Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Wij zijn afhankelijk van de werkelijkheid om ons heen. In de vrijzinnige religiositeit wordt dat aanvaard.
Dat nodigt uit tot reflectie over onszelf en de wereld om ons heen. Een vrijzinnig religieus mens vertrouwt zich aan die reflectie toe in de wetenschap dat dat hem het middel verschaft om zich staande te houden in een wereld die hem overstijgt. En dat is de belangrijkste vrucht van onze vrije religie. Een religie die zich ontworstelt aan geloofsvoorstellingen die ons tegenhouden in plaats van ons vooruit te helpen
Volledige tekst overdenking (blijf niet staren)
Het is 19 maart 2017, we hebben de verkiezingen van 15 maart achter de rug en we kunnen de draad weer oppakken na een eindeloze hoeveelheid televisie-uitzendingen waarin politici de degens met elkaar moesten kruisen voor het front van het publiek. Er leek geen einde aan te komen en ik had af en toe wel een beetje medelijden met de heren en dames die avond aan avond hun politieke standpunten moesten uitdragen en verdedigen.
Wat me opviel bij de vraagstelling door de journalisten aan onze volksvertegenwoordigers was dat het heel vaak, te vaak, ging over wat de afgelopen vier jaar niet goed was gegaan, wat er niet was bereikt, welke beloften niet waren waargemaakt en hoe slecht het was gegaan met het dichten van de kloof tussen de burgers en hoe dat nou toch allemaal zo was gekomen. Tijdens het kijken naar die vraag-en-antwoord sessies kwam bij mij de tekst van Jesaja op. Blijf niet staren op wat vroeger was. Want dat was het, vond ik. Staren op wat de afgelopen vier jaar niet goed was gegaan. Waarom niet wat meer aandacht voor wat al die toekomstige beleidsmakers in de toekomst zouden nastreven, wat hun voornemens en plannen waren? Het kwam wel aan de orde, maar toch maar zeer mondjesmaat.
Terwijl het toch zo is dat onze tijd een tijd is van ontwikkelingen, ontwikkelingen waar we een antwoord op moeten vinden door nieuwe denkwegen in te slaan. Er is veel vraag naar denken out of the box, om het maar eens trendy te zeggen, maar je ziet er nog niet zoveel van. De problemen die gesignaleerd worden: ze worden maar al te vaak aangepakt met de bestaande, oude en vertrouwde methodes en er is niet veel fantasie voor nodig om te voorspellen dat dat niet gaat werken. Er is een omslag in het denken nodig en het kost grote groepen mensen moeite om die omslag te maken.
Een voorbeeld daarvan is de erfenis van het Darwinisme, dat alles altijd moet groeien. Wat niet groeit, zal op den duur verdwijnen. Dit wordt door enorme aantallen mensen als een vanzelfsprekend principe aanvaard, maar de vraag of dit ook zo is, wordt eigenlijk niet indringend genoeg gesteld. Terwijl we toch heel erg worstelen met de gevolgen van het in den brede aangehangen groeimodel. Want dat groeimodel vraagt om steeds meer productie van steeds meer goederen voor steeds meer mensen en dat ook tegen de laagst mogelijke prijs. En om dat allemaal te verwezenlijken is geen boom of bos nog veilig tegen houtkap.
Miljoenen met zintuigen begiftigde levende wezens, runderen, varkens, paarden, sinds duizenden jaren huisdieren van de mens, ze zijn onder invloed van het groeimodel alleen nog maar handelswaar: en masse gevangengehouden producenten van slachtvlees.
En de mens? De werkende mens? Ook hij moet zo efficiënt en goedkoop mogelijk worden ingezet en het resultaat daarvan is een vorm van ontmenselijking. Achter de productiecijfers verdwijnt de mens, wordt hij gereduceerd tot een getal als onderdeel van de kostprijs van een goed of een dienst.
In steeds bredere kring wordt hier kritisch naar gekeken en er zijn signalen dat vooral de generaties na ons op een andere manier willen omgaan met de hulpbronnen kapitaal en arbeid dan wij tot dusverre hebben gedaan. We leven in tijden van verandering, al is nog niet duidelijk hoe die veranderingen zullen uitpakken.
En met die veranderingen gaan mensen verschillend om. Er zijn mensen die er niets van willen weten. Ze verdedigen het verleden met hand en tand. Terug naar de waarheden van vroeger. De nieuwe generatie begrijpt er nu nog niets van, maar ze zullen wel aan de weet komen dat het vroeger veel beter was dan ze denken. Als ze maar wilden luisteren!
Het is de groep van de nostalgische denkers die terugverlangen naar een geïdealiseerd verleden. Zelf voel ik me in dit soort groepen niet huis. Het heeft naar mijn idee geen zin om te willen leven in een verleden dat niet meer terugkomt. De wereld van nu wordt de wereld van vroeger niet meer, het is een gegeven waar je niets tegen kunt ondernemen.
Mijn houding is er een van belangstelling. Natuurlijk vinden er in onze leefwereld dingen plaats waar ik hoofdschuddend naar kijk. Maar ik trek er niet de conclusie uit dat ik met die wereld niks te maken wil hebben en ik me dus maar moet opsluiten in wat mij van oudsher vertrouwd is en mij een veilig gevoel geeft. Dat brengt je niet verder en dat verdiept je inzichten niet. Het is veel vruchtbaarder om een houding aan te nemen van: zij, degenen die het zo anders doen dan ik gewend ben, zij zien kennelijk iets dat ik niet zie. Vanuit die houding verschans je je niet in de wereld van jezelf en kun je er misschien achter komen wat die andere mensen die het allemaal zo anders doen, nu werkelijk bezielt. Dit lijkt me de houding die bij vrijzinnigheid past en dat brengt mij op de staat van de religie in ons tijdsgewricht.
Als vrijzinnigen voelen we de religieuze veranderingen heel scherp. We zien dat de belangstelling voor de vrijzinnige religie tanende is en we zijn er heel druk mee bezig om te ontdekken hoe we hiermee zouden kunnen omgaan. We voelen wel dat de oude geloofsvoorstellingen niet meer werken, maar een nieuwe weg tekent zich nog niet scherp af, ook in de vrijzinnigheid tref je nog veel mensen aan die blijven staren op wat vroeger was en je hoeft geen geleerde te zijn om tot de conclusie te komen dat je het daarmee niet zult volhouden.
Wat dan wel? Hoe moeten we in deze situatie “out of the box” denken? Je kunt niet alles weggooien en dan maar doen of je daarmee vernieuwend bezig bent. Je kunt ook niet doen alsof het verdwijnen van vrijzinnigheid in de natuurlijke orde der dingen ligt en dus goed, want dan doe je afstand van wat je dierbaar is: in gemeenschap met anderen steeds weer ontdekken hoe je de weerbarstige wereld waarin je leeft, kunt hanteren.
Ik ben zelf al mijn hele leven op zoek naar de vraag: wat is religie nu eigenlijk? De vraag hield mij zozeer bezig dat ik theologie ging studeren in de verwachting dat ik op die vraag een antwoord zou krijgen. Maar het antwoord bleef uit, wat ik leerde, dat waren de geloofsvoorstellingen van grote en geleerde andere theologen. Maar het bracht me niet verder, steeds bleef in mij een stemmetje dat zei: het is allemaal prachtig verwoord en het is soms van een wonderbare en hoogverheven geleerdheid, maar het is toch niet wat me echt aanspreekt. En daarop voortbordurend, op deze kwellingen des geestes zoals het zo treffend in het boek Prediker is verwoord, kwam ik tot de conclusie: het gaat niet om wat we ons voorstellen bij God, Jezus, de Heilige Geest of de schepping, het gaat om wat wij in ons bestaan ervaren, om wat ons daarin aanspreekt.
De vraag wat religie is, is een verkeerde vraag, want religie is er zodra je je aangesproken voelt door wat er in je eigen persoonlijke gevoelswereld gebeurt. Onbenoembaar, niet in woorden uit te drukken, maar o zo sterk aanwezig.
Daar moet ik even bij stilstaan, want een beetje uitleg lijkt me wel noodzakelijk. Ik had het over onze gevoelswereld, ons gevoel. Ons gevoel maakt ons attent op de ongewisheid van het bestaan. Je wil alles het liefst in de hand hebben, maar dat is niet zo. Je kunt het voor elkaar hebben, in je werk, in je relaties, maar steeds pakt het toch weer net even anders uit dan je had verwacht. Er hangt iets van ongewisheid om ons leven en dat besef is altijd bij je, hoe zeer je het ook verdringt of overschreeuwt. De werkelijkheid om je heen, die heb je niet in de hand.
Dat geldt niet alleen voor vroeger, in tijden dat watersnood onontkoombaar was, huizen niet tegen stormen bestand waren en mensen ten prooi vielen aan allerlei akelige ziekten. De antieke mens was een speelbal van de natuur, overgeleverd aan de elementen. Vandaag is dat in veel mindere mate het geval. Maar fundamenteel is er niet zoveel veranderd. Als je jong bent en wat wilt, leef je in de idee dat de wereld er is om veroverd te worden. Maar hoe intenser je daarnaar leeft, hoe duidelijker komt ook af en toe de keerzijde tevoorschijn. Je leeft je leven, maar het leven doet ook wat terug. Eigenlijk is het leven een ander woord voor een macht waar je niet tegenop kan. Van heel simpele dingen tot de meest zware ervaringen. Een onderneming zien mislukken, onder ogen moeten zien dat je huwelijk op de klippen loopt, maar ook: je kind verliezen, afscheid moeten nemen van een dierbare die een ongeneeslijke ziekte oploopt.
En daarnaast ook de goede dingen die we vaak vergeten, de dingen die je vreugde brengen. Dat alles, de vreugde en het verdriet, het zijn elementen van wat we het leven noemen en we kunnen het niet tot in de kleinste details regisseren, het overkomt ons. En dat, dat leven, die macht die ons overstijgt, dat is de bron van religie. Niet voor niets is in de vrijzinnigheid vaak te horen dat de verwondering over het bestaan eigenlijk de grondslag is van onze religiositeit. Er is in wezen geen verschil tussen de religieuze wereld en de werkelijke wereld.
Dus: de gewone werkelijkheid waarin wij leven is de bron van onze religie. Het gewone mensenleven verschaft ons de ervaringen die wij soms als buitengewoon in ons binnenste voelen, maar de ervaringen zelf komen van buiten. Het doodsbericht over een vriend in de krant, het afscheid van een stervende dierbare, het maakt in je los wat je niet kunt beschrijven, het zijn oerervaringen van het leven.
Wij zijn afhankelijk van de werkelijkheid om ons heen. In de vrijzinnige religiositeit wordt dat aanvaard, een eerste stap op de weg naar verzoening met die werkelijkheid. Omdat je weet dat je opgenomen bent in een groter geheel, als een druppel in de oceaan. Deel en bestaansvoorwaarde van de oceaan tegelijkertijd.
Dat nodigt uit tot reflectie over onszelf en de wereld om ons heen. Een vrijzinnig religieus mens vertrouwt zich aan die reflectie toe in de wetenschap dat dat hem het middel verschaft om zich staande te houden in een wereld die hem overstijgt. En dat is de belangrijkste vrucht van onze vrije religie. Een religie die zich ontworstelt aan geloofsvoorstellingen die ons tegenhouden in plaats van ons vooruit te helpen.