Prof.dr. L. Laeyendecker


Pelgrimage

In de Bijbel gaat het voortdurend over uittrekken uit het vertrouwde en leven in afwachting van en verlangen naar een plaats van vrede en geluk.

Het begint met Abram, “Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen…”. Hij gaat zonder zekerheden, want dat groter volk waarover Jahweh spreekt moet voortkomen uit zijn onvruchtbare vrouw Sara. En als Izaäk er dan toch is,wordt hem opgedragen die zoon te offeren.

Zo gaat het verder. Mozes leidt de exodus van de Hebreeën naar de woestijn waar ze veertig jaar moeten rondzwerven. Aangekomen in het vruchtbare land bouwen ze een tempel die verwoest wordt bij de ballingschap. Teruggekeerd wordt de tempel herbouwd en wordt door de romeinen opnieuw gesloopt waarna een eeuwenlange diaspora begint. Jahweh zet het volk als het ware steeds op het verkeerde been. Hij is anders, onbegrijpelijk.

Dat leidde tot teleurstellingen en onbegrip. Lots vrouw verandert in een zoutpilaar omdat zij omkeek naar het verleden. De Hebreeën verlangen terug naar de vleespotten van Egypte wat hen kwalijk wordt genomen. Dat verlangen is wellicht begrijpelijk, maar het past niet in de bedoelingen van Jahweh. Het volk moet volstaan met een belofte van Hem die getrouw is.

Maar ook op individueel niveau is het in de bijbel aan de orde. Paulus wordt door zijn Damascuservaring uit zijn vertrouwde bestaan weggerukt en het nieuwe is daaraan diametraal tegengesteld. De pelgrimage op collectief en individueel niveau is ook een voortdurend afscheid nemen, teleurstellingen en frustraties verwerken. Ook Jezus ontkwam er niet aan: Waarom hebt Gij mij verlaten.

Het is niet zo moeilijk paralellen te ontdekken met onze seculiere situatie, zoals trouwens ook in vroegere perioden het geval is geweest. Het heeft ooit een vroegere Nederlandse historicus er toe gebracht een omvangrijk boek te publiceren met de titel: ‘Pelgrimstocht’ der mensheid. Het kon niet uitblijven dat eenander zou volgen met de titel: Pelgrimstocht der christenheid. En op die pelgrimstocht zijn we nu beland in de huidige tijd waarin dat loslaten en de onzekerheidover de toekomst in alle hevigheid op ons afkomen. Juist in de Advent waarin het om verwachting gaat is het goed dat wat nader te bezien.

De veranderingen in onze samenleving zijn in de tweede helft van de 20e zeer snel gegaan. We hebben het nauwelijks kunnen bijbenen. En het dreigt, zo las ik vorige week toevallig dat het in de redelijk nabije toekomst nog sneller zal gaan. Ik geeft het voor wat het waard is maar er zou een nieuw type samenleving ontstaan, de ‘exponentiële samenleving’: niet 2,4,6,8,10 maar 2,4,16, Die snelle veranderingen scheppen grote onzekerheid; hoe moeten we daarmee omgaan? Vroeger leefden mensen zoals hun ouders en voorouders geleefd hadden; het verleden bood houvast en oriëntatie. Maar nu heeft het weinig zin om daarvoor naar het verleden te kijken. De veranderingen zijn daarvoor te igrijpend. “Blijf niet staren op wat vroeger was, laat het verleden rusten, Zie ik ga iets nieuws beginnen”, zei Jesaja al. Maar dat was na de ballingschap die men ook beter kon vergeten. Dat geldt nu des te meer. Ons verleden is zeker voor wie een lang verleden hebben, tot vóór de WOII , geen prettige herinnering die men niet graag opnieuw zou willen beleven.

Maar bovendien zijn de levenswijzen, morele opvattingen en gedragspatronen zo veranderd dat de oude vormen geen houvast meer bieden voor onze huidige.

In tegenstelling daarmee worden wij ons opgeroepen mee te doen met de ontwikkelingen die een betere samenleving beloven. Maar wie daar wat nauwkeuriger naar kijkt, ziet dat die beloften vooral gekoppeld zijn aan de ontwikkelingen in wetenschap en techniek; zij zijn niet alleen de probleemoplossers bij uitstek maar beloven ook verbetering van heel veel wat tot nu toe eigenlijk ook nog niet zo slecht ging. Maarnieuw is beter en het betere kan alleen maar het nieuwe zijn. Er is ook een keerzijde. De media spreken voortdurend over problemen die niet alleen omvangrijk en ingrijpend zijn maar waarvoor een realiseerbare oplossing ook niet gemakkelijk te vinden is.

U kent ze allemaal. Het milieus staat nu dankzij de conferentie in Parijs centraal in de belangstelling. Veel minder intensief besproken en ook minder bekend is de gentechnologie, waarbij de eigen aard van de mens in het geding komt. Hoever gaat de samensmelting van mens en techniek en wat voor gevolgen heeft de robotisering. De kwestie van oorlog en vrede is daarentegen weer uiterst actueel. Is de 3e wereldoorlog al begonnen, vroeg een zeer goede NRC-columnist. Maar dat zal een heel andere zijn dan de Tweede. Die was er een van naties tegen naties. De oorlogen lopen nu door alle nationale grenzen heen. Wij moeten de oorlog in Syrië beëindigen, hoor ik van politici. Maar waarom verkoopt de EU dan wapens aan die landen voor een bedrag van 82 miljard. En Nederland doet daar ijverig aan mee. Hypocrisie alom. En wat te zeggen van mensenrechten die alleen ter sprake komen als dat economisch geen kwaad kan. En van de nog steeds groeiende ongelijkheid. Bij dit alles is de beschikbare tijd om die problemen op te lossen, zeer schaars. We lopen voortdurend achter de feiten aan. En het moeilijke is ook dat iedere oplossing weer problemen meebrengt. Vergelijk het met de bijwerkingen van medicijnen die soms erger kunnen zijn dan de bestreden kwaal.In 1985 schreef de wereldberoemde kritische filosoof en socioloog Habermas dat de toekomst negatieve associaties oproept, wat tot scepsis heeft geleid. Vroeger stonden daar dromen en denkbeelden over een goede toekomst tegenover, in utopieën bijvoorbeeld die stelden dat het anders en beter kon zijn. Die staan nu in een heel ander licht, worden beschouwd als irreële voorstellingen die in het verleden tot nog grotere ellende hebben geleid, in de Sovjet-Unie met name. Weg ermee dus. In plaats daarvan moeten we concrete problemen oplossen. Maar waar moeten die oplossingen toe leiden? Zou men niet enige voorstelling moeten hebben van waar we naar toe willen. Zoals bijvoorbeeld een |Amerikaanse filosoof schreef: "Hoe kan een plausibel scenario eruit zien om in het jaar 2100 een in Bahia of Kinshasa geboren kind dezelfde levenskansen te bieden als een kind dat in München geboren is?"

Dit alles betreft de bredere samenleving. Daarin bevindt zich de pelgrimerende christenheid die haar eigen geschiedenis heeft. Van een kleine groep predikers inde eerste eeuw via een christelijk keizerrijk dat vrijwel heel Europa omvatten en comfortabele maar ook benauwende zuilen in Nederland naar een situatie waarin mensen zich in gezelschap zelfs soms liever geen christen noemen. Een kleiner wordende minderheid die zelf ook in verwarring is, over God, over oude en nieuwe moraal, over de aard en noodzaak van rituelen en over zijn rol en betekenis in de wereld van vandaag.

Nu: die rol wordt in de bijbel duidelijk uitgesproken, allereerst door de Joodse profeten met hun hameren op gerechtigheid maar ook door de directe voorloper van de verhoopte Messias, Johannes de Doper die zei: “Ik ben de stem die roept in de woestijn, maak recht de weg des heren, zoals de profeet Jesaja heeft gezegd”.

Wij zijn in zekere zin ook in de woestijn maar roepen we ook?Om goed gehoord te worden moet er volume zijn en die is alleen te bereiken met eenstemmigheid, zoals een koor meer indruk maakt als het perfect gelijk zingt. Dat komt niet vanzelf, vraagt oefening en overleg. Moreel beraad is dat wel eens genoemd maar daarvoor moet bereidheid zijn de eigen opvattingen ter discussie te stellen om te ontdekken wat ons bindt en waar wij voor staan. Maar dat is niet gemakkelijk in een cultuur waarin iedereen zich als mondig beschouwt , en zeker niet als wij geconfronteerd worden met dogmatische dwang zonder enige tolerantie voor wat afwijkt van het eigen gelijk. In de vrijzinnigheid wil elk individu zelf graag uitmaken wat het denkt en doet. Maar het is een relevante vraag of er een grens aan die vrijheid is. Daarbij komt dat het moeilijk is, ongeschokt op eigen benen te staan omdat de twijfel van overal op ons afkomt. Ook daarom is gemeenschappelijk moreel beraad nodig van mensen die in de, overigens veelkleurige, christelijke traditie willen staan en die van daaruit actief zich naar vermogen inzetten in desamenleving. Want geloven is “er zijn voor anderen”.

Wij moeten niet de illusie koesteren de huidige machten in de wereld, of het nu landen of mega-organisaties zijn, te kunnen redresseren. Die walsen over ons heen. Ons rest slechts, waar nodig, uiting te geven onze overtuiging,concrete inzet voor mensen in de knel, van materiële steun tot persoonlijke inzet. Dat gebeurt ook, overigens niet alleen door christenen. Dat is minder interessant voor de media dan de ruzies en scheldpartijen over feitelijke hulpmaatregelen en die worden dan ook weinig gemeld en vallen dus niet op. Maar overal worden, zoals dat wel genoemd is, tekenen van hoop opgericht, mensen komen in beweging, organiseren hulp, zetten zich op velerlei manieren in. Zo is het christendom ook begonnen. Niet in praal en pracht maar in zorg voor elkaar. Dat is de kern van het christendom die Jezus ons getoond heeft.