Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Samenvatting
In Matteüs 18, 21-35 wordt gezegd dat je niet zevenmaal maar zevenmaal zeventigmaal moet vergeven. Hoe (on)mogelijk is die opdracht?
Als je auteurs over vergeving raadpleegt, dan schrijven zij meestal over de vergeving in persoonlijke relaties. De dochter die haar vader vergeeft ondanks het feit dat zij in haar jeugd door hem seksueel is misbruikt. De zoon die door zijn vader is mishandeld, maar hem desondanks vergeeft. Vrouwen die hun man vergeven wat hij haar heeft aangedaan of andersom de man die zijn vrouw vergeeft. In die beschrijvingen gaat het om mensen die een relatie met elkaar hebben waarin dingen heel erg misgaan. Je kunt je voorstellen dat juist in die relaties het leed dat mensen elkaar aandoen extra hard aankomt. Want behalve het aangedane leed is er ook de schending van het vertrouwen, het gevoel verraden te zijn door de ander omdat hij of zij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat je gaf. In zo’n situatie kan vergeven bijna onmogelijk zijn, maar vergeving gaat ook altijd om wat eigenlijk onvergeeflijk is.
In het Oude Testament wordt aan vergeving door mensen geen enkele aandacht geschonken. Mensen kunnen elkaar niet vergeven, dat kan alleen God. Als mensen elkaar kwaad aandoen, dan moeten zij dit kwaad herstellen.
Een oog voor een oog, een tand voor een tand en daarmee wil gezegd zijn dat het verlies dat iemand een ander toebrengt, door de dader moet worden vergoed. In geld of door de dood van hemzelf of een familielid. Er moet een offer worden gebracht om de verhoudingen weer te herstellen. Die Oud-Testamentische gedachte – er is een offer nodig om de gevolgen van het aangerichte kwaad te dempen -, kennen wij ook. Wij noemen het vergelding. Ons wetboek van strafrecht eist straffen voor de daders van misdrijven.
Die behoefte aan vergelding is iets natuurlijks. Het is zo oud als de mensheid zelf en wij voelen het als onrechtvaardig als wandaden onbestraft blijven. Maar kun je vervolgens de stap van het Nieuwe Testament nemen en die daders, als ze eenmaal zijn bestraft, ook vergeven?
In de christelijke theologie wordt vergeven vaak geromantiseerd als iets waardoor dader en slachtoffer liefdevol met elkaar verzoend worden en zij elkaar als vrienden weer in de armen sluiten.
Maar dat is een soort vergeven waartoe we eenvoudig niet in staat zijn. Ik zal de moordenaar van mijn kind nooit in mijn armen kunnen sluiten, daar verzet mijn natuur zich tegen.
De traditionele manier van denken over vergeven is: “de ander heeft mij iets vreselijks aangedaan en nu moet ik tegen mijn natuurlijke impuls ingaan en hem vergeven”. Maar vergeven gaat niet over de ander, vergeven gaat over jezelf. Over het loslaten van je wrok en je haatgevoelens. Als je vergeeft, geef je iets op. Je geeft de wens op dat het verleden anders of beter zou zijn geweest. Je bevrijdt je zelf van de oude beelden die je had, van de oordelen die je had en de verwijten die je anderen maakt over het onvervuld blijven van je verwachtingen. Je aanvaardt je verlies om verder te kunnen gaan. Vergeven is het schoonmaken van je innerlijk.