Prof.dr. L. Laeyendecker


Bezetenheid

Als wij een schilderij zien van Frans Hals of Pieter Brueghel, zien we veel gebruiksvoorwer­pen en we vragen ons af of dat alleen meer rommel of opvulling is. Maar zij hadden een bete­kenis die wij niet meer kennen; vaak symboliseren ze menselijke eigenschappen, het zijn emblemen die je moet kennen om de rijkdom van het schilderij te zien. Hetzelfde geldt voor verhalen uit vroeger tijd, ze­ker als ze 2000 jaar oud zijn. Vaak hebben ze een metaforische betekenis. Daar­achter gaan de op­vat­tingen van die tijd schuil, de mensbeelden en de maatschappelijke con­text. In onze tijd hangt de begrij­pelijkheid af van enige kennis van die ach­tergrond. Zij vragen interpretatie, waarin het ri­sico bestaat die naar eigen hand te zetten. bedoeld maar waarin een boodschap ligt verborgen. Ze­ker als zij tweeduizend jaar oud zijn en de toenmalige cultuur weer­spiegelen. Dat vraagt interpre­tatie waarbij altijd het risico bestaat ze naar eigen hand te zetten. U hoeft mijn interpretatie ook niet voetstoots aan te nemen. Maar dat was u waar­schijnlijk toch al niet van plan. Wat de voorgelezen verhalen betreft zal het misschien niet on­middellijk duidelijk zijn wat zij met el­kaar te ma­ken heb­ben. Ze liggen echter dicht bij elkaar.

Het verhaal over de tempelreiniging vraagt enige toelichting over de toenmalige gebruiken. Want wat doen geldwisselaars in een tempel, een huis des gebeds? Daarbij moet bedacht wor­den dat in de toenmalige situatie de tempel ook het centrum van de politiek was met econo­mische be­tekenis, ze bevatte een tempelschat waar rijken hun geld konden onderbrengen. Ze­ker niet te ver­ge­lijken met moderne banken, maar ze had wel enkele trekken daar­van. De eerste was dat er geld gewisseld werd: de gelovigen konden in de tempel voor hun tempelbelasting en hun offers– denk aan het penningske van de weduwe – niet hun gewone geld ge­brui­ken. Zij moes­ten tempelgeld heb­ben en dat betekende dat zij hun geld eerst moesten om­wisselen voor een waardevaste munt. Daar­voor waren er geldwisselaars. Heel nuttig als ze het goed doen maar men moet de kat niet op het spek binden. Dat geld werd gewisseld tegen een koers die door de wisselaars zelf werd vastgesteld. Daar kon mee gesjoemeld worden en daar­mee werd ook gesjoemeld. Want het is verleidelijk van de gelegenheid gebruik te maken. Daar­door werd het huis des gebeds tot een huis waarin de heb­zucht van sommigen de ruimte kreeg en zelfver­rijking normale ingrediënten waren. In de Joodse wet werd daar­over trouwens zeer hard ge­oordeeld: het was afgodendienst. Exclusief tijdgebonden is dat verhaal dus niet, alleen de con­crete omstandigheden zijn grondig veranderd.

Als afgodendienst staat dat gedrag haaks op het eigenlijke van de tempel: de eredienst aan Jahweh naast wie geen andere goden een plaats mogen hebben. Die dienst is bovendien alleen op­recht als er in het alledaagse leven aandacht is voor recht en gerechtigheid. Bij de profeten valt te le­zen dat het daar nogal aan schortte. Ook buiten de tempel toen de waarde van de munt afhing van het gewicht aan zilver of goud. De profeten klaagden bij voortduring handelsbedrog en muntverval­sing aan die het geld naar willekeur meer of minder waard konden maken. In onze tijd zouden zij van toxic assets spreken of van manipulatie met rente. Alleen de vorm is anders; de teneur is er altijd geweest. Toen in de 12e eeuw in het Westen de geldeconomie weer op gang kwam, werd de hoogmoed die altijd de lijst van ondeugden aanvoerde, zelfs verdrongen door de hebzucht. Tegen­woordig lijken ze vaak samen te vallen. Overigens zijn deze opvattingen niet exclusief bijbels. De Griekse wijsgeer Aristo­teles oordeelde niet anders.

Het verhaal rekent ook af met de eenzijdige interpretatie van Jezus als de represen­tant van de zachtmoedigheid die hij zelf in de Bergrede als ideaal verkondigt. inHij slaat Hij HijHij slaat de geld­wisse­laars de tempel uit, noemt die een rovershol en farizeeën noemt hij rottende graven. Te­gen onrecht, on­waarachtigheid en huichelarij treedt hij hard op. Waar mensen in de ver­druk­king komen, verheft Hij Zijn stem. Dat zou zijn volgelingen ook passen.

Nu kan het zijn dat sommige van die wisselaars ook maar kleine krabbelaars waren die onder druk van anderen stonden of de grootste moeite hadden economisch overeind te blijven. Maar hij zal toch wel voornamelijk de bewust manipulerenden op het oog hebben gehad, die willens en we­tens eenvoudige mensen geld probeerden af te troggelen en misbruik maken van de si­tuatie, gedre­ven door hebzucht. Zij gaven het bedrijf een slechte naam, zoals dat heet. Maar zijn dat er veel of weinig? Ook daarmee valt te sjoemelen. In de huidige tijd horen we vaak zeggen dat het er maar een paar zijn. Het bedrijf is goed maar er zit wat kaf onder het koren. Maar wat als de organisatie en de cultuur van het bedrijf zodanig zijn dat dat misbruik in de hand wordt gewerkt. Kunnen het er dan niet ‘veel’ worden.

Dat woord ‘veel’ hebben we in die andere tekst gehoord. Het enigszins merkwaardige ver­haal van de bevrijding van een bezetene van een in hem huizende geest. Nog altijd een populair thema voor films waarin een duivel wordt uitgedreven. Daar lijken mensen graag naar te kijken maar de duivel wordt daarin zelden concreet. Moderne interpretaties wijzen van wat ooit al snel bezetenheid genoemd werd, eerder ziekteverschijnse­len zijn. De term bezetenheid wordt nu vrij­­wel alleen nog maar metaforisch gebruikt. Ik bedoel: mensen kunnen wel degelijk bezeten zijn en dat noemen we ook zo: bezeten van sport, van seks, en ja: van geld. Geen duivel of bo­ze geest maar een volkomen op hol geslagen en onstuitbaar verlangen, een aandrift waaraan moeilijk weerstand te bieden is.

Jezus ontmoet nu zo’n mens met een onreine ‘geest’. Dat klinkt al begrijpelijker en aanvaard­baar­der. Er is iets mis met zijn geest. Hij is inderdaad door niemand te bedwingen en woont in ho­len die voor gra­ven worden uitgehouwen of daarvoor gebruikt worden. En hij schreeuwt te­gen Je­zus, wat heb ik met u te maken. Dan vraagt Jezus, wat is je naam Een bekend theo­loog en psycho­ana­ly­ticus noemt dit een vraag die meestal gesteld wordt aan patiënten: een vraag naar de identiteit. Adam mocht namen geven. Hoe is uw naam, vroeg Mozes aan Jahweh bij het brandende braambos. Waardoor wordt men bezield, wat leeft er in hun, wat richt hun leven? Het gegeven antwoord in het ver­haal is echter merkwaardig: mijn naam is legioen: wij zijn met velen. Dat klinkt niet gerust­stel­lend; ze kunnen dus veel mensen in bezit nemen. Dat blijkt ook wel. De demon vraagt aan Jezus, stuur ons – ons - maar naar die zwijnen daar, dat gebeurt en 2000 zwijnen storten zich in zee.

Een bevriend theoloog vroeg zich trouwens af wat die zwijnenhoeders daarvan gedacht zullen hebben, hun bezit of minstens hun inkomen was in een klap verdwenen. Die waren uiteraard niet blij met dat won­der. Voor de symboliek van het verhaal is het goed zich rea­liseren dat varkens de bij uitstek onreine dieren waren. De plaats dus waar de onreinheid thuis­hoort. En voor de duide­lijkheid wordt toegevoegd dat zij eindigen in de afgrond.

Niet iedereen heeft zich overigens verheugd in wat gebeurde; de zwijnenhoeders niet maar

ook de opperpriesters en Schriftgeleerden niet; zij zien Jezus liever verdwijnen. Hij tastte immers de tempel, het symbool van de religieuze maar ook economische en politieke macht aan. En die worden liever niet aangetast. En zijn optreden vond nog weerklank bij het volk ook; en dat kan beter niet gebeuren. Alstublieft geen occupybeweging; dat stoort de economie maar.

En wat moeten we nu met dat verhaal. Ik vermoed dat u dat wel aanvoelt. De onreine geest die in de man huisde is de verwoestende variant van de zogenaamd vrije geest die zich nergens door laat remmen, de geest van ongeremdheid, van begeerte, zoals die ook in de geldwisse­laars leef­de, misschien niet in die extreme vorm maar zij dachten toch alleen aan zichzelf, hiel­den geen re­kening met hun omgeving, zelfs in de tempel niet waarin toch geheel an­dere zaken van mensen verwacht werd. Bij de genezen man was die bezetenheid echt ex­treem. Afremmen was onmogelijk gewor­den. Maatregelen haalden weinig uit. Alleen het woord van Jezus blijkt daartoe in staat te zijn. Dat is nog steeds zo: wie zich door de woorden van Jezus laten leiden, gaan anders over die geest denken, kiest voor het streven naar gerechtig­heid, naar eerlijkheid, naar onzelfzuch­tigheid.

Het gevaar bij interpretaties is ook dat ze gebruikt wordt om bepaalde groepen te diskwalifi­ce­ren, terwijl het bij Jezus altijd gaat om de goede levenshouding, het wijzen van de weg naar een goed leven en het aanwijzen van dwaalwegen. Ik zeg dat met enige nadruk omdat ik me kan voor­stellen dat een directe toepassing op bepaalde groepen in de huidige financiële wereld wel verleide­lijk is. Voor u misschien niet en ook kan men zich afvragen of de Nederlandse protestantse synode die in de 16e eeuw de bankiers vanwege hun functie de toegang tot het avondmaal weigerde, ook niet degenen hadden moeten weren die dankzij die bankiers rijk waren geworden. Zonder hun me­dewerking hadden de bankiers weinig kunnen doen; en of de anderen in de kerk nu helemaal van dergelijke smetten vrij waren, staat te bezien. Laten we niet vergeten dat heel wat fatsoenlijke in­stellingen in Nederland er als de kippen bij waren ter wille van hun klanten volstrekt onbetrouw­bare waardepapieren te kopen. Het kon immers niet misgaan; de bomen groei­en tot de hemel en wie niet meedoet als die dat zou kunnen, is dief van zijn eigen portemonnee. Bij­belse teksten zijn echter voor alle mensen bedoeld. En dan geldt ook nog altijd: wie staat ziet toe dat hij niet valle.