Alles van waarde is weerloos of Maria en de macht van de verbeelding.
Lied: “Let it be” van Beatles:
“When I find myself in times of trouble
Mother Mary comes to me
speaking words of wisdom
Let it be.
And in my hour of darkness
She is standing right in front of me
Speaking words of wisdom
let it be.
And when the night is cloudy
There is still a light that shines on me
Shine untill tomorrow
Let it be.
I wake up to the sound of music
Mother Mary comes to me
Speaking words of wisdom
Let it be.
Let it be, let it be, let it be, yeah, let it be
Whisper words of wisdom
Let it be.
U kent dit lied wellicht, het is van Paul McCartney, een van de Beatles. Hij had van zijn moeder Mary gedroomd die vroeg in zijn jeugd was gestorven. Hij droomde van haar als een lichtende bron van wijsheid en raad.
Sommigen zien in dit lied een verwijzing naar de bijbelse Moeder Maria. Het is in ieder geval opvallend dat veel van de kwaliteiten die in dit lied aan Pauls moeder Mary worden toegeschreven sterk overeen komen met wat verderop in dit verhaal over Maria wordt verteld.
Maar ik wil het breder zien, als een illustratie voor het in vele culturen en religies voorkomende verschijnsel dat mensen zich tot een moederlijke gestalte richten in hun verlangen naar wijsheid en goede raad en hun behoefte aan troost, warmte en geborgenheid. Alsof wat aan Maria wordt toegeschreven een soort archetypisch bezinksel in de menselijke cultuur is, wat naar boven kan komen als een mens stevige problemen heeft. Je ziet dat verlangen zelfs terugkomen in de wijdverbreide gewoonte van mensen die zich niet gelovig noemen maar op bezoek in een mooie, stille en ruime kerk toch maar even een kaarsje opsteken. Ik hoor ze dan bijna zeggen: “Je weet maar nooit; baadt het niet, het schaadt ook niet”. En mensen die zeggen nooit te bidden, willen dan nog wel eens een stille wens de ruimte in sturen. Gevoel en emotie zijn vaak sterker dan de ratio die zoiets zinloos vindt. Soms wil een mens zich even opgenomen weten in een groter geheel.
Dat alles kan waardevol zijn, maar het is ook weerloos tegen harde rationaliteit.
Ik ga naar het leven van de profeet Mohammed omstreeks het jaar 600 in onze jaartelling.
Voordat Mohammed de openbaringen kreeg die tot de Islam zouden leiden, was hij leider van handelskaravanen. Op zijn reizen van Palestina tot Egypte leerde hij christenen kennen. Dat gebied was voor de komst van de islam immers onder christelijke invloed. Hij kreeg er allerlei christelijke verhalen te horen. Een aantal daarvan zijn in gewijzigde vorm in de Koran terecht gekomen.
Zo hoorde Mohammed over de Heilige Drie-Eenheid: Vader-Zoon-Geest, een formule waar de theologen toen en nu hun tanden op stuk bijten. Maar in het volkse christendom leefde veeleer een verbeelding omtrent Vader-Zoon-Moeder, een drie-eenheid die veel begrijpelijker is. Niet vreemd, moeder godinnen zijn in de cultuur van het Nabije Oosten al duizenden jaren bekend. Godinnen komen ook voor in het Oude Testament. De godinnen Asjera en Astarte krijgen er van de ijverzuchtige Bijbelse God Jahweh behoorlijk van langs. Maar op de gewone bewoners van Israël hadden ze grote aantrekkingskracht, hun cultus was in het oude Israël goed bekend. Als in heilige geschriften sterk tegen een fenomeen wordt tekeer gegaan, gaat het in de alledaagse werkelijkheid vaak om een wijd verbreid gebruik.
Godinnen
Godinnen komen in alle culturen en religies voor. Mensen maken in hun behoefte zich het goddelijke, de oerbron van het bestaan of het alomvattende mysterie voor te stellen, gebruik van het meest plastische dat ze in hun omgeving en hun verbeelding kennen; het mannelijke èn het vrouwelijke, het vaderlijke èn het moederlijke, het patriarchale èn matriarchale. Zelfs androgyne goden komen voor, half man, half vrouw. In het hindoeïsme zijn Shiva en Parvati daarvan een goed voorbeeld; ze worden soms afgebeeld in één beeld, met een mannelijke en een vrouwelijke helft.
Toen moderne archeologen in het oerwoud van Zuid-Amerika een eeuwenlang overwoekerd beeld van een oeroude inheemse moedergodin blootlegden, stelden ze na korte tijd vast dat, ondanks vierhonderd jaar christendom, de indianen er offergaven voor hadden neergelegd. Iets van de verering van de moedergodin was na eeuwen nog blijven voortbestaan, de behoefte eraan niet verdwenen.
In de eerste regels van het boek Genesis staat dat de Geest van God “zweefde boven de wateren”. Dat is eigenlijk saaie, neutrale vertaling uit het Hebreeuws. Andere vertalingen schrijven zoiets als dat de Geest van God boven de wateren ‘broedde’ of ‘zweefde, zoals een vogel boven het nest met jongen fladdert’. Dat klinkt veel warmer, moederlijker en zorgender dan het nogal afstandelijke en luchtige ‘zweven’. En de term Geest stamt van het Hebreeuwse ‘roeach’ wat adem/levensprincipe betekent.
Ook in de geschiedenis van het boeddhisme blijkt dat de gewone gelovigen lang niet altijd raad wisten met de strenge meditatie en een nogal abstract Nirvana. De serene maar ook wel afstandelijke glimlach van de mediterende Boeddha, die we tegenwoordig in allerlei huiskamers en tuincentra vinden, moest wat ‘warmer’, hartelijker worden. Vanuit dat motief kwam de gestalte van Boeddha Avalokiteshvara in de aandacht, de Boeddha met de vele armen en ogen, die al het menselijke en het leed konden zien en vol mededogen omarmen. Het grote oog dat men soms op boeddhistische tempels ziet is niet het oog van de Grote Alziende Controleur maar een oog dat laat merken dat ieder mens ‘gezien mag worden’. Een vrouwelijke afbeelding is die van de Kwannon of KwanYin, de Boeddha van het mededogen, vaak afgebeeld met een kind op de arm, met trekken die doen herinneren aan Moeder Maria. Er zijn prachtige beelden van een vrouwelijk aandoende Boeddha, alsof het de ons bekende, lieflijke Maria is.
In de katholieke hymnen over de Heilige Geest vinden we veel overeenkomsten met teksten over Maria, de Moeder Gods: Trooster of troosteres, brenger van milde wijsheid, brenger van warmte en bezieling, redder in de nood:
“Geest van Wijsheid, Geest van Raad, aller dingen
zuiver maat, Trooster die met won’dre krachten
bijstaat wie naar u versmachten.
Wees ons op de levenszee, vaste baak en veilige ree”.
Een Maria lied uit mijn rijke ‘roomsche’ jeugd zingt:
“ Als in don’kre luchten wij naar u verzuchten,
schijn dan veilig voor ons uit, gun de zee geen
droeve buit”.
Of uit een Pinkster hymne voor de Hl.Geest:
“Bij vermoeidheid schenkt gij rust, bij hitte
verkoeling, bij tranen troost.
Reinig wat bevuild is, besproei wat verdord is,
genees wat is verwond’.
Soms wordt Maria afgebeeld met een grote openslaande mantel die beschutting biedt aan allerlei mensen.
Als met Pinksteren de Geest wordt uitgestort, is het de duif die zowel op afbeeldingen van de annunciatie in een soort duikvlucht op Maria toevliegt als boven diezelfde Maria verschijnt, die in het midden van de apostelen staat; een vrouw als centrale figuur, de apostelen, de mannen, eromheen geschaard. Het is dezelfde Geest die in Genesis boven de woeste en ledige aarde broedde, adem inblies en dus elementair leven bracht, warmte en zorg.
Terug naar Mohammed.
Toen Mohammed zijn openbaringen kreeg was hij getroffen door het idee van de Ene, Onbenoembare, Ondeelbare en boven alle menselijke voorstellingen verheven God; absolute eenheid. Drie-Eenheid is dan strijdig met alle logica. De volmaakte Ene God kan geen vrouw hebben en dus ook geen zoon, en die dus ook geen moeder. In zulke beelden te denken is volgens de islamitische theologie pure menselijke projectie. De godinnen die in Mohammeds jeugd in Mekka vereerd werden, werden door hem dan ook rigoreus afgeschaft. In de islam geldt de spreuk ‘Allahu Akbar’, wat betekent dat ‘God groter is’ dan alles wat mensen zich kunnen denken. De consequentie daarvan is, dat niemand of niets de altijd weer grotere Allah kan claimen. Maar in de traditionele islam theologie en in het alledaags geloven geldt Allah vooral als man en hebben zijn mannelijke/patriarchale trekken de overhand gekregen.
Patriarchaal christendom
Dat is overigens ook het geval in het westerse christendom. Reeds het Joodse Oude Testament probeert de godinnencultus af te schaffen, de ijverzuchtige Jahweh duldt geen god of godin naast zich. Toen na de opkomst van het christendom De Moeder Gods behoorlijk in de devotionele aandacht kwam en zelfs Middelares van Alle Genade werd genoemd, greep de Heere Heere in bij monde van zijn ijverige reformatoren. Na 1500 viel Maria uit de gratie. Godinnen en alles wat zij aan warmte, zorg en emotionele beleving meebrengen zijn de Heere Heere een gruwel. God wordt gewoonlijk een nogal strenge vader voor wie de kinderen een beetje bang zijn. Vaders wil is wet en de man hoofd van het huisgezin!
Dan is het ook consequent om na eeuwen alsnog die delen uit de Bijbel te verwijderen als apocriefe boeken, waarin poëtisch beschreven wordt hoe Vrouwe Wijsheid, Sophia, van den beginne God bij de schepping terzijde heeft gestaan. Zij, Sophia, Wijsheid is in die boeken bijna identiek aan de voedende en broedende Geest die boven de aarde zweefde. Met dat soort poëtische filosofie raak je maar op het hellende vlak, aldus veel traditioneel reformatorische theologen. Voor poëzie en verbeelding is een fundamentalist doodsbang! Tegen angst maar ook tegen een zich overschattende rationaliteit is de waarde van de beleving en verbeelding weerloos.
In de wetenschappelijke studie van religies gaat men ervan uit dat de wijze waarop de godenwereld wordt beschreven een afspiegeling is van de menselijke samenleving waarin die godenwereld is ontstaan. En als mensen het dan toch niet kunnen laten in antropomorfe beelden over God of over het alomvattende Mysterie te spreken, waarom dan niet ook met beelden die cultuurpsychologisch met het vrouwelijke/moederlijke worden geassocieerd? Daarom kon de psychiater Gustav Jung ook, zonder zelf persé gelovig te zijn, verklaren dat het uit cultuurpsychische hygiëne te begroeten was dat paus Pius XII in 1950 het dogma van Maria’s opname in de hemel afkondigde. Ze was immers als Vrouwe Wijsheid vanaf den beginne al Gods metgezel, de Zetel der Wijsheid, Sedes Sapientae. Als zodanig is zij in de katholieke traditie opgenomen, zij het in beperkte wijze. Als Moeder van Jezus mocht zij voor de gelovigen waardevol zijn, als vrouw golden voor haar stevige beperkingen.
Zoeken we verder op de lijn Maria als Zetel der Wijsheid. We zitten vaak vastgeroest aan traditionele vertalingen van de Bijbel, zoals bijvoorbeeld dat “in den beginne God hemel en aarde schiep”. Duitse vertalingen spreken van “am Anfang”, alsof het een beginpunt in de reeks van de tijd, een kwestie van chronologie is. Ga je terug in de tijd dan kom je vanzelf bij een scheppergod uit. Maar dan krijg je problemen met de theorie van de oerknal of welke andere evolutietheorie dan ook. Andere vertalingen echter spreken van “In beginsel schiep...”, als een soort principe dus, In Principio, een geheel andere benadering van mens en universum. Aan de basis van een proces staan kan iets anders betekenen dan als eerste in een reeks van oorzaak en gevolg dat proces in beweging gezet te hebben.
Enkele teksten uit het boek Wijsheid waarin spreuken staan die aan koning Salomon worden toegedicht:
“De Heer heeft mij vóór al het andere verworven,
toen hij zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij.
Ik ben in het begin/als beginsel gemaakt, nog voor alles er was, nog voor de aarde vorm kreeg”. (Spreuken 8: 23…)
“Ik was zijn lieveling, een bron van vreugde, elke dag opnieuw.
Ik was altijd verheugd in zijn aanwezigheid, vond vreugde in zijn gehele aarde en was blij met alle mensen”.
“Zij is de weerschijn van het eeuwige licht, de volstrekt heldere spiegel van Gods kracht, het beeld zijn zijn volkomenheid”.
“Zij is mooier dan de zon en overtreft ieder sterrenbeeld. Ze is stralender dan het licht”.
“Machtig ontvouwt ze haar kracht van het het ene tot het andere uiterste en doorgloeit alles vol goedheid”.(Boek Wijsheid 7: 22 e.v.)
Kortom: Deze god is gewoon knetter verliefd op zijn partner. Hij kan niet zonder haar, zij is ronduit prachtig en samen broeden ze het uitdijend universum uit, geven het de warmte van hun adem en gaan in op de behoefte aan geborgenheid.
De ratio beseft dat het om beelden en verbeelding gaat. Maar zij kan ook beseffen dat elke cultuur en ieder samenleven verstikt zonder hen.
Ter afsluiting zing ik het gregoriaanse antifoon “O Sapientia”, waarin geschreven wordt dat de Wijsheid in beginsel uit de mond van de Allerhoogste voortkomt en de gehele aarde vanaf het ene tot het andere uiteinde vervult met haar milde beschikking. Kom om ons de weg van de prudentie te onderwijzen.