Voor de overtocht naar het land van belofte had Mozes de joden de wet voorgehouden, een kader voor het leven en hen voor een beslissende keuze gesteld. Hun leven, welvaart, vrede en veiligheid liggen in hun eigen handen. Als zij de geboden van Jahweh onderhouden staat Deze daarvoor garant. Van bijna alle verhalen in de bijbel is dit de achtergrond. Zij moeten kiezen in het leven welke kant zij op willen.Kiezen voor het leven, gezien de beschrijving ook het goede leven, zoals het toen verstaan werd.
Hier verschijnt een probleem dat bijzonder actueel is in onze huidige samenleving. Maar het verschijnt op een heel andere wijze. Dit is dan ook een voorbeeld van de kloof tussen de bijbelse leefwereld en de huidige.
*Tot mijn verrassing kwam het woord kiezen slechts een paar malen in de bijbel voor. Vanuit de maatschappelijke achtergrond is dat echter begrijpelijk. Men had de wet die hen regelmatig werd voorgehouden en ingescherpt en dit kader werd ‘bewaakt’ door familie, buurt, bezoekers van de synagoge. Dit levenskader of oriënteringskader was voor hen vanzelfsprekend en stond niet fundamenteel ter discussie. Er konden wel problemen rijzen (Job, Prediker) maar daaruit werd niet de conclusie getrokken dat het niet uitmaakte wat men koos.
* Bovendien leefden de mensen in eenvoudige structuren waarin zij niet of nauwelijks met alternatieve levenswijzen en opvattingen in aanraking kwamen. Anders gezegd; hun maatschappelijke en culturele mogelijkheden waren beperkt; in die zin hadden zij weinig keuzemogelijkheden. De meesten waren blij met een eenvoudige leefwijze want velen kwamen daar niet eens aan toe.
Met een vakmatige formulering: De mensen hadden toen weinig opties en veel bindingen die hun vastlegden op een bepaalde levenswijze. Deze twee, niet-theologische begrippen zijn behulpzaam zijn voor het begrijpen van onze huidige situatie. In de huidige samenleving is dat geheel anders Wij worden voortdurend geconfronteerd, als het ware overspoeld door keuzemogelijkheden maar beschikken nauwelijks nog over oriënterende kaders. Sterker: die zijn zelf een keuzemogelijkheid geworden. Er is geen algemeen verplichtend, inspirerend kader meer. Maar laat ik dit iets concreter invullen.
De woorden kiezen en keuze behoren nu tot het dagelijks vocabulaire van politiek en markt. Er moeten keuzen gemaakt worden om het beter te doen zijn. Dat betere is weliswaar nog niet zo duidelijk maar gekozen moet er worden en wel hier nu en direct. De markt, waartoe nu ook de gezondheidszorg behoort, confronteert ons dagelijks met die woorden. Een verstandig mens weet het beste alternatief te kiezen.
De moderne samenleving is niet ten onrechte een meerkeuzenmaatschappij genoemd. Een Zwitserse collega heeft de moderne maatschappij vergeleken met een warenhuis van vijf verdiepingen. Op de begane grond zijn alle materiële dingen te vinden; op de eerste verdieping de samenlevingsvormen: huwelijk, homohuwelijk, partnerschap, Latrelaties, groepswonen. Op de tweede verdieping de mogelijkheden voor de levensloop. kinderen, prenatale diagnostiek, IVF, klonen en later zelfstandig blijven wonen, verzorgingshuis, verpleeghuis of euthanasie. Op de derde verdieping vinden we identiteitsvoorbeelden, zanger, sport, film, politici en wat dies meer zij. Op de hoogste verdieping een levensbeschouwelijk buffet, van de nieuwste smaken en snufjes voorzien
Het gaat hier niet om de voor- en tegen van de afzonderlijke aanbiedingen, maar over de mateloosheid van het aanbod aan opties dat steeds wordt uitgebreid omdat het nieuwe verondersteld wordt altijd beter te zijn dan het oude. En die levert problemen op.
* De grote hoeveelheid vermoeit en kan tot overbelasting leiden, zoals we al hoorden bij de nieuwe ziektekostenverzekeringen. mensen willen niet steeds kiezen. Bovendien is men zelf verantwoordelijk voor de keuze en pas later blijkt of die goed waren. En als het goed uitpakt. blijft de onzekerheid of een andere keuze misschien toch niet beter was geweest. Misschien heeft men belangrijke kansen gemist. Overigens: dat wij zoveel kunnen, kan de illusie wekken dat wij het leven in de hand hebben. Maar dat is nooit het geval.
* Het tweede probleem gaat dieper. Kiezen veronderstelt een maatstaf, een criterium op grond waarvan men dit of dat kiest. Vroeger, en voor heel wat mensen van nu nog, zijn dat de traditionele oriënteringskaders, de sociale afkomst, de gemeenschappen waartoe men behoort en die een bepaalde levensstijl voorstaan. Maar ook die zijn niet vanzelfsprekend meer omdat de alternatieven niet verborgen blijven; die worden overal gepresenteerd. Maar als die vanzelfsprekendheid verloren gaat vallen we terug op ons zelf, op onze eigen identiteit. Maar voor velen is die ook tot probleem geworden.
¡ Er zijn natuurlijk relatief gemakkelijke oplossingen voor het keuzeprobleem. Maar die blijven vluchtig, zijn allesbehalve stabiel. Men laat zich heel vaak leiden door gevoelens. Over dit of dat hebben we geen goed gevoel; of juist wel. In een groot onderzoek bleek dat voor sommigen liefdesverhoudingen goed waren als ze goed voelden en dat mensen geen woorden konden vinden om iets aan te duiden wat boven het gevoel of de individuele verlangens uitging. Of mensen zoeken steun in het lidmaatschap van een exclusieve groep, die niet is zoals anderen: dat is identiteit als oppositie; vroeger was een protestant zeker geen katholiek (Rogier), nu is een autochtoon toch echt iets anders dan een allochtoon En men klampt zich vast aan opvattingen die een uitzondering moeten vormen op de veranderlijkheid van alles. Tenslotte worden we ook geconfronteerd met de opvatting dat alles – echt alles – anders had kunnen zijn dan het is. Onder het motto: niets staat vast en ook dat niet.
De vraag die ik hier aan de orde wil stellen is: hoe staat de christen in de huidige werkelijkheid. Hoe gaan wij om met keuzen? welke criteria hanteren wij daarbij? Is er zoiets als een christelijke identiteit.
*Allereerst dat laatste. Als die er is, is die in ieder geval moeilijk herkenbaar. Op religieus gebied is alles in beweging gekomen; traditionele kenmerken zijn alleen bij enkele, betrekkelijk kleine meerderheden herkenbaar. Gereformeerden en katholieken blijken vrijzinniger dan hervormden maar de vrijzinnige gemeenschappen profiteren daar nauwelijks van. Vrijwel alle geloofszekerheden zijn als zodanig weggevallen en het zoeken naar nieuwe vormen gaat moeizaam. En zij wisselen elkaar snel af hetgeen betekent dat zij nauwelijks houvast bieden.
* Ook op sociaal politiek gebied vertonen zij een zeer divers beeld. Nu geloof ik niet in een christelijke politiek, maar dat betekent niet dat het christendom onverschillig zou moeten staan tegenover economische, sociale en politieke omstandigheden.En dat christenen dus alles maar moeten kunnen kiezen. Maar wat is of zijn de criteria?
Eigenlijk is dit een heel oude vraag, die vroeger meestal anders werd geformuleerd: hoe verhoudt een christen zich tot de wereld en daarop zijn ook in de geschiedenis verschillende antwoorden gegeven. Maar zij lijkt nu lastiger dan ooit. Want ook bij de beantwoording ervan zijn we teruggevallen op onszelf. Velen staan er alleen voor omdat zij zich in de herkenbare gemeenten nauwelijks thuis voelen. En binnen gemeenten lopen de opvattingen ook soms fors uiteen.Toch is een of andere vorm van gemeenschappelijke bezinning op dergelijke vragen nodig. Waar staan wij en wat willen wij, niet alleen mbt de vormgeving aan de dienst, maar ook mbt sociale en politieke houdingen Dan komen er vragen als:
* Wat voor leven willen we eigenlijk en wat voor soort samenleving. Die vraag wordt momenteel zelden aan de orde gesteld.
* Op welke beginselen zou dit gebaseerd moeten zijn. De bijbel is in belangrijke opzichten daar heel duidelijk over centrale thema’s gerechtigheid, vrede, veiligheid en bestaanszekerheid.
* Dat is niet eens typisch christelijk: het zijn thema’s die in de oudste bronnen die we van de menselijke geschiedenis hebben, doorklinken: Ik geef een citaat van been paar duizend jaar voor Christus: Er was geen angst en geen verschrikking. In die dagen was er het land in het Oosten, met vele rechtvaardige decreten, het land in het Zuiden waarin harmonie heerste, het land in het Noorden waarin al het noodzakelijke aanwezig was, het land in het Westen dat zich veilig voelde. En zij hebben de gehele geschiedenis in vele varianten geklonken in thema’s van gerechtigheid, zorg voor de zwakken, mededogen, verdraagzaamheid, enzovoort.
* Wat draagt daar aan bij en wat gaat er dwars tegenin? Welke consequenties voor ons persoonlijk keuzegedrag trekken wij daaruit? En hoe kunnen gemeenten hierbij behulpzaam zijn? Motiverend, inspirerend.
Als wij die vragen niet stellen, blijven conformisme aan de gang van zaken, of resignatie, of afzijdigheid van de wereld over. Zouden wij dat dan moeten willen?