Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Het zal de meesten van ons wel een keer zijn overkomen. Je vertelt aan iemand dat je vrijzinnig bent en die gesprekspartner vraagt dan: wat voor kerk is dat precies? En dan begint je moeizame uitleg. Het is geen kerk. De vrijzinnigheid komt wel voort uit het christendom, maar is daar niet aan gebonden. We lezen de bijbel serieus, maar niet letterlijk. We doen wel aan God, maar anders dan je zou denken. Jezus Christus is bij ons meer Jezus dan Christus. Terwijl je je antwoord aan het formuleren bent, zie je de blik van de vrager steeds glaziger worden en je merkt dat je opmerkingen geen enkele herkenning of begrip oproepen. Het enigszins pijnlijke besef dringt zich aan je op: vrijzinnigen geven zich vaak de moeite niet om hun omgang met God, Jezus Christus en de Bijbel op een ervaarbare en herkenbare manier te verwoorden. En als je toch pogingen daartoe onderneemt, dan worden die menig keer afgedaan als getheologiseer dat je als vrijzinnge niet zou moeten willen.
Daar ben ik het niet mee eens. Ik vind dat het een opdracht is voor vrijzinnigen, in ieder geval voor vrijzinnige voorgangers, om serieus naar de geschiedenis te kijken waaruit we zijn voortgekomen en de overleveringen daarin die door de christelijke traditie door gestolde uitleg veelal tot versteende museumstukken zijn verworden, te onderzoeken op hun betekenis voor de religie van vandaag. In één zin gezegd: als wij tegen anderen zeggen dat wij de bijbel serieus nemen maar niet letterlijk, dan hoort daarbij dat we ook kunnen uitleggen wat we bedoelen. En vandaag beperk ik me, terwille van de tijd die mij is toegemeten, tot onze vrijzinnige omgang met de bijbel. God en Jezus komen, als het aan mij ligt, een andere keer zeker nog aan de beurt.
Het begint bij het inzicht dat de bijbel geen gezaghebbend boek is dat voorschriften bevat voor een verantwoorde of vrome levenshouding, maar dat het een boek is waarin vooral de menselijke verbeelding aan het woord is. De betekeniswereld van de vertellingen in het Oude Testament en ook die van de Evangeliën, was niet de wereld van het christendom maar die van de mythen. De verbeelding van de schrijvers heeft verhalen geschapen die wij als mythen, sagen en legenden herkennen. De bijbel als een verzameling mythen en sagen, dat is voor veel christenen en ook nog wel voor een vrijzinnige hier en daar soms even schrikken. Want van kinds af aan zijn wij grootgebracht met de gedachte dat mythen en sagen verzinsels zijn en dus niet waar. De onderiggende gedachte daarbij is, dat mythen niets met onze belevingswereld van doen kunnen hebben, maar dat is een ernstige misvatting.
De Bijbelse mythologie is beïnvloed door en bouwt voort op de mythologieën van omringende en oudere culturen en bergt daardoor een schat van filosofische en psychologische reflectie op de grote thema's als geboorte, leven en dood in zich. De Bijbel reikt deze thema's in steeds verschillende gedaanten aan en nodigt daardoor tot voortdurende bespiegeling en interpretatie uit.
Voor mythologen is dit geen schokkende ontdekking. Zij weten dat de mensheid sinds mensenheugenis in mythen en sagen uitdrukking heeft gegeven aan oeroude waarheden en verlangens die in ons leven, maar waar wij geen woorden voor kunnen vinden. Er is een verhaal voor nodig en dat verhaal zit verwerkt in boeken als de bijbel. Op die manier – de bijbelse verhalen gaan over menswording - laten de bijbelteksten zich niet lezen als Gods woord dat vanuit de hemel naar beneden wordt geslingerd, maar als verslagen over de zoektocht van mensen naar hun eigen kern. Het Exodusverhaal bedient zich van tijdgebonden voorstellingen, maar beschrijft in wezen de zoektocht van een volk naar zijn onvervreemdbare identiteit.
De Mozesfiguur uit de eerste vijf boeken van het Oude Testament is het spiegelbeeld van onze ziel waarin het verlangen naar vrijheid brandt, naar waardigheid en zelferkenning. De uitspraken van Jezus zoals die ons zijn overgeleverd, zijn er vooral op gericht om ons te wijzen op de toestand van onze ziel. Is die ziel zuiver? En als die ziel zuiver is, schep je dan voor jezelf de vrijheid om bij de dilemma's waar je voor komt te staan, naar die ziel te luisteren?
Slotsom
Een vrijzinnige omgang met de bijbel kenmerkt zich door de volgende uitgangspunten:
1. De bijbelteksten zijn mythen, sagen en legenden.
2. Hun herkomst is tijd- en plaatsgebonden, maar zij geven inzicht in de vraag hoe wij onszelf moeten zien en begrijpen, want ze gaan over menswording.
3. Een vrijzinnige interpretatie richt zich daarom steeds op de vraag: wat vertelt het overgeleverde verhaal ons over onze innerlijke vrijheid, hoe verwerven wij die en wat bedreigt die vrijheid.
Als je vrijzinnigen vraagt wat geloven is, dan trek je aan geweldige bos spaghetti en er komt geen handzaam patroon tevoorschijn. Dat blijft. Maar je kunt wel op zoek gaan naar de universele betekenis van de oude verhalen voor ons rijpingsproces naar menswording. Met behulp van een kompas dat steeds één richting aangeeft: de bijbelse verhalen over onszelf.