Addy Manneke is geboren en opgegroeid in Yerseke (Zeeland). In Driebergen volgde ze aan de Academie 'De Horst' de opleiding cultureel werk. Daarna studeerde ze sociale wetenschappen (andragologie) aan de UvA in Amsterdam.
Ze werkte in verschillende functies in vormingswerk op Kerk en Wereld en onderwijs, als agoog aan de huisartensenopleiding van de VU, en als stafdocent in het hoger beroepsonderwijs (lerarenopleiding) van de Hogeschool van Utrecht.
In de jaren negentig rondde ze de studie theologie af aan de Hogeschool Holland in Diemen en was ze voor twee dagen per week verbonden aan de Walkartgemeenschap in Zeist. Daarna bleef ze werkzaam als gast-voorganger in verschillende afdelingen van Vrijzinnigen Nederland. Haar overdenkingen gaan meestal over actuele thema`s, waarbij ze oude bijbelverhalen verbindt met eigentijdse persoonlijke en maatschappelijke problemen en met literatuur en filosofie.
Sinds 1986 schreef ze vier boeken over uiteenlopende onderwerpen, eerst op haar vakgebied (agogiek en ethiek), later ook op basis van eigen ervaringen: Hart van slag (over boezemfibrilleren, 2005) en De bewuste stiefmoeder(2009). In 2012 verscheen Krasse Dames, een boek met levensverhalen van oudere sterke vrouwen.
Ze is getrouwd en moeder, stiefmoeder en grootmoeder.
Toelichting op bijbellezing: Richteren 9 : 8 tot 15
Het boek Richteren heeft zijn naam te danken aan de twaalf richters, die erin voorkomen. In de nieuwste bijbelvertaling heet het boek Rechters, maar richters waren niet alleen maar ‘rechters’ die recht spraken, ze waren ook leiders, gaven richting dus, en de maatschappelijke, politieke en militaire leiding lag in hun handen. In de tijd van deze richters waren er alleen stammen in Israel, er was geen centraal gezag. In geval van nood stonden er charismatische leiders op, of werden geroepen. Als er geen leider was ontstond er steeds weer chaos en als er wel een leider was begon deze, of zijn nageslacht op een gegeven moment, misbruik te maken van zijn macht. Elke keer weer bleek het volk niet zonder leiding te kunnen, maar ook steeds weer kwam een leider na verloop van tijd in een valkuil terecht.
In dat kader staat de volgende fabel, ook wel bekend als de fabel van Jotam. Jotam is de jongste broer van Abimelech, die een twijfelachtige reputatie heeft. Deze Abimelech was tot koning uitgeroepen na het overlijden van zijn vader Gideon. Daarna had hij al zijn andere broers - in totaal waren ze met 70 broers, over zusters wordt niet gesproken -, laten ombrengen. 70 broers: hun vader Gideon had vele vrouwen, staat er. De jongste broer Jotam, was net als de jongste van de zeven geitjes, aan de slachting ontkomen door zich te verstoppen. De jongste, Jotam, neemt het op tegen de oudste. Dat is een gegeven dat vaak terugkomt in de Bijbel. De kwetsbare eenling gaat in tegen de macht. Jotam vertelt vanaf de berg Gerizim deze fabel aan de verzamelde burgers. De berg Gerizim is trouwens een bijzondere berg, vanaf deze berg werden zegeningen uitgesproken.
Voorzover ik weet is het bijbelgedeelte dat ik nu ga voorlezen de enige echte fabel in de bijbel - tenzij natuurlijk, dat u vindt dat er in de bijbel alleen maar fabels staan - .
Eens gingen de bomen eropuit om een koning te kiezen. Ze vroegen de olijfboom: `Wilt u onze koning zijn?` Maar de olijfboom antwoordde: `Zou ik ophouden mijn olie af te staan, waarmee mensen en goden worden vereerd, om wat te wuiven boven de andere bomen uit?` Toen vroegen ze het aan de vijgenboom: `En u, wilt u onze koning zijn?` Maar de vijgenboom antwoordde: `Zou ik ophouden mijn zoete vruchten af te staan, om wat te wuiven boven de andere bomen uit?` Toen vroegen ze het aan de wijnstok: `En u, wilt u onze koning zijn?` Maar de wijnstok antwoordde: `Zou ik ophouden mijn sap af te staan, dat goden en mensen verblijdt, om wat te wuiven boven de andere bomen uit?` Ten slotte vroegen de bomen aan de doorstruik: `En u, wilt u onze koning zijn?`En de doornstruik antwoordde: `Als u mij werkelijk tot uw koning wilt zalven, kom dan maar hier, in mijn schaduw is het goed toeven. Maar zo niet, dan zal uit mijn takken een vuur komen dat de ceders van de Libanon zal verteren`.
OVERDENKING
Een fabel is een korte, verzonnen vertelling met een moraal. Meestal gaat een fabel over dieren met menselijke eigenschappen, maar in dit geval gaat het over bomen, die net mensen zijn. Een fabel houdt mensen een spiegel voor. Voor mij is dat überhaupt een belangrijke functie van bijbelverhalen.
De bomen gaan erop uit om een koning te kiezen. Blijkbaar zijn die bomen losgekomen van hun wortels en staan ze niet meer stevig en niet meer in contact met de voedingsbron waaruit ze leven. Letterlijk ontworteld. Ze gaan op zoek naar een leider. Zouden ook mensen die ontworteld zijn meer behoefte aan een sterke leider hebben?
Hoe vaak zijn we bewust of onbewust, niet op zoek naar leiders en leiderschap?
De bomen vragen het eerst aan de olijfboom. Niet toevallig, want de olijfboom is misschien wel de meest waardevolle boom in deze streken. Olijfbomen zijn een voorwaarde voor het leven in die tijd. Olijfolie voedt, reinigt, levert brandstof, maar wordt ook gebruikt bij zalvingsceremonien van koningen en winnaars krijgen olijfkransen omgehangen. Maar de olijfboom heeft er geen behoefte aan om koning te zijn en maar wat te wuiven boven de andere bomen. Hij heeft wel wat beters te doen.
Vervolgens gaan ze naar de vijgenboom, een wat kleinere boom, maar ook hij bedankt voor de eer. Hij vindt het belangrijker zijn lekkere zoete vruchten aan de mensen te blijven geven. De vijg is een symbool van het zorgeloze leven. Dat wil hij niet inruilen om macht over anderen uit te oefenen.
Dan volgt een verzoek aan de wijnstok, een weer wat lagere boom. Ook die heeft er geen behoefte aan om waar hij goed in is - mensen blij maken - te ruilen voor het uitoefenen van macht.
Geen van de drie bomen voelt zich dus geroepen om koning te worden, ze hebben wel wat beters te doen: vrucht dragen ten dienste van God en mensen. Met z`n drieën staan ze voor leven en vruchtbaarheid.
Van de hogere bomen dalen de zoekende bomen dan af naar de struiken, en zo komen ze bij de doornstruik terecht, die nauwelijks een boom genoemd kan worden. Ze zoeken het kennelijk lagerop. Doornstruiken worden wel geplant vanwege hun functie als omheining voor het afschrikken van indringers, ongewenste bezoekers, in de gedaante van dieren of mensen. Aan een doornstruik kun je je behoorlijk bezeren. Vrucht draagt hij niet.
De doornstruik wil wel koning worden. Ze zullen moeten buigen om onder zijn takken te kunnen schuilen. Hij belooft zelfs schaduw, wat op zijn minst twijfelachtig is bij een doornstruik, want hij heeft geen takken met bladeren die tegen zon en hitte kunnen beschermen, dat heet misleiding dus. De bomen zullen weinig voordeel genieten van zijn bescherming. Zo spreekt de doornstruik de taal van ijdele zelfverheffing. Hij speelt met vuur, en toch kiezen ze voor hem. Aan zijn machtshonger kun je je gemakkelijk verwonden. Als je niet uitkijkt en niet doet wat hij wil is hij zo in woede ontbrand, want zijn droge takken zijn licht ontvlambaar. Daarmee dreigt hij ook onmiddellijk: `dan zal er uit mijn takken een vuur komen dat de ceders van de Libanon zal verteren`. Ceders van de Libanon is niet zomaar een beeld, het is het beeld van een boom met edel hout, gebruikt voor de mooiste bouwwerken, zoals later voor de tempel van Salomo. De ceder is een superieure boom, een symbool van macht, kracht, schoonheid en waardigheid. De hoogstaande ceder wordt bedreigd door de laag-bij-de-grondse doornstruik.
Daarmee zegt de fabel: Pas op voor de mensen die zeggen dat zij het zijn, dat zij voor alles een oplossing hebben. Pas op voor de mensen die zeggen of pretenderen dat ze al jouw hoop en verlangens kunnen vervullen, zoals ooit Abimelech de burgers van Sichem beloofde. Pas op voor mensen die voorspiegelen dat ze je alles kunnen geven wat je wilt. Het is van belang om de illusoire charmes van een leider te kunnen weerstaan.
Wil de fabel dan zeggen dat er geen politicus, geen bestuurder, minister, president, koning of wat voor leider dan ook is die deugt? Dat lijkt me niet. Naar mijn idee wordt er al veel te veel onbarmhartig geoordeeld over politici. Uit de fabel zijn wel gedachten te halen over wat een goede leider is: stevig geworteld in vruchtbare bodem, vrucht dragen, elkaars verdiensten respecteren en ervan genieten, bescherming bieden en vooral niet gaan zweven boven anderen, maar dienstbaar zijn. Kortom leiders die verbinding willen bevorderen in plaats van tegenstellingen aanwakkeren. Laat het niet zover komen dat niemand met goede kwaliteiten nog politieke verantwoordelijkheid wil dragen en we alleen nog op doornstruiken zijn aangewezen.
De fabel gaat niet alleen over koningen, over leiders, over gekozenen, maar ook over de kiezers, ook over mensen die zich inbeelden dat ze alles kunnen krijgen wat ze willen. Ook over kiezers die ontworteld zijn en genoegen nemen met een doornstruik, met een leider die met vuur speelt en toch gekozen wordt. De fabel laat ook nadenken over hoeveel leiderschap kiezers over zichzelf hebben. Misschien gaat de fabel ook wel over u en mij, voorzover wij te weinig ingaan tegen alle negatieve commentaren die worden geleverd en het feit dat er vaak weinig oog is voor het positieve dat net zo goed aanwezig is.
Op het dorp waar ik vandaan kom hadden veel mensen bijnamen. Ik herinner me iemand die Ko Dankbaar werd genoemd, omdat hij heel vaak dankjewel zei en op alles positief reageerde. Ik wil geen pleidooi voeren om ook zo’n positivo te worden, dat hoeft nu ook weer niet, maar toch.
Maar de publieke opinie, heeft tegenwoordig een pessimistische grondtoon. Je scoort er mee zogezegd. Er is bijna moed voor nodig om in deze tijd op positieve punten of ontwikkelingen te wijzen. Eigenlijk moet je dan eerst wel een lange lijst van negatieve punten opnoemen. Net zoals een traditionele orthodoxe dominee het eerst uitgebreid over de zonde had, voordat er nog een piezeltje hoop kon worden geboden.
Gelukkig vind ik voor het noemen van een positief geluid steun bij René Gude, u weet wel de vorige Denker des Vaderlands. In een TV-uitzending, toen hij wist dat hij niet lang meer te leven had, waarschuwde hij krachtig tegen stemmingmakerij, tegen doemdenken, tegen elkaar de put in praten. Hij betitelt het als gemakzuchtig om mee te gaan in de negativiteit. Terwijl hij zelf op de nominatie staat om spoedig te gaan overlijden keert hij zich tegen wat hij somberlust noemt, dat het wel lekker is om een beetje te somberen. Er zijn ook veel boze mensen. De een na de andere politieke partij is de laatste tijd opgericht om hen van dienst te zijn of ze hebben zich al aangesloten bij een groeiende stroming die ons land belooft te verbeteren door mensen tegen elkaar op te zetten en de democratie en de rechtsstaat in diskrediet te brengen. Of dat zal helpen? De boze mensen uitsluiten dan? Doodzwijgen?Als je iemand echt boos wilt krijgen moet je hem negeren.
Voorlopig valt er misschien niet zoveel meer te doen dan voor tegenwicht te zorgen, door niet aan somberheid en boosheid mee te doen en als het soms even niet anders kan, er dan niet in te blijven hangen. Dat vraagt wel inspanning, het is misschien zelfs verleidelijker om te denken dat we op de afgrond afstevenen dan om onszelf ervan te overtuigen dat dat niet zo is en om weerstand te bieden tegen de onheilsprofetieën van anderen in onze omgeving. We zijn van nature gefixeerd op negativiteit en gevaar. Om daardoor niet overheerst te worden is leiderschap over jezelf nodig, lijkt me.
We zullen het toch met elkaar moeten uithouden op deze wereld. En is ons dat tot nu toe dan niet aardig gelukt? haal ik Rene Gude nog eens aan.Toen de bevolking toenam hebben onze vroege voorouders wet- en regelgeving ingevoerd, het zakelijk leven georganiseerd, instituties als onderwijs, het recht in het leven geroepen, bestuursmodellen gecreëerd om het geheel draaiende te houden. Ja, ik hoor u denken dat er op die gebieden van alles is misgegaan en misgaat en al lijkt het anders met allerlei gewapende conflicten en de terroristische aanslagen van de laatste tijd: het onderlinge geweld is afgenomen. Is dat nu niet bemoedigend? Zouden we niet eens wat meer het positieve kunnen benadrukken? Is daar niet alle reden voor,? Doen de meeste mensen niet gewoon hun best? Zijn we niet allemaal op aarde om net als de bomen in de fabel vrucht te dragen voor anderen, opdat het leven doorgaat? Dat ieder op zijn manier doet waar hij goed in is. Willen de meeste mensen dat niet gewoon? Van nature zijn we sociale wezens, gericht op onderlinge verbondenheid en geschikt voor samenleving, geschikt om het leven op aarde in stand te houden en voort te zetten. Dat zullen we hoe dan ook gezamenlijk moeten doen en kunnen we niet overlaten aan een leider die alles voor ons oplost.
Zoals steeds in de geschiedenis hebben mensen ook nu weer het idee dat de veranderingen en de problemen niet meer te overzien zijn. Maar steeds weer zijn er initiatieven ontwikkeld om er in een complexe wereld samen uit te komen. Ook nu weer zijn er hoopvolle initiatieven. Ook nu weer kunnen we verhalen vertellen over mensen die bezig zijn met verbinding in deze samenleving. Zoals Hugo Borst en Carin Gaemers samen een manifest schreven om de verpleeghuiszorg te verbeteren, de buurtzorg die beter is georganiseerd op initiatief van Jos de Blok, leiders die wel integriteit uitstralen zoals Obama en over barmhartigheid en standvastigheid beschikken, zoals Angela Merkel, die naar het volk luistert, maar ook het lef heeft om het tegen te spreken. En ouderen, opa’s en oma’s, die tweemaal per maand op Het Plein in Den Haag demonstreren tegen klimaatverandering.
Burgemeesters die hun uiterste best doen voor hun gemeente, bedrijven die kiezen voor duurzaamheid, heel veel mensen die vrijwilligerswerk doen, hulpverleners die zich inzetten voor mensen die door rampen zijn getroffen.
Er wordt in Nederland veel vrijwilligerswerk verricht. En ook in deze geloofsgemeenschap zetten mensen zich op vrijwillige basis in voor ons allemaal, verzetten ze heel veel werk, zodat deze geloofsgemeenschap zijn betekenis voor ons allemaal kan blijven behouden, en een plaats voor zingeving en onderlinge verbondenheid kan blijven. Dat vrijwilligerswerk gebeurt meestal heel soepel en geruisloos, zodat het niet opvalt.
Het positieve willen, kunnen en durven zien, hoe kwetsbaar je je daarmee misschien ook maakt. Jotam, van de fabel, de jongste van de broers, neemt het op tegen de macht. Door hoop en vertrouwen uit te stralen en daarover verhalen te vertellen kunnen we het opnemen tegen de macht van chaos en wanhoop.