Mw. drs. Addy Manneke

Addy Manneke is geboren en opgegroeid in Yerseke (Zeeland). In Driebergen volgde ze aan de Academie 'De Horst' de opleiding cultureel werk. Daarna studeerde ze sociale wetenschappen (andragologie) aan de UvA in Amsterdam. 

Ze werkte in verschillende functies in vormingswerk op Kerk en Wereld en onderwijs, als agoog aan de huisartensenopleiding van de VU, en als stafdocent in het hoger beroepsonderwijs (lerarenopleiding) van de Hogeschool van Utrecht. 

 

In de jaren negentig rondde ze de studie theologie af aan de Hogeschool Holland in Diemen en was ze voor twee dagen per week verbonden aan de Walkartgemeenschap in Zeist. Daarna bleef ze werkzaam als gast-voorganger in verschillende afdelingen van Vrijzinnigen Nederland. Haar overdenkingen gaan meestal over actuele thema`s, waarbij ze oude bijbelverhalen verbindt met eigentijdse persoonlijke en maatschappelijke problemen en met literatuur en filosofie.

 

Sinds 1986 schreef ze vier boeken over uiteenlopende onderwerpen, eerst op haar vakgebied (agogiek en ethiek), later ook op basis van eigen ervaringen: Hart van slag (over boezemfibrilleren, 2005) en De bewuste stiefmoeder(2009). In 2012 verscheen Krasse Dames, een boek met levensverhalen van oudere sterke vrouwen.

 

Ze is getrouwd en moeder, stiefmoeder en grootmoeder.


Gezag en traditie

Laat ik deze keer eens met een citaat beginnen. `Onze jeugd heeft tegenwoordig een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen. Ze geven de voorkeur aan kletspraatjes in plaats van training. Jonge mensen staan niet meer op als een oudere de kamer binnenkomt. Zij spreken hun ouders tegen, houden niet hun mond in gezelschap, schrokken hun eten naar binnen en tiranniseren hun leraren.’

 

Herkent u iets? Wie denkt u dat dit heeft geschreven? Wanneer? Deze tekst  wordt meestal aan Socrates toegeschreven, woorden van vijf en twintig eeuwen geleden dus.

Het lijkt er veel op dat het om gedrag gaat dat blijkbaar bij adolescenten hoort, evenals de bezorgdheid daarover bij volwassenen, die zich misschien in hun jeugd wel op dezelfde manier hebben gedragen of misdragen. Dat pubergedrag schijnt erbij te horen en volgens hersenwetenschappers is het zelfs te verklaren uit de onvolgroeidheid van het puberbrein.

Moeten bezorgde volwassenen - ouders, docenten, agenten, politici, wetgevers -  jongeren daarom maar volop hun gang laten gaan, omdat de hersenen van jongeren nu eenmaal zo geprogrammeerd zijn? Het lijkt mij dat volwassenen een grote verantwoordelijkheid hebben voor de opbouw van het geweten van jongeren, het is goed als zij gezag hebben in zaken die van belang zijn in het leven.

Op dit punt kom ik terug.

 

Omdat je ouders en met name de vader, kunt zien als oersymbool voor het gezag, daarom eerst aandacht voor het Vijfde gebod: Eert uw vader en moeder

 

In het dagblad Trouw loopt al jaren een interviewserie, waarin min of meer bekende Nederlanders hun persoonlijke visie geven op `De tien geboden`. Hun commentaar op het gebod `eer uw vader en moeder` gaat meestal sterk in de richting van: hoeveel heb ik van mijn ouders gehouden? Het is nog maar de vraag of het gebod betekent dat je van je ouders moet houden. Niet iedereen zal dat kunnen, en ook niet iedereen zal hen kunnen respecteren, er zijn nu eenmaal ouders die het leven van hun kinderen erg zwaar hebben gemaakt.

 

Het Hebreeuwse werkwoord kabéd uit de grondtekst dat meestal met eren wordt vertaald, betekent ook niet direct houden van, maar veel eerder `zwaar maken`, `gewicht geven`. Als je nagaat welk gewicht je ouders voor jou hebben of hebben gehad, dan neem je tegelijkertijd wat afstand. Dat is niet verkeerd, want als je te dicht in positieve of in negatieve zin bovenop je ouders zit, kun je het risico lopen de hoofdlijnen van hun levensloop onbewust te herhalen. 

Je ouders het gewicht geven dat bij hun specifieke manier van ouders-zijn past, het gewicht, waarop ze volgens jou recht hebben, houdt ook in dat je gewicht geeft aan de ouder die hij niet is geweest of misschien niet heeft kunnen zijn. Daarmee kun je ook recht doen aan de geschiedenis van die ouder. De vader en de moeder hebben recht op hun eigen verhaal.

 

Het is blijkbaar nodig, dat gebod over het eren van de ouders, omdat gewicht geven aan hun positie geen vanzelfsprekende zaak is. Dat moest blijkbaar benadrukt worden. Misschien omdat kinderen dat niet van nature doen, niet automatisch van hun ouders houden, zoals omgekeerd ouders dat wel van hun kinderen doen (uitzonderingen daargelaten) en voor hen zorgen. Ouders zijn min of meer geprogrammeerd om voor hun kinderen te zorgen. Dat is genetisch bepaald. Ook in het dierenrijk is dat zo, in ieder geval bij andere zoogdieren, en bij vogels ook. Als de jonge dieren volwassen zijn en voor zichzelf kunnen zorgen kijken ze niet meer naar hun ouders om. Een ingebouwde drang om voor de ouders te zorgen ontbreekt blijkbaar in evolutionair opzicht, omdat het geen voorwaarde is voor het overleven van de soort.

Misschien is er mede daarom dit vijfde gebod. Overigens wordt er heel veel zorg aan ouderen en hulpbehoevenden verleend, deels misschien opgelegd door de omgeving en de cultuur, maar we hebben ook - in verschillende mate uiteraard - aanleg voor empathie, invoelend vermogen en compassie, met mensen die hulp nodig hebben. Kijk eens hoeveel er aan mantelzorg wordt gedaan.

 

Het thema van vanmorgen is gezag en traditie. Hoeveel gezag hebben ouders en ouderen in deze tijd? In tijden met minder snelle veranderingen waren ouders en grootouders degenen die normen, gewoonten, vaardigheden en gebruiken doorgaven aan de jongeren en daarom respect verdienden en kregen. In een tijd van snelle technologische veranderingen hebben ouderen die functie voor een groot deel verloren. Jongeren zijn nu vaak mentor voor ouderen, met name op digitaal gebied.

 

Maar ook 25 eeuwen geleden hadden jongeren al minachting hadden voor het gezag, volgens  Socrates. Niets nieuws onder de zon, altijd hebben ouderen over de jeugd geklaagd. Jongeren hebben soms weinig ontzag voor gezag, maar aan de andere kant verlangen ze ook naar gezag. Dat tanend gezag van ouders en gezagsdragers in het algemeen staat in onze tijd niet los van hoe breder in de samenleving tegen gezag wordt aangekeken, niet alleen door jongeren, maar ook door volwassenen, elite lijkt bijvoorbeeld soms wel een scheldwoord. Met name in Nederland wordt er weinig opgekeken tegen gezagsdragers, ook door volwassenen dus: veel mensen ergeren zich aan hufterige anderen op straat en in het openbaar vervoer, aan schreeuwen en schelden, om nog maar niet te spreken over de schandalige agressie tegenover hulpverleners. Aan de ene kant is het: `wie ben jij dat je iets over mij te zeggen zou kunnen hebben` en aan de andere kant hoor je ook voortdurend de roep om mensen die met gezag kunnen spreken, naar mensen die werkelijk iets te zeggen hebben. Dat maakt het niet simpel. De overheid mag niet teveel regels stellen, mag de werking van de vrije markt niet in de weg staan, moet de autonomie van de burger respecteren, maar aan de andere wordt verlangd dat diezelfde overheid wel regulerend optreedt, burgers beschermt en de macht en hebzucht van mensen aan banden legt. Aan de ene kant dus afkeer van hiërarchische verhoudingen, verlangen naar vrijheid en ruimte, maar aan de andere kant verlangen naar veiligheid, geborgenheid, naar structuur en houvast.

 

Als het goed is leer je thuis in het gezin hoe je met die tegengestelde verlangens kunt omgaan, hoe je omgaat met gezag, maar ook met verbondenheid, met de ruimte krijgen, maar ook met grenzen. En juist met dat laatste hebben ouders tegenwoordig vaak veel moeite, nu de afstand tussen ouders en kinderen kleiner is geworden en het soms lijkt alsof over alles onderhandeld moet worden.

 

Vooral de oerfunctie van de vader lijkt aan bederf onderhevig te zijn, wat ook tot uiting komt in de afkeer van de orde en de regels die de vaderfiguur vertegenwoordigt. Al in 1963 verscheen het boek `Die vaterlose Gesellschaft`, de vaderloze samenleving, van de psycho-analyticus Alexander Mitscherlich. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw lijkt elke vorm van autoriteit verdacht te zijn geworden. Het gaat daarbij natuurlijk niet alleen over de vader, maar ook om de positie van de gezagsdrager in het algemeen: de rechter, de leraar, de dominee, de politicus. De vader is het symbool van gezag en orde, de buitenwereld. Maar langzaamaan lijkt toch ook het besef te groeien dat we met het verlies van gezag en het verzwakken van de positie van gezagsdragers niet alleen winst hebben geboekt.

 

Mensen blijven de behoefte voelen aan figuren, naar wie zij zich kunnen richten, die ze als voorbeeld kunnen nemen, die hen met hun innerlijke problematiek kunnen helpen. Misschien nu nog wel veel meer dan eerder in onze geschiedenis. Zelf heb Ik in mijn leven het geluk gehad om te kunnen vertrouwen op het gezag van mensen die ik hoog had, die ik om advies kon vragen en die me door hun vragen verder hielpen. 

 

Dat verlies aan gezag staat niet los van een ander element, dat met dat vijfde gebod: `eer uw vader en moeder,` is gegeven, en dat te maken heeft met de rol van ouderen en van gezaghebbend spreken: namelijk het doorgeven en koesteren van de traditie.

 

Oud zijn ze wel die Tien Geboden, ze zijn in de zevende eeuw voor Christus ontstaan.

Zijn die Tien Geboden de enige wetteksten uit de Oudheid? Nee, ook op andere plaatsen in het  Midden Oosten zijn geboden gevonden die over menselijke relaties gaan, geboden waarin aan mensen wetten en regels worden opgelegd. Waarom zijn er op deze wereld dan zoveel mensen die de Tien Geboden kennen en die zelfs vaak uit hun hoofd kennen?

Dat ze nog steeds zo bekend zijn komt ook doordat die geboden uit het oude Israël steeds door ouders aan hun kinderen zijn doorgegeven. In het jodendom is het doorgeven van de traditie altijd van groot gewicht geweest. Dat helpt kinderen om hun plaats en identiteit binnen de gemeenschap te vinden. Het feit dat zij de tradities van familie en volk aan hun kinderen doorgeven is ook een belangrijke reden om de ouders te eren.

Eeuwenlang is dat doorgeven gebeurd en eveneens eeuwenlang is men bezig geweest die tien geboden steeds opnieuw te interpreteren in de context van de tijd, waarin men leefde en leeft. Zoals dat ook in deze tijd nog steeds gebeurt, ook door mensen die niet bij een kerk horen, of niet gelovig zijn. Elke keer weer bleken ze van betekenis te kunnen zijn voor de huidige tijd en samenleving. En nog steeds hebben ze zeggingskracht, ook voor mensen die niets van goddelijke voorschriften moeten hebben.

 

Dat doorgeven van de traditie, van de geschiedenis zie ik ook als een specifieke taak voor ouderen in deze tijd. Op die manier kunnen met name ouderen iets te zeggen hebben. Nu ik kleinkinderen heb zie ik die rol ook beter, nu ik meer tijd, ruimte en overzicht heb.

Momenteel is het kinderboekenweek, van 5 t/m 16 oktober. Weet u dat het thema dit jaar oma`s en opa`s is? Dat thema is een ode aan de rol van grootouders en van alle ouderen die hart voor kinderen hebben. 

 

Meer aandacht voor de traditie. Niet dat daarmee alle hedendaagse problemen worden opgelost. En ik bedoel die aandacht voor de traditie niet in de zin van nostalgisch jammeren en klagen over wat voorgoed voorbij is, want: traditie is het vuur doorgeven, niet de as aanbidden. Dit aforisme benadrukt dat het nodig is om op verworvenheden uit het verleden op een aansprekende manier verder te bouwen. Want het gaat niet alleen om het verleden, maar ook steeds over de toekomst.

 

Over het tweede deel van het gebod ‘eer uw vader en moeder’ ‘ opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Heer Uw God, u geven zal’, hoor je nooit zoveel. Het is het enige gebod, waaraan een belofte is verbonden. Opdat je dagen verlengd worden. Of je er langer door leeft als je je ouders eert weet ik niet, maar je kunt het ook lezen als: je dagen krijgen meer lengte, duren langer, ze worden voller en ruimer, ze krijgen meer inhoud en geven meer perspectief. Je kunt erin lezen dat het goed is om met het oog op de toekomst gewicht te geven aan traditie en geschiedenis en daarmee recht te doen aan je ouders en aan allen die ons voorgingen.

 

Kortgeleden was er in het TV -programma `Adieu God` een gesprek met Freek de Jonge. In dit programma voert Tijs van den Brink exitgesprekken met BN'ers die de kerk hebben verlaten. Freek de Jonge zei blij te zijn dat hij was opgegroeid in de protestants-christelijke traditie, omdat je dan de noodzaak voelt om wat er met je gebeurt betekenis te geven. Bijbelverhalen kun je op dat punt telkens opnieuw vanuit een andere identificatie lezen, vanuit een andere hoek benaderen. Volgens hem zouden kinderen vanaf het begin van de basisschool verhalen uit de wereldliteratuur en de geschiedenis moeten horen, ook uit de bijbel en de Koran. Ze zouden bekend moeten zijn met die verhalen, zodat ze er als het ware in kunnen wonen. Ondertussen bereik je dan ook nog dat alle kinderen dezelfde verhalen kennen. Dat creëert samenhang en gezamenlijkheid, verborgen in oude verhalen  (zoals we vanmorgen zongen).