Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Religie, zo hoor je vaak zeggen, is een privéaangelegenheid, iets dat achter de voordeur plaatsvindt en daar ook moet blijven. En daarmee wordt dan religie als tegenwicht tegen geestloos materialisme meteen onschadelijk gemaakt. Het idee dat religie niets anders is dan een zaak van het individu in zijn binnenkamer, gaat helemaal voorbij aan het feit dat religie zoals die tot ons komt in het Nieuwe Testament, streeft naar een andere wereld, naar een andere levensrealiteit.
Overdenking Zeist 3 september 2017 (vrijheid)
Op gezette tijden woon ik een vergadering van de landelijke Raad van Kerken bij. Het is een bont gezelschap van uiteenlopende religieuze signatuur, van syrisch orthodox tot remonstrants en vrijzinnig. In de vergaderingen voeren de katholieken en de pkn vaak het woord en kom je als vrijzinnige niet zo snel in gesprek met de diverse richtingen, maar in de wandelgangen is dat anders. Daar kom je vaak op een informele manier met anderen in gesprek, ook met predikanten en voorgangers van streng-orthodoxe signatuur. Een van die voorgangers vertrouwde mij toe dat hij het soms betreurt dat hij niet bij vrijzinnigen werkzaam is. Dat prikkelde natuurlijk mijn nieuwsgierigheid en ik vroeg waarom hij dit zo zei. Toen vertelde hij mij het volgende.
Hij had zijn vrouw een jaar geleden verloren, ze was bezweken aan longkanker. Tijdens haar leven hadden zij een nauwe band met een ander echtpaar uit hun geloofsgemeenschap. Ze gingen met zijn vieren veel uit, ze vierden gezamenlijk vakanties, kortom ze waren met zijn vieren zeer aan elkaar gehecht. Niet lang nadat zijn vrouw was overleden, overleed de man uit het bevriende echtpaar en zij beiden, hij de weduwnaar en de overgebleven weduwe uit de bevriende stellen, vonden bij elkaar troost en steun. Ze kwamen al spoedig tot de ontdekking dat hun band meer betekende dan vriendschap en ze zouden graag samen verder door het leven willen. Maar dat, zo vertelde hij me, zou door de mensen van zijn gemeenschap veroordeeld worden als ontrouw aan de gestorven partners en dat was gezien zijn positie als voorganger dus niet mogelijk. Iets dat in de vrijzinnigheid geen enkel probleem zou hebben gevormd en daarom zijn verzuchting: soms vind ik het jammer dat ik niet tot een vrijzinnig gezelschap behoor. Ik vroeg hem of hij dit alles niet voelde als van buiten opgelegde gewetensdwang en dat bevestigde hij, dat voelde hij ook zo.
Daar moest ik nog lang over nadenken, over deze kleine geschiedenis van twee mensen die het niet gegund is om hun gezamenlijk geluk te zoeken omdat dat niet zou passen bij de normen van de omgeving waarin zij leefden. De opvattingen van hun medemensen over wat wel en niet gepast was, maakten hen onvrij in het zoeken van nieuwe levensvreugde. Hoe vaak zou dat ook elders voorkomen, welke gewetensdwang wordt ons van buiten opgelegd, merkbaar of onmerkbaar? Hier was het merkbaar, overduidelijk, maar kan het ook zo zijn dat wij ons aan de normen en de overtuigingen van anderen aanpassen zonder dat wij ons zelf daarvan bewust zijn en zonder dat we beseffen dat dat ten koste gaat van onze geestelijke vrijheid?
In psychologische studies kom je beschrijvingen van zulke situaties tegen. Bekend is het voorbeeld van de ongetrouwde zoon die bij zijn moeder woont zolang ze leeft. Niet omdat hij daarvoor kiest, maar omdat zijn moeder hem als het ware gijzelt. Zodra hij kennis aan iemand krijgt met wie hij verder door het leven zou willen gaan, ontwikkelt zijn moeder lichamelijke en psychische klachten, klachten die het belemmeren om haar alleen te laten, ook al is het maar voor een avond, laat staan een heel weekend. Zijn schuldgevoel tegenover de zieke moeder houdt hem in gevangenschap. In gesprekken met oudere, alleenstaande mensen hoor je ook nogal eens dat een huwelijk er voor haar (meestal is het een zij) niet in zat omdat ze voor haar zieke ouders, vader of moeder moest zorgen. Hoe liefdevol ook vaak gedaan, het is toch een vorm van gewetensdwang die zo iemand het zicht op een andere, meer gewenste toekomst heeft belemmerd.
Niet alleen in de kleine levensgeschiedenissen komt onvrijheid voor, ook in het grote verband komt meer onvrijheid voor dan we ons realiseren. Laat me er even bij stilstaan.
Er is een tijd geweest, waarin je positie en de rechten die dat met zich meebracht, werden bepaald door de groep waar je bij hoorde. Het meest sprekende voorbeeld daarvan is de adellijke stand van voor de verlichting. Die stand bestond veelal bij de gratie van het grootgrondbezit en alle voorrechten die dat met zich mee bracht. Behoorde je bij die stand, dan werd je persoonlijkheid daar ook vaak door gevormd. Behoorde je tot de groep van de bezitlozen of de horigen, dan vormde je dat ook. Het was de groep waar je toe behoorde, die het kleurenpalet leverde waarmee je eigen verhaal werd geschreven. Dat verdween, voor de oude groepen kwamen nieuwe in de plaats. In ons land is de verzuiling tot enige jaren na de tweede wereldoorlog daarvan het voorbeeld. Als je katholiek was, of socialist of protestants, dan zei dat wat over je blik op de wereld en over hoe je in die wereld stond. Je was ook lid van de vara, de kro of de vpro en dat zei ook iets over jou. De vooroordelen over de leden van die inmiddels voor het grootste deel verdwenen groepen zijn er nog steeds, maar die zuilen, die groepen, ze bestaan niet meer. Er trad een proces in dat door sociologen gestempeld werd als individualisatie. De maatschappelijke betekenis van iemand hangt niet meer samen met de groep waartoe hij behoort en zijn geestelijke ligging heeft daar ook niets meer mee van doen.
Sinds de jaren tachtig en daarna zie je tot op heden twee zo op het oog twee grote ontwikkelingen, die van de globalisering en die van de individualisering. En die twee ontwikkelingen zijn de aanjagers van een spirituele leegte. De economische orde waarin wij leven, is een enorme en wereldwijde machinerie, die met behulp van de technologie steeds meer producten maakt voor ongeveer twintig procent van de mensheid. Het is een gigantische machine waarin de afnemers van die producten – wij in het westen – steeds meer gaan lijken op eenzame consumenten, verslaafd aan het kopen en genieten van aardse goederen.
Dat dat zo is, heeft te maken met het feit dat de wereldeconomie geen enkele belangstelling heeft voor de mens als sociaal wezen. Voor de makers en verkopers van alle aangeprezen waar is alleen het individu zonder verdere relaties met anderen van belang: de adembenemende en massale voortbrenging van aardse goederen heeft alleen baat bij mensen die in staat zijn om zaken te doen en te genieten en verder geen enkele binding hebben met de vraag hoe zij er in geestelijk opzicht aan toe zijn.
De staat heeft hier geen antwoord op. De staat is mede bedoeld als een instituut dat de zwakkeren moet beschermen, maar die staat is, onder de druk van het denken dat alles becijferd moet kunnen worden in kostprijs en opbrengst, afgeslankt en steeds verder onttakeld. Aan het individu is alle macht, maar dan wel het individu dat koopt, selecteert en geniet. De religie van het consumentisme is alomtegenwoordig en de dominante drijfveer in onze samenleving.
Onder invloed van die religie leveren we ongemerkt steeds meer van onze spirituele vrijheid in. Het wordt ons voorgehouden dat we in een bevrijde wereld leven, maar het lijkt er meer op dat we in onze luxe gevangenis in slaap zijn gevallen door het omarmen van een geestloos materialisme als opium voor de ziel.
Om te verduidelijken wat ik zei over de manieren waarop onze vrijheid, onze geestelijke vrijheid kan worden ingeperkt, gaf ik eerst het voorbeeld van de mensen uit je omgeving die je onvrij kunnen maken met hun oordeel over wat wel en niet goed is in hun ogen. Hun oordeel over wat hoort en niet hoort, kan je belemmeren in het zoeken van je levensgeluk. De achtergebleven weduwe en weduwnaar die verder samen door het leven wilden, de zoon die niet van zijn moeder kan loskomen en de vrouw die bleef zorgen voor haar zieke moeder of vader, je kunt je daarbij wel voorstellen dat het op de een of andere manier toch mogelijk moet zijn dat de hoofdpersonen in die situaties zich aan hun lot kunnen ontworstelen als ze er de moed voor opbrengen om de gelegenheid die zich voordoet te benutten.
Maar hoe je je ontworstelt aan de wereldheerschappij van de concerns in de globalisering en een nieuw soort ontworpen individualisme, dat is een heel andere zaak. Het nieuwe individualisme van onze tijd geeft ons niet mee dat een samenleving van mensen meer is dan een berekening van wat wij kunnen presteren. De tijdgeest is er niet op gericht om de mensheid ook nog iets anders te brengen dan aardse genietingen en de georganiseerde religie, die die leemte van de geest die daardoor is ontstaan, wilde en kon opvullen, verliest steeds meer terrein.
Ik zie de groep van vrijzinnigen die er nog is, een groep als de onze dus, nog steeds als een teken dat er verzet mogelijk is tegen een samenleving waarin de verbinding met het onzegbare, met de schepping waarin we zijn gevormd, minder en minder wordt gezocht. Religie, zo hoor je vaak zeggen, is een privéaangelegenheid, iets dat achter de voordeur plaatsvindt en daar ook moet blijven. En daarmee wordt dan religie als factor die het tij zou kunnen keren, meteen op doeltreffende wijze onschadelijk gemaakt. Het idee dat religie niets anders is dan een zaak van het individu in zijn binnenkamer, gaat helemaal voorbij aan het feit dat religie zoals die tot ons komt in het NT, streeft naar een andere wereld, naar een andere levensrealiteit.
Hier en daar tref je signalen aan van groepen die dat willen verwerkelijken. Ze zijn de dragers van de hoop, ze ontwikkelen eigen initiatieven en schakelen hun kritisch vermogen in om oplettend te blijven bij alles wat ons als verbetering of heilzaam wordt aangereikt. De leden van die groepen houden elkaar vast door hun gezamenlijke wil om de wereld zoals die nu eenmaal in elkaar zit niet klakkeloos te aanvaarden, maar alles wat in die wereld gebeurt, kritisch te bevragen op het punt van de medemenselijkheid. Niet als aparte individuen, maar als medemensen van andere medemensen zullen we onze weg moeten vinden in de ondoorzichtige jungle van productie en consumptie waarin een mens wordt gereduceerd tot afnemer van producten.
In ons tijdsgewricht gaat het, als je in getallen denkt, niet zo goed met de vrijzinnigheid. Landelijk gezien is er sprake van krimp. Maar weer… het denken in getallen is niet vruchtbaar, het gaat om de wijze waarop vrijzinnigen in de wereld willen staan en hoe zij dat willen blijven doen. Iedere verandering van inzichten, alle ideeën over een betere samenleving dan de bestaande, zij zijn altijd met een kleine beweging begonnen. Wij als vrijzinnigen willen staan voor verdraagzaamheid, voor ruimhartigheid als het om de behoeften van de medemens gaat. Niet door het bedrijven van liefdadigheid met aardse goederen, maar juist door het contact met elkaar en gelijkgestemden tot stand te brengen en te houden. En op die manier, via het erkennen van ieders persoonlijke religie, kunnen wij de leegte van het individualisme vullen met de inzichten die ons vanuit het NT worden aangereikt. Die inzichten vertalen wij naar onze tijd, dat spreekt vanzelf. Maar het is alle moeite waard om onszelf voor ogen te houden dat wij er zijn om de vervlakking, de onttakeling van het menselijke tegen te gaan. Laten we daarmee blijven doorgaan, tegen de tijdgeest in. Net zolang totdat we allen bevrijd zijn.