Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
In alle grote mythologieën en wijsheidstradities gaat het om de mystieke vereniging van alle tegenovergestelden. Maria Magdalena en Jezus kun je in dat perspectief zien als de verbeelding van de vereniging van het mannelijke en het vrouwelijke.
Het leidende beginsel van de grote verhalen is steeds: het leven kan niet verdergaan als de uitersten worden gescheiden. Lichaam en geest, mannelijk en vrouwelijk, vreugde en verdriet, kracht en kwetsbaarheid, zij dienen met elkaar tot synthese te worden gebracht.
Dat het Evangelie zo weinig aandacht aan Maria Magdalena heeft besteed, is eigenlijk een ontbrekende schakel in de ketting van levenslessen die datzelfde Evangelie ons wil geven.
Volledige tekst
In het fragment van Johannes neemt Maria Magdalena een vooraanstaande plaats in in de kringen rond Jezus. Zij is de eerste die hem ziet en spreekt na zijn dood. Zij vertelt de leerlingen erover en het verhaal wordt vervolgd met de weergave van bijzondere verschijningen van Jezus.
Maria Magdalena of Maria van Magdala is eeuwenlang behandeld als een betrekkelijk onbelangrijke bijfiguur, en dat had alles te maken met de geringe waardering voor vrouwen en de neiging om aan de goddelijkheid van Jezus de consequentie te verbinden dat hij geen sexuele behoeftes zou hebben gekend. Een vrouw als zijn meest geliefde leerling past niet in die beeldvorming.
Maar sinds korte tijd is deze Maria het onderwerp van intensieve studies en er wordt veel over haar gespeculeerd. Dat Jezus en zij geliefden waren is inmiddels wel algemeen bekend en geaccepteerd. Ook bestaat bij vele exegeten de overtuiging dat zij een zeer belangrijke rol heeft gespeeld bij het vormen en tot stand komen van de gemeenschap van de volgelingen van Christus.
Ik heb er niet zoveel behoefte aan om uitvoerig stil te staan bij de vraag of Jezus gerouwd was met Maria Magdalena en ze samen een gezin hebben gesticht. Onlangs was er weer een krantenartikel over de vondst van een papyrusfragment waaruit dat zou blijken en dat wordt dan als een "schokkende" onthulling gepresenteerd.
Ik vind er niets schokkends aan, want het lijkt mij heel begrijpelijk en logisch dat Jezus een vrouwelijke partner had. In zijn tijd en in de joodse traditie waarin hij stond, was het gebruikelijk en werd het als een morele plicht gezien van een rabbi om getrouwd te zijn. Jezus heeft ongetwijfeld niet celibatair geleefd, daarvoor was hij te menselijk en te warm van hart. Het is onlogisch om Jezus te zien als een warm invoelend mens maar hem op het gebied van heterosexuele relaties als a-sexueel of zelfs anti sexueel te beschouwen.
In het apocriefe Evangelie van Filippus valt te lezen dat Jezus Maria meer lief had dan alle discipelen en hij haar vaak op de mond kuste. Dat de bruidssuite een plek van vertrouwen is en een teken van eenheid. Dit evangelie ziet Maria en Jezus als een liefdespaar. De "gewone" evangeliën volstaan met de vermelding dat Jezus Maria op bijzondere wijze liefhad.
Religieuze en spirituele tradities hebben altijd geworsteld met de lichamelijke liefde waaraan mensen zich wijden. Zeker weten doe ik het niet, maar ik heb het idee dat we dat te danken hebben aan Plato. Plato was populair bij de kerkvaders van het vroege christendom en in zijn filosofie was alles wat uit de geest kwam van hogere orde dan de behoeften van het lichaam. De term platonische liefde herinnert daar nog aan. Platonische liefde is aanvaard, want die beperkt zich tot geestelijke omgang met elkaar, het blijft allemaal boven het middenrif. Maar seksuele omgang, erotische belevenissen, dat voltrekt zich onder het middenrif, het zijn aandriften die je moet bestrijden. Augustinus nam dit over en het celibaat in de RK kerk is de erfenis van zijn overtuiging. Dat een kunstmatig volgehouden zuiverheid in de vorm van het celibaat geen waarborg is voor onberispelijk gedrag is op pijnlijke wijze aan het licht gekomen.
Inmiddels en ook misschien wel door het sexueel gedrag van veel priesters zijn we er wel van doordrongen dat er diepe en donkere schaduwkanten aan deze houding van religie tegenover lichamelijke liefde zitten. Het creëert angst en afstandelijkheid voor wat sexueel is en niet zelden geeft dat de aanzet tot neurosen en frustraties. Onderdrukking van sexualiteit is onnatuurlijk en gevaarlijk voor de ziel.
Daarom is het tragisch dat het christendom zich heeft ontwikkeld tot een godsdienst met een anti-sexuele houding. Door die houding zijn talloze levens in de war geraakt en zijn gelovigen ten prooi gevallen aan schuldgevoelens en zelfontkenning. Door geen oog te hebben voor de spiritualiteit van de erotische band die tussen mensen kan bestaan, is er een hiaat ontstaan in de boodschap en de strekking van de Evangeliën, want die Evangeliën hebben steeds de hele mens tot voorwerp van beschouwing. En die hele mens bestaat nu eenmaal ook uit zijn verlangen naar Eros, de god van de lichamelijk beleefde liefde. Dat hiaat kan worden opgevuld als wij de geschiedenis van Maria van Magdala met andere ogen lezen dan tot nu toe vaak is gedaan.
Dat gebeurt al op grote schaal in de wereld van de schrijvers. Er zijn veel romans en non-fictie publicaties over Maria en haar rol in de wereld van toen. De fantasie van de schrijvers is natuurlijk onbeperkt en het is niet gemakkelijk om je eigen beelden van haar met behulp van alles wat over haar is geschreven op orde te brengen. Laat ik daar dan ook maar niet aan beginnen en me beperken tot wat er volgens mij achter het succes van de literatuur over Maria schuilgaat.
Ik denk dat wij allemaal op zoek zijn naar een manier om onze lichamelijkheid de plaats te geven die haar toekomt zonder ons geestelijk leven geweld aan te doen. We zoeken naar een synthese, waarin de kunstmatige tegenstelling tussen lichaam en geest zich oplost in de toewijding voor elkaar die de liefde geeft. Het beeld van Jezus en Maria die elkaar liefhebben, elkaar kussen en de bruidssuite betreden, is heel essentieel voor die synthese. Want het brengt ons ertoe om het lichamelijke en het geestelijke aspect van ons mens-zijn als volkomen gelijkwaardig te zien.
Het helpt ons ook om de vermeende ongelijkwaardigheid van mannen en vrouwen uit ons gedachtegoed te bannen. Als je Maria ziet als de weduwe van Jezus, dan heeft zij zeker getreurd over het verlies van haar man.
Maar zijn erfenis heeft zij beheerd en tot bloei gebracht door als eerste onder zijn leerlingen die erfenis te verspreiden en tot bloei te brengen. Uit de brieven van Paulus blijkt dat in heel veel vroege christengemeenschappen vrouwen een belangrijke en leidende rol speelden en dat duidt erop dat dat pas met de komst van het formele de dominerende rol van de priesters is ontstaan en gehandhaafd.
In alle grote mythologieën en wijsheidstradities gaat het om de mystieke vereniging van alle tegenovergestelden. Maria en Jezus kun je in dat perspectief zien als de verbeelding van de vereniging van het mannelijke en het vrouwelijke.
Voor de oude Grieken waren Zeus en Hera het voorbeeld voor het menselijke huwelijk en de bron van vitaliteit voor het universum. In India staat de eenheid van god en godin, zoals die van Vishnu en Laksmi, voor de kracht van het leven met al zijn creatieve en destructieve aspecten.
De voorbeelden verwijzen allemaal naar hetzelfde: het leven kan niet verdergaan als de uitersten worden gescheiden. Lichaam en geest, mannelijk en vrouwelijk, vreugd en verdriet, kracht en kwetsbaarheid. Dat het Evangelie zo weinig aandacht aan Maria heeft besteed, is eigenlijk een ontbrekende schakel in de ketting van levenslessen die datzelfde Evangelie ons wil geven.
Daarom is het goed dat het paasverhaal niet heeft nagelaten haar te vermelden. Want het is de bedoeling van Pasen om ons aan te sporen tot nieuwe en andere gedachten over ons mens-zijn. De nieuwe mens in ons moet opstaan om ons los te maken van de uitgesleten paden, van de vastgeroeste ideeën en de vragen te stellen die daarbij horen. Een van die vragen is: zien wij niet voorbij aan de betekenis van het verhaal van Maria Magdalena als wij ons realiseren dat juist wat niet over haar geschreven is, veel belangrijker is dan wat wel over haar gezegd wordt?
De vrouwen in het paasverhaal zagen het lege graf. De leegheid van het graf is symbolisch voor de verlatenheid van een bestaan waarin men zich neerlegt bij de situatie zoals die is en er eigenlijk geen gedachten meer aan wil wijden.
Maar het lege graf is ook symbolisch voor de moed en standvastigheid die nodig was voor Maria om nu, als vrouw alleen en zonder hulp of machtige relaties, door te gaan op de weg van Jezus en zodoende zijn erfenis te beheren en te verrijken. Om het modern en misschien een beetje slordig te zeggen: zonder Jezus geen menselijke Maria, maar zonder Maria geen menselijke Jezus.