Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Juist het bestaande, de situatie waarin wij ons bevinden, lijkt ons nu aan te sporen om andere wegen te zoeken dan de bekende.
Volledige tekst
De meesten van ons zijn wel vertrouwd geraakt met het zoeken op het internet. Ik raadpleeg het wel eens als ik antwoord wil hebben op een vraag, maar het lukt me niet altijd om een bevredigend antwoord te krijgen. Wel stort zich een berg va informatie over je uit waar je niets mee kunt. En omdat mijn vragen veelal filosofisch van aard zijn, stuurt internet mij negen van de tien keer naar de website van Bol.com. Ook verschijnen er vaak ongevraagd advertenties over boeken en publicaties op mijn scherm. Van iemand die er verstand van heeft heb ik vernomen dat internet via de sites die ik raadpleeg, een profiel aanmaakt van mijn mogelijke interesses en adverteerders zich dan op dat profiel richten. Ik vind het een onbehaaglijke gedachte dat mijn belangstellingssferen buiten mijn weten door een computer in kaart worden gebracht, maar er zit niets anders op dan het maar te aanvaarden. De wereld van het internet is zo onoverzichtelijk en ongrijpbaar, dat het mijns inziens een illusie is om te denken dat we die wereld op afzienbare termijn geordend kunnen krijgen. Het is een betrekkelijk nieuw communicatiemiddel en net als met alle nieuwe dingen zal het even moeten duren voordat we er evenwichtig mee kunnen omgaan. Mijn houding is op dit punt nogal berustend. In mijn jeugd deed de televisie zijn intrede, na de telex kwam de inmiddels ook alweer verouderde fax, vervolgens het draadloze telefoontje en nu is het vooral internet. In het begin is iedereen laaiend enthousiast over alle mogelijkheden die aan de technische wonderen vastzitten. Ooit had men hoge verwachtingen van de televisie als middel tot opvoeding van het volk. We zouden er allemaal ontwikkelder en wijzer door worden. Draadloos telefoneren, waar je ook bent, zou de communicatie zo gemakkelijk maken dat er als vanzelf verbondenheid tussen mensen door zou ontstaan. Doordat iedereen over een pc kon beschikken zou het papier uit de wereld verdwijnen. Je kon alles digitaal bewaren en lezen, waarom zou je dan nog hele bossen omkappen om pakken papier te produceren? Die dingen komen allemaal niet zo uit als verwacht. Niemand stond er in die beginfasen bij stil dat er televisieprogramma’s zouden komen die alleen gemaakt konden worden als er ook veel mensen naar keken en het niveau van de meeste programma’s dus moesten worden afgestemd op de volksgunst. Waarschijnlijk voorzagen maar weinig mensen dat een gedachtewisseling met een ander belemmerd kon worden door de voortdurende aandacht van je gesprekspartner voor zijn mobieltje in plaats van voor jou. En er zullen ook niet zoveel mensen zijn geweest die hebben voorzien dat het internet nu vooral ons beheerst in plaats van andersom. Het heeft waarschijnlijk allemaal zijn tijd nodig voordat een gepast gebruik van alle technologische vindingen ontstaat. Toen de eerste auto’s op de markt kwamen gingen mensen daar voor hun plezier ritjes mee maken. Nu is een auto een noodzakelijk onderdeel van ons leven geworden waar we het liefst zo weinig mogelijk gebruik van maken. Ik ben ervan overtuigd dat het met de nieuwe snufjes op allerlei terrein net zo zal gaan, maar dat vraagt geduld en soms ook wel een beetje verdraagzaamheid tegenover alle opgewonden aanprijzingen van de nieuwe technische zegeningen.
Intussen komt er zoveel informatie in je huiskamer binnen dat het je wel eens in verwarring brengt. Alles wat ergens op wereld gebeurt heeft door de berichtgeving daarvan weer zijn invloed ergens anders op de wereld en de processen die erdoor in gang gezet worden, zijn moeilijk te overzien. Globalisering is het woord voor deze ontwikkeling, maar wat het precies inhoudt en hoe je die globalisering ten goede moet aanwenden, ontgaat de meesten van ons toch wel. De aarde mag dan zo langzamerhand, door al het snelvervoer van werelddeel naar werelddeel, het formaat van een tennisbal hebben gekregen en vluchtelingenstromen mogen ons dan in aanraking hebben gebracht met delen van de mensheid die we een eeuw geleden alleen nog in reisverslagen tegenkwamen, het is niet zo dat dat ons het idee geeft dat er meer samenhang is dan vroeger en we op weg zijn naar een betere wereld waarin welzijn en kansen voor iedereen vanzelfsprekende zaken zijn.
De reactie hierop is vaak die van de nostalgie. Vroeger zou er meer samenhang zijn geweest, vroeger zouden de mensen zich meer betrokken hebben gevoeld met de medemens en vroeger zou de kerk een bindmiddel zijn geweest dat nu is weggevallen. Vroeger waren wij verbonden met de wereld om ons heen en dat is weggevallen. Zo ongeveer kun je samenvatten wat veelal over vroeger wordt gezegd en ik denk dat het romantisch gekleurde herinneringen zijn aan een verleden dat in werkelijkheid niet heeft bestaan. Want vroeger was er veel meer armoede dan nu, vroeger werd je door je afkomst en je milieu opgesloten in een voorspelbaar bestaan in een kleine gemeenschap en vroeger had je grote kindersterfte en veel meer ongeneeslijke ziektes dan nu. Zelf verlang ik niet meer terug naar de tijd dat alleen de buurman een bron van nieuws was en de belangrijkste levensles was dat je alleen maar iets mocht zeggen als je dat werd gevraagd. Nee, onze tijd heeft veel ongemak en onbehagen van het verleden opgeruimd en daar zouden we ons over kunnen verheugen, maar dat doen we niet. Integendeel, het lijkt alsof we de wereld ervaren als een mierenkolonie waarin de onderlinge eenheid verloren is geraakt en we daardoor de richting niet meer kunnen vinden. We kunnen niet goed onder begrip krijgen wat onze bestemming moet zijn en we voelen dat het tijd wordt dat de tweedracht tussen mensen verdwijnt en er eenheid voor in de plaats komt. Waarom is die eenheid dan zo moeilijk te bereiken?
Het is volgens mij een gevolg van onze manier van denken. Al bijna vanaf onze geboorte wordt ons een manier van denken bijgebracht waarin bijna geen aandacht is voor de geheimzinnige energie die ten grondslag ligt aan alle levensprocessen. We zijn, allemaal, zoals we hier zijn, opgegroeid met het verklaren van de stoffelijke en tastbare dingen om ons heen. En de wetenschappelijke benadering die we daar op los hebben gelaten heeft alles wat zich in en om ons heen bevindt, in aparte, specifieke categorieën ingedeeld. De natuur waarin wij leven, de dieren en de plantensoorten, zij zijn in hoofdafdelingen, klassen en soorten ingedeeld. Voor de genezing van onderdelen van ons lichaam hebben wij aparte specialisaties: psychiaters voor de ziekten van de ziel, longartsen voor longen die het af laten weten, urologen voor alles wat onder de onderbuik zit, etc. Voor het maken van wetten en contracten is er de juridische wetenschap en als het over de centjes gaat zijn er economen. Er zijn onnoemelijk veel wetenschappelijke disciplines voor onnoemelijk veel deelgebieden van het menselijk leven. Onze manier van denken vraagt daarom, want wij kunnen iets alleen onder controle krijgen als we het uit het grote geheel hebben gelicht en onder het vergrootglas hebben gelegd om te ontdekken hoe het nou precies zit met dat specifieke onderdeeltje. Dat in dit proces sluipenderwijs alle verbanden tussen de afzonderlijke levensvelden uit het zicht raken, beseffen we niet, we vinden het zelfs heel gewoon dat dat zo is en het brengt met name bureaucraten heel wat opluchting.
Want als je een bureaucraat iets vraagt, denkt hij er eerst over na of de beantwoording van je vraag bij hem thuishoort. En groot is zijn opluchting als hij kan zeggen dat je niet bij hem moet zijn maar bij zijn collega van de afdeling zus en zo. Bij problemen zijn specialisaties welkome uitvluchten voor het afschuiven van verantwoordelijkheden.
Woorden als eenheid, heelheid, de holistische benadering van ziektebeelden en stoornissen in ons gedrag of onze geestvermogens, we zijn die woorden allemaal wel eens tegengekomen in tijdschriftartikelen en studies. Via onze observaties van de natuur en de samenhang tussen leefprocessen die je daar aantreft, zegt onze intuïtie ons dat onder het totaal van de schepping een onverbreekbare eenheid aanwezig moet zijn die we zouden willen voelen en beleven. De verhalen over tweelingen die op verschillende plaatsen wonen, maar waarvan de een voelt wat de andere op dat moment ervaart, zijn te talrijk en te overtuigend om als verzinsels af te doen en bovendien blijven ze ons fascineren. Ontdekkingen in de kwantummechanica wijzen ook in de richting van die mysterieuze eenheid onder alles. Deeltjes kunnen op twee plaatsen tegelijk zijn, het ene deeltje kan het andere op grote afstand beïnvloeden en uiteindelijk is alles een vorm van energie. Wij kunnen ons dit nauwelijks voorstellen.. Maar het zijn vandaag de dag juist de kwantumfysica die in toenemende mate erkennen dat ze voor het onuitsprekelijke en ondefinieerbare komen te staan. Boeken over kwantumfysica geven verrassende onthullingen over de bewegingen van onzichtbare golfpatronen, die door ons bewustzijn worden aangestuurd.
Maar de bewegingen van de geest, van ons bewustzijn, zijn aan andere wetten onderworpen dan stof en ons brein is daar niet aan gewend. Wij zijn gefixeerd op stof en wat daarmee in verband staat. De nuchterheid van alle dag biedt geen ruimte voor speculaties over de werking van de geest of de sturende kracht van het bewustzijn, maar er zijn gezaghebbende natuurkundigen die geest en materie niet langer van elkaar gescheiden zien. Volgens hen zijn het aspecten van het zelfde onverdeelde geheel. Met andere woorden: ieder menselijk individu is een kosmos in het klein. Elke cel van ons lichaam weerspiegelt het universum en onder bepaalde voorwaarden kan dat universum tot ons spreken. Deze ervaring voltrekt zich buiten onze normale zintuigen om en daarom hebben wij er moeite mee. Het is het andere en aan dat andere zijn we niet gewend. En dat, waaraan we zijn gewend, maakt onze omgeving veilig en die veiligheid willen we niet graag inruilen voor de onzekerheid van iets geheel nieuws. Op de een of andere manier werkt het bij ons altijd zo dat we pas aan verandering toe zijn als we het gevoel hebben dat dat nodig is omdat het bestaande niet meer voldoet. En juist het bestaande, de situatie waarin wij ons bevinden, lijkt ons nu aan te sporen om andere wegen te zoeken dan de bekende. Wij leven waarschijnlijk in een tijd van transformatie. Het zit in de lucht en het werkt in ons door, zonder dat we precies kunnen zeggen waar hem dat dan in zit. Misschien voelen we dat we aan de vooravond van een doorbraak in ons denken staan, maar kunnen we dat nog niet duiden op de manier zoals we dat gewend zijn. Wij gaan vrijwel uitsluitend op onze zintuigen af en daardoor brengen we vaak de stem van onze intuïtie tot zwijgen. Wat zich in het onbewuste voltrekt, we weten het niet en vaak houden we ons maar bij het gezonde verstand omdat dat zo effectief lijkt. Maar als in dat onbewuste de vraag rijst of het gezonde verstand wel zo goed voor ons is, dan is het tijd om elkaar weer het verhaal te vertellen dat al duizendmaal is verteld: van het woord dat vlees werd. Het verhaal van de geest die zich niet liet opsluiten in tijd of ruimte maar als logos, het geestelijke en ordenende principe dat aan alles ten grondslag ligt, afdaalde naar de aarde om in menselijke gestalte licht te brengen waar duisternis was en zodoende een doorbraak in ons denken te maken. Wij hebben de mogelijkheid tot die doorbraak in onszelf en wij voelen dat die doorbraak mogelijk is. Nu gaat het er nog om, om dat bewust onder ogen te zien en datgene wat naar eenheid en heelheid verlangt, de kans te geven om te groeien en gedijen. Het is mogelijk zodra we erkennen dat het rijk van de geest waarschijnlijk oneindig veel meer omvat dan het gezonde verstand ons laat geloven.