Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Wat nu op wereldschaal gebeurt staat in geen verhouding tot de mogelijkheden die wij als eenling hebben om er iets aan te doen. In zo'n situatie kun je niets anders doen dan blijven vertrouwen op de inzichten en beslissingen van degenen die wij als onze leiders gekozen hebben in de hoop dat zij het juiste zullen doen. Zij zullen moeten doen wat wij zelf niet kunnen. En later zal moeten blijken of zij hun netten aan de goede of de verkeerde kant hebben uitgeworpen
Volledige tekst
Bijbeltekst: Johannes 21: 1-11
We zijn al heel wat jaren onderweg als vrijzinnig gelovigen. Het is niet bij zoveel mensen buiten onze kring bekend, maar we hebben in die afgelopen jaren op het gebied van onze geloofsovertuigingen echt veel ontwikkelingen doorgemaakt. De bijbel zijn we als uitgangspunt voor onze bespiegelingen blijven hanteren, maar de manier waarop wij dat nu doen en bij voorbeeld dertig of twintig jaar geleden, daar zitten enorme verschillen tussen.
Ooit was de bijbel het woord van God, onaantastbaar en niet vatbaar voor twijfels. Daar hadden wij als vrijzinnigen al heel vroeg onze twijfels bij, maar de vraag die daarop volgde was: als je twijfelt en niet meer voor waar kunt aannemen wat je jarenlang is verteld, wat geloof je dan wel en hoe breng je dat onder woorden? Hoe kun je je geloof verenigen met alles wat de wetenschap je heeft bijgebracht, hoe kun je, met andere woorden de waarheden van de bijbel in harmonie brengen met wat je verstand kan accepteren?
Ik denk dat we er als vrijzinnigen in geslaagd zijn om dat te doen. We hebben al doende ontdekt dat we de bijbel tekort doen als we de teksten daarin letterlijk nemen. Dat dat obstakels vormt om de strekking en de geest van die verhalen te achterhalen en op hun waarde te leren kennen. Want we ontdekten dat de bijbel spreekt in beelden, niet in historische verslagen.
Als Jezus over het water loopt, dan is dat geen beschrijving van een goddelijk mens dat spot met de wetten van de zwaartekracht. Het water is een beeld van de donkere kanten van onze ziel, waardoor wij niet tot de zuiverheid en het geestelijke evenwicht kunnen komen dat nodig is voor het betreden van het koninkrijk des hemels. Maar als verteld wordt dat Jezus over dat water kan lopen, dan wordt daarmee gezegd dat hij die kwade kanten van de ziel onder controle heeft omdat hij in zijn geest de zuiverheid en het evenwicht heeft bereikt waardoor het koninkrijk geen geheimen meer voor hem heeft. Hij voert God steeds als zijn vader ten tonele en ook dat is een beeld. De vader staat voor levengever, de bron van alle zijn en de Christus uit de Evangeliën is met die bron van zijn zo vertrouwd dat hij er als het ware mee samenvalt.
We zijn op die manier blijven zoeken naar de bedoelingen van die verhalen en we zijn er heel ver mee gekomen. Want gaandeweg ontdekten we dat de bijbel en dan vooral het NT, niet geschreven is om een kerk te stichten, maar een bron van inzicht is. Het is een bron van inzicht in de essentiële problemen van de mensheid en het wil ons attent maken op de noden van onze ziel. Het is geen boek alleen voor christenen, het is een boek voor iedereen en het is niet geschreven om een godsdienst te stichten, maar om de wereld te veranderen.
Zo is ons geloof al denkende en werkende weg tot wasdom gekomen en met dit geloof kunnen we verder. Want het is een geloof dat op geen enkele manier op gespannen voet staat met de werkelijkheid van de wereld ons heen en dat ons niet verstikt in morele geboden die ons leven tot een benauwende gevangenis maken. Wat in de Evangeliën staat is dat ieder mens de vrijheid heeft om te maken van zijn leven wat hij wil en dat dat mogelijk is als hij luistert naar de boodschap die de Christus in dat Evangelie hem brengt.
In de geschiedenis van het christendom is religie vaak een aansporing geweest om negatief te doen over de aardse geneugten van het leven. Deugd werd opgevat als het zich onthouden van de genietingen die voor een mens voorhanden zijn. En er zijn ook nu nog heel veel mensen die sensualiteit en spiritualiteit als elkaars tegengestelden zien. Zij denken dat die elkaar uitsluiten. Je bent in die gedachtegang óf asceet óf hedonist.
Maar de Evangelisten kiezen het midden tussen deze twee uitersten. Jezus is zowel aards als verheven. Het past om erop te wijzen dat eten en drinken in gezelschap niet iets was waar Jezus zich van af keerde. Beschreven wordt dat hij eet en drinkt met zijn vrienden en dat hij ervan geniet. En waarom ook niet? Voedsel is niet alleen maar een chemisch proces dat het lichaam in leven houdt, het is ook voedsel voor de ziel. Waarom zouden wij anders feestelijk met vrienden of familie dineren, lunchen met iemand waar wij graag mee omgaan en romantisch dineren met een geliefde in een bijzonder restaurant? Voedsel, gezamenlijk eten, is een onderdeel van het spirituele leven en het voorziet in een behoefte aan meer dan aan overleven.
In het verhaal van de 153 vissen dat ik las, schenkt Jezus aandacht aan het verzorgen van de maaltijd voor zijn vrienden. Hij speelt hier de rol van kok, hij bereidt de vis en verhit het brood op het vuur. Het gesprek gaat niet over hoog en wonderbaar verheven dingen, maar over vissen en eten.
De leerlingen waren aan het vissen met het net aan de verkeerde kant van de boot. Dit moet je natuurlijk niet letterlijk opvatten, je moet het zien als een beschrijving van mensen die het juiste doen, maar op de verkeerde manier of op de verkeerde plek. Jezus wijst hen erop hoe het wel moet en ze worden overspoeld met vis. De verwijzing naar het koninkrijk des hemels is voor de hand liggend. Elk ding, hoe gewoon ook, dat je met aandacht voor het diepere dat onder alles ligt doet, levert veel meer op dan het gewone, het geeft een buitengewone opbrengst. Als je je maar realiseert dat je het net niet altijd aan de gebruikelijke kant van het schip hoeft uit te gooien., maar dat het ook anders kan.
Dan volgt er nog een merkwaardige vermelding. De mannen vingen 153 vissen. Wat zou dat kunnen betekenen? Het lijkt nogal vreemd om de vissen te tellen als het net ervan uitpuilt. Zoiets doe je gewoon niet. Het kan niet anders of hier is sprake van getallen- symboliek. Als je van het getal 153 de getallen 1, 5 en 3 bij elkaar optelt, dan krijg je het getal 9. 153 is deelbaar door 9. Doe je dat, dan krijg je het getal 17 en 17 is de getalswaarde van de Hebreeuwse letters JHWH, Jahweh, het woord voor God. God als bron van alle zijn, het getal 153 verwijst symbolisch naar de totaliteit van dat zijn dat alles omvat. Ik ben altijd wat terughoudend als het gaat om de m gelijke betekenis van getallen, maar dat is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat getallen voor ons moderne mensen niet de mystieke kracht hebben die zij voor de antieke mens wel hadden. Als in een oude vertelling getallen opduiken, dan heeft dat een betekenis die ons moderne mensen veelal ontgaat.
Wij zijn vertrouwd geraakt met het leidende principe dat onder alle verhalen van het Evangelie ligt: met liefde en vriendschap kunnen we onszelf en de anderen om ons heen veranderen. Wij zullen dat graag beamen, maar hoe moet je dat duiden in het aangezicht van alle onrecht dat op de wereld steeds weer gaande is?
Via de media weten we wat er gaande is in het Midden-Oosten, het gebied dat door historici gezien wordt als de bakermat van onze westerse beschaving. Juist daar, in Syrië, Irak en Koerdistan zijn verschrikkelijke dingen gaande. In naam van Allah bedrijven fanatieke islamisten tal van misdrijven tegen de menselijkheid en de westerse wereld voelt zich moreel zo aangesproken door al dit leed, dat ons land en andere landen besloten hebben om gewapenderhand op te treden tegen deze terreur.
Hoe kun je onze reactie, uitoefening van geweld, rijmen met de evangelische boodschap van liefde en vriendschap is? Geweld als middel tot een doel, we hadden het afgezworen omdat we het gebruik van geweld als inhumaan beschouwen. Maar hoe kun je werkeloos blijven toezien als duizenden weerloze mensen vernietigd worden door een misdadig regime dat zich niet ontziet om zijn religieuze gelijk te drenken in het bloed van iedereen die hun overtuigingen niet wenst te aanvaarden?
Kunnen we wel iets anders dan daarop te reageren met geweld? Het zijn moeilijke vragen en de antwoorden verschillen van geval tot geval, maar ik denk dat die vragen zich niet goed laten beantwoorden door na te gaan wat het Evangelie in zo'n geval zou voorschrijven. Want datzelfde Evangelie spoort ons aan om steeds te handelen naar wat ons eigen hart ons ingeeft en ons niet te laten leiden door voorschriften van buitenaf. En ik moet eerlijk zeggen: mijn hart zegt tegen mij: je kan niet werkeloos blijven toezien hoe een groep fanatici alle menselijke waarden met voeten treedt.
Laten we het zo zuiver mogelijk proberen te zien. Juist door de enorme schaal waarop het kwaad zich nu manifesteert, hebben we het in handen gelegd van degenen die er misschien, heel misschien iets tegen zouden kunnen ondernemen; onze regering en de regeringen van andere beschaafde landen als Amerika en leden van de Europese Unie.
Zij treden namens ons op en zij doen dat omdat wij hun daartoe het mandaat hebben gegeven. Hun taak is van een geheel andere orde dan de taak die op ons rust om te werken aan de zuiverheid van onze ziel. De lessen van het Evangelie hebben geen betrekking op het internationale speelveld tussen staten onderling. Het is de taak van die staten om het leed in te dammen en de nood van de weerlozen te lenigen en als dat alleen door geweld kan, dan moet je jezelf de vraag stellen: zou je, als je je hart volgt (iets waartoe het Evangelie ons bij herhaling oproept) gelaten blijven toezien als je medemens onmenselijk wordt behandeld?
Wat nu op wereldschaal gebeurt staat in geen verhouding tot de mogelijkheden die wij individueel hebben om er iets aan te doen. In zo'n situatie kun je niets anders doen dan blijven vertrouwen op de inzichten en beslissingen van degenen die wij als onze leiders gekozen hebben in de hoop dat zij het juiste zullen doen. Zij zullen moeten doen wat wij zelf niet kunnen. En later zal moeten blijken of zij hun netten aan de goede of de verkeerde kant hebben uitgeworpen. In ieder geval: wij kunnen het niet. Omdat niemand als eenling, zeker in het Evangelie niet, tot het onmogelijke wordt verplicht.