van de antieken die de enige waarachtige weergave zijn van de menselijke ervaring. De feitelijke ervaring van het leven en de verwerking daarvan zijn er in vervat. Hoe reëel de geschiedenis ook mag zijn, in laatste instantie is zij van minder betekenis dan de mythe. De mythe is altijd en overal waar. De feitelijke geschiedenis is nooit meer dan een benadering van de waarheid van het leven. Het goddelijke, het mysterieuze, het onuitsprekelijke, de werkzaamheid van de geest in het hart, het kan onmogelijk op een andere manier aanschouwelijk worden gemaakt dan door mythen, beeldspraak of metaforen. De diepzinnigste waarheden over ons menselijk bestaan kunnen alleen in verhalende vorm worden overgebracht. Het leven, de ziel, onze persoonlijke betekenis, onze plaats in het universum, onze worsteling om te groeien naar hogere niveaus van inzicht en begrip en vooral het mysterie dat wij God noemen, je kunt ze alleen via mythen tot uitdrukking brengen. De mythe is fictief, maar de tijdloze waarheid die in de mythe schuilt, is dat niet.
Het paasverhaal over het lijden, sterven en weer opstaan van Jezus Christus is dus geen historisch, maar een symbolisch verhaal. Met die conclusie zal ik mijn vrijzinnige toehoorders geen schokkende mededeling doen. Maar, eenmaal gezegd hebbende dat de dood en de opstanding met Pasen staan voor de herrijzenis van de ziel na het overwinnen van een crisis, wat betekent dat dan voor ons moderne mensen in onze tijd?
Een mens in deze tijd is niet onophoudelijk bezig met de toestand van zijn ziel. Onze cultuur is daar niet op gericht, wij leven in een tijd van vervlakking, van uiterlijkheden. Ons onderwijs legt zoveel nadruk op het doorgeven van kennis dat het aan de zuivering van de ziel niet toekomt. Kunst, die nauw verbonden is met de ontwikkeling van het zielebewustzijn, heeft een ondergeschikte positie. Jonge mensen worden in onze samenleving psychisch en spiritueel onvoldoende voorbereid op de maatschappij waarin ze na hun studie moeten leven en werken.
En daarmee ligt de vraag van Jezus "wie zeggen de mensen dat ik ben" nog altijd onbeantwoord op de plank. Het is een uitdaging voor de mens die zich bekommert om leven in de diepste betekenis van het woord. Naast alle basisscholen, beroepsopleidingen, hoge scholen en universiteiten mogen we de inwijding in het spirituele leven niet verwaarlozen. Welvaart komt van buiten op ons af, maar welzijn komt van binnenuit.
Dat welzijn wordt in het nauw gebracht door een dolgedraaide informatiemaatschappij die ons murw maakt met akelige berichten en beelden. Door de veelheid en de grote frequentie van die berichten lopen we het gevaar dat we afgestompt worden in ons gevoel voor wat in de wereld om ons heen scheef groeit en mensen uit het lood slaat. Het valt ook niet mee om een slachtpartij in een ver land in verband te brengen met onze aanwezigheid op aarde. Toch maken wij deel uit van de grote familie die mensheid heet.
En dat feit maakt ons deelgenoot van het leed van anderen. De vraag wie je in je diepste wezen bent, hangt samen met wie de anderen zijn. De bedruktheid en benauwenis die je ervaart bij het zien en horen van wat elders op de wereld wordt aangericht, is uiteindelijk de reactie van je eigen ziel. Daardoor geef je onbewust op de vraag "wie zeggen de mensen dat ik ben", namelijk het antwoord dat je zelf die bedruktheid en die benauwdheid bent. Je bent wat je voelt en ervaart. En wat is dan de rol en het kenmerk van zo’n begrip als de opstanding?
De levensweg van Christus is een illustratie, geen demonstratie van de opstanding na lijden en sterven. En hoe ver we ook verwijderd zijn van de gedachtenwereld van de antieken die de menselijke ervaring in mythen onder woorden brachten, wij zijn op een heel andere manier ook vertrouwd met wat opstanding is. Alleen noemen wij het anders. Onze opstanding is niet de overwinning van het leven op de dood door Christus, maar de veerkracht die wij ontwikkelen in het bestrijden van de crises in ons leven. In ons eigen persoonlijke leven, maar ook als het om de grote crises in wereldverband gaat.
In 2019 werden we geconfronteerd met een levensbedreigend virus, Covid 19, dat zich wereldwijd verspreidde. Het staat ons allen nog levendig voor de geest wat dit allemaal teweegbracht. Winkels en restaurants moesten hun deuren sluiten, evenementen werd afgelast en de degene die besmet werden, moesten langdurig in quarantaine. De bedrijvigheid en het culturele leven kwamen stil te liggen en een economische en sociale kaalslag van de samenleving stond voor de deur. Maar de wetenschap toonde veerkracht, binnen een adembenemend korte tijd werd een vaccin ontwikkeld tegen het virus en nu, ruim twee jaar na de eerste uitbraken, kunnen we ons leven weer oppakken op de manier die ons vertrouwd is.
De coronacrisis was nog niet echt bedwongen toen Rusland Oekraïne binnenviel met het oogmerk om dit land bij het grote Rusland in te lijven. En ook hier zagen we de veerkracht die een volk kan ontwikkelen als het met de ondergang wordt bedreigd. Het volk van Oekraïne bleef en blijft zich verzetten met alle middelen die ze hebben. Hun president vluchtte niet, maar bleef in zijn land om de strijdenden te inspireren en te steunen. Dat is opstanding, veerkracht tegen de dood en ziekte die oorlog met zich meebrengt, tegen agressie van buitenaf.
Opstanding in onze tijd, het is het aangaan van het gevecht met wat onvermijdelijk ons bestaan lijkt te bedreigen, de strijd voor een menswaardig bestaan voor iedereen die lid is van de familie mensheid. Opstanding is maken wat nog nooit gemaakt is, de chaos te lijf gaan en een wereld waarin oorlog, honger en ziekte aan de orde van de dag zijn, te herscheppen in een verblijfplaats van vrede en veiligheid voor iedereen. Een wereld waarin gewoond, geluisterd en geleefd kan worden. En in het persoonlijke vlak: iets nieuws beginnen, kleine kansen aangrijpen, het allerkleinste en de allerkleinsten niet uit het oog verliezen, dat is geloven in opstanding.
Zo bezien gaat het paasverhaal niet over een bijzondere man uit een ver verleden, maar over onszelf. Als wij ondanks alle tegenkrachten willen strijden voor vrede en veiligheid, als we niet willen toegeven aan praktijken die het welzijn van weerlozen aantasten, als we niet willen dulden dat ook maar één mens wordt gekleineerd, achteruitgezet, onderuit gehaald, op een hoop wordt geveegd of in een hoek wordt getrapt. Als we niet tolereren dat dat dagelijks op grote schaal gebeurt en er onze kracht en zorgvuldige aandacht, ook wel liefde tot de naaste genoemd, tegenover zetten, dan, als dat gebeurt, is er opstanding.
Ten diepste is opstanding het doorbreken van wat niet te doorbreken lijkt en rechtzetten van wat krom en onrechtvaardig is. De mythe van Pasen wil ons zeggen dat dat kan en nodig is voor het behoud van leven en welzijn van ons allen.