Walkartgemeenschap Zeist, Kerkweg 19-23, 3701 Zeist
Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Het Evangelie gaat voorbij aan de leiders van deze wereld, zij heeft het oog op de individuele mens. Het hervinden van innerlijke kracht in een mens is het thema van de leringen van Jezus. Het koninkrijk van God zit in ieder mens persoonlijk en het gaat erom dat die mens dat ziet en daar niet blind voor is. Zou het zo zijn dat alle mensen op deze wereld ontvankelijk zijn voor deze boodschap, dan is dat een recept voor en betere wereld dan de bestaande.
Overdenking
Het is vandaag 18 mei 2025. Eergisteren hielden de Remonstranten hun landelijke remonstranten dag onder de titel 'geloven in barre tijden'. En inderdaad, het zijn barre tijden. Buiten ons land zijn verwoestende oorlogen gaande, in een land als Amerika, ooit een van de belangrijkste democratieën van het vrije Westen, ontstaat een autocratisch regime dat de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en het gezag van een onafhankelijke rechterlijke macht van regeringswege wil beknotten. Onze eigen democratie wordt ondermijnd door een overheid die het liefst via noodwetten wil regeren, we gaan gebukt onder de overmacht van technologische bedrijven, we hebben te maken met uitblijvende maatregelen om de klimaatverandering te beteugelen, er zijn geen woningen genoeg, het gaat niet goed met het onderwijs en de gezondheidszorg, al deze dingen bij elkaar roepen soms woede, agressie of argwaan op, maar veel mensen verzuchten dat de wereld nu eenmaal onveranderlijk is. Het is wat het is, zeggen ze dan, maar je vraagt je af wat hiermee bedoeld wordt. Als je ermee bedoelt dat er toch geen verandering mogelijk is, dan is dat eigenlijk een pleidooi voor nietsdoen, een soort gelatenheid die zich neerlegt bij de stand van zaken en alles maar zijn loop laat gaan.
Zo willen wij er niet in staan. Wij zijn denkende wezens en dat denken heeft ons in het verleden al veel gebracht. Het heeft technische vooruitgang gebracht, kennis van de natuur, inzicht in scheikundige processen die ons leven vergemakkelijken. Ons denken heeft ons geleerd om de rollende donder niet als een boze god te zien, maar als een natuurkundig fenomeen. Om het donkere bos en de zee niet te zien als een verzamelplaats van monsters en schrikwekkende wezens, maar gewoon als wat ze zijn: een donker bos en een uitgestrekte zee. Ons wetenschappelijk denken heeft geholpen om het aderlaten los te laten en kwakzalverij een halt toe te roepen. Om epilepsie niet te zien als het domein van een boze geest en ziekte niet in verband te brengen met ongrijpbare zonde en bijbehorende straf. Wij hebben ons van veel onwetendheid kunnen bevrijden.
Maar al dat weten en verklaren van alle biologische en natuurkundige processen geeft nog niet de garantie dat wij met wijsheid gebruik maken van alle verworven inzichten. De mens mag dan een denkend wezen zijn, dat denken moet ook dienstbaar zijn aan het verwerven van inzicht over de aard van de mens en de verbeeldingskracht die nodig is om de mens de band tussen het dagelijks waarneembare en al het andere niet waarneembare tussen hemel en aarde te scheppen en in stand te houden. Wij zijn in onze tijden in grote mate losgezongen van die band en de stand van onze kennis van de dingen is niet in staat gebleken om die band te herstellen. De verbeelding is niet meer aan de macht.
In atheïstische kringen kom je soms een tekst tegen als: God bestaat niet, maak je dus niet druk en geniet van het leven. Het is een wat wonderlijke tegenstelling die hier verwoord wordt, want volgens die tegenstelling kun je niet van het leven genieten als God bestaat. Onnodig te zeggen dat dit naar mijn mening kant noch wal raakt en alleen maar een onderstreping is van het gebrek aan logica waar atheïsten vaak last van hebben. Voor hen is de wetenschap het alles verklarende model geworden voor wie wij zijn, voor wat we denken, vinden en voelen.
Maar er is meer dan wetenschap en hier raken we aan de betekenis van de Bijbelse verhalen. Want in de Bijbel gaat het er niet om hoe de mens zijn wereld en alles wat daarin gebeurt, verklaart. Het gaat er veel meer om wat wijsheid is, wat verbeeldingskracht vermag in een wereld waarin men geen greep meer op de werkelijkheid lijkt te kunnen krijgen. Die elementen worden ons aangereikt in de Evangeliën, maar we zijn horende doof en ziende blind geworden voor de betekenis van de boodschap die ze bevatten. Voor mij wordt dit heel nadrukkelijk onderstreept in de genezing van de blindgeborene in Marcus 8: 22-26.
In Marcus 8:18, dat voorafgaat aan de genezing van de blinde, zegt Jezus tegen zijn leerlingen: jullie hebben ogen, maar zien niet. Jullie hebben oren, maar horen niet.
Met andere woorden: wat wij zien is niet een kwestie van onze ogen, maar van ons hart en het gaat in eerste instantie niet om de feiten, maar om de betekenis en de zin ervan. Voor het waarnemen van de betekenis van bepaalde gebeurtenissen maakt een zeker soort angst ons letterlijk blind en alleen in een houding van vertrouwen gaan de dingen en de mensen die ons omgeven open in hun ware betekenis en zin.
De manier waarop wij de wereld zien hangt niet af van de wereld als zodanig, maar dat wordt bepaald door de mensen die ons de wereld laten zien. Dit is diepgaand beschreven in de filosofie van Jean Paul Sartre. Die filosofie wil zeggen dat je als mens altijd wordt bepaald door de relatie die je met een ander mens hebt. Die andere mens legt jou vast en hij maakt, als je niet oppast, een ding van je. Het oordeel van de ander neem je altijd mee in de manier waarop je over jezelf denkt. En als dat oordeel bepalend wordt voor wie je bent, als je je uitlevert aan het oordeel van de ander, dan mis je de vrijheid om verantwoordelijkheid te nemen voor je bestaan. Wij zijn - naar het woord van Paulus - geroepen om vrij te zijn. Die vrijheid moeten we dus niet misbruiken.
Hoe mensen naar elkaar kijken, vindt plaats door middel van hun ogen. Met die ogen meten zij elkaar wederzijds, plaatsen zij de ander in de groep waartoe ze behoren en kennen zij hem de rangpositie in die groep toe. Als iemand de ervaring heeft dat hij bij iedere ontmoeting met de ander op pijnlijke wijze wordt herinnerd aan zijn eigen onaanzienlijkheid, zo iemand zal uiteindelijk alleen nog de wens hebben om alle mensen zo ver mogelijk uit zijn gezichtsveld te verbannen. Zoals een kind zijn ogen dichtdoet om op een magische manier iemand te laten verdwijnen, zo schijnt deze blinde in Bethsaïda alle mensen met zijn blindheid weg te willen maken uit zijn beleving.
Vanuit deze achtergrond kunnen we de verdere details van dit wonderverhaal begrijpen. Jezus neemt de blinde met zich mee en leidt hem uit het dorp naar buiten. Dit lijkt zo op het eerste gezicht niet veel bijzonders, Jezus deed hetzelfde met de genezing van de doofstomme. Die leidde hij terzijde van de menigte. Hier, in dit verhaal over de genezing van de blinde, verricht Jezus in feite dezelfde handeling. Hij voert de blinde naar een plek waar hij zich onbedreigd kan voelen, waar hij afstand tot andere mensen kan bewaren.
Het doel hiervan laat zich raden: alleen iemand die in staat is om ten opzichte van andere mensen voldoende veilige afstand te bewaren, kan met andere mensen samenleven en alleen wie het zich kan veroorloven om bewust van anderen weg te gaan, hoeft voor hen niet voortdurend de ogen te sluiten. De blinde moet allereerst worden bevrijd van het gevoel door ieders ogen te worden gefixeerd en gecontroleerd; zolang dat gevoel blijft bestaan, zolang de blinde naar zijn eigen beleven door anderen wordt aangestaard, zolang zal hij zelf ook de ogen niet open kunnen doen.
Het gevoel van veiligheid dat de blindheid de zieke symbolisch moest geven, moet eerst in de werkelijkheid mogelijk worden gemaakt en precies dat doet Jezus door de blinde naar een plaats buiten het dorp te brengen waar niemand hem meer aankijkt. Het is echt alsof Jezus de blinde naar een gebied van geborgenheid terug wilde brengen en het strelen en bestrijken van de ogen heeft blijkbaar de bedoeling om zo’n vertrouwen, zo'n gevoel van veiligheid te geven dat het niet erg meer is om bekeken te worden en andere mensen in de ogen te moeten kijken.
Maar het kost tijd voordat iemand na jaren van blindheid weer leert om de wereld op de juiste manier te zien. Vandaar de vraag zie je iets?
Die vraag zal niet direct bevestigend worden beantwoord, want het zien van de ander moet langzamerhand helderder worden.
Eerst moet de angst plaats maken voor een dieper vertrouwen. Dat de blinde in dit verhaal de mensen aanvankelijk als bomen ziet, kan een diepere psychologische betekenis hebben. Als de mensen inderdaad eerst als bomen waren, dan zouden ze nooit een gevaar kunnen opleveren, ook niet in de gedachten van de blinde. Bomen zijn een symbool van het vrouwelijk-moederlijke en dat symbool verwijst naar beschutting, vastheid en toevlucht. Het zijn deze aspecten waar de blinde, die aarzelend zijn blikveld op anderen herwint, behoefte aan heeft.
Zoals wel vaker bij Marcus is ook hier sprake van de weigering van Jezus om het publiek wereldkundig te maken van het wonder dat heeft plaatsgevonden. Hij zegt tegen de genezene dat hij het dorp niet moet ingaan, maar dat hij naar huis moet gaan. In de klassieke bijbel uitleg wordt vaak betoogd dat de evangelist met dit zwijggebod en deze vermijding van de openbaarheid een verklaring heeft willen geven voor het raadselachtige optreden van Jezus in het vervolg van zijn geschiedenis, zijn proces voor het Sanhedrin en zijn uiteindelijke dood aan het kruis.
Maar het is aannemelijker en minder gekunsteld om de geheimhouding van de wonderen van Jezus te verklaren uit de ziektegeschiedenis van de patiënt. Als die naar huis gaat en daar veilig en zonder angst kan verkeren in de huiselijkheid en vertrouwdheid van zijn familiekring, geeft hem dat de rust om zich uiteindelijk weer onder de mensen te kunnen begeven.
Aan het begin van deze overdenking memoreerde ik de problemen die wij en de wereld om ons heen en in ons eigen land tegenkomen. In een democratie moet er een balans zijn tussen de machthebbers en de burger. Die balans is weg. Individuele burgers trekken bij geschillen met de overheid meestal aan het kortste eind. De mogelijkheid om invloed uit te oefenen is zeer ongelijk verdeeld, spelers als banken en multinationals zijn daarbij in het voordeel. De regering kan een heel ambtelijk apparaat inzetten, terwijl onze volksvertegenwoordigers vaak achter de feiten aan lopen. Er is veel behoefte aan verbetering, want onze democratie vertoont rafelrandjes.
Je zou op het eerste gezicht de vraag kunnen stellen wat het verband is tussen deze gelijkenis en de barre tijden waarin wij verkeren en de gelijkenis van de genezen blinde. Het Evangelie geeft immers geen handreikingen voor het hanteren en oplossen van alle ongerechtigheid in deze wereld, met name niet als deze ongerechtigheid in internationaal verband op het conto van wereldleiders geschreven moet worden.
Maar het Evangelie gaat voorbij aan de leiders van deze wereld, zij heeft het oog op de individuele mens. Het hervinden van innerlijke kracht in een mens is het thema van de leringen van Jezus, het koninkrijk van God zit in ieder mens persoonlijk en het gaat erom dat die mens dat ziet en herkent. Zou het zo zijn dat alle mensen op deze wereld ontvankelijk zijn voor deze boodschap, dan is dat een recept voor en betere wereld dan de bestaande. En het verhaal van de genezen blinde is daar een illustratie van.
In het verhaal is sprake van een verstoring tussen wat de blinde waarneemt en wat hij voelt. Zijn balans tussen gevoel en verstand is beschadigd. Op het moment dat hij in aanraking kwam met de visie van Jezus op het innerlijke licht dat wij in ons dragen en waarvan wij ons bewust moeten zijn, werd die balans hersteld.
In de gelijkenis wordt gezegd: word ziende. De goede verstaander beseft: het gaat niet om letterlijk zien, maar om het zien van het licht. Dat licht maakt helder wat tussen mensen het uitgangspunt dient te zijn: als dragers van ons innerlijk licht is het onze opdracht om in alle opzichten een medemens voor de andere mensen om ons heen te zijn. Die opdracht is actueler dan ooit.