Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Als we moreel gefaald hebben kunnen we tegen onszelf zeggen: of ik rechtvaardig heb geleefd of niet, ik laat het even helemaal buiten beschouwing, het is duidelijk dat ik daarin tekort ben geschoten. Maar wat ik nu nog kan doen is onder ogen zien wat de mensen die voor mij staan nodig hebben en ik zal ze vragen wat hun schulden zijn en die schulden zal ik verminderen met de helft of meer. Niet omdat dat recht doet aan de moraal die mij is opgelegd, maar uit ruimhartigheid, uit goedheid, meer niet.
Overdenking (de onrechtvaardige rentmeester)
De gelijkenis van Jezus over de onrechtvaardige rentmeester is een van de lastigste uit het NT. De hooggeleerde schriftuitleggers die deze tekst van commentaar wilden voorzien, worstelen met dit verhaal over de schelmenstreken van een dubieuze figuur als de rentmeester omdat de gelijkenis de indruk wekt dat hier de spot wordt gedreven met de christelijke moraal. En de toevoegingen van Lukas vertroebelen de betekenis van de tekst meer dan dat ze die verheldert.
Wie in kleine dingen getrouw is geweest, worden grote dingen toevertrouwd. Dat is een goedbedoelde zienswijze. En wie in kleine dingen onrechtvaardig heeft gehandeld, zo iemand vertrouwt men grote dingen niet graag toe als het gaat om grote verantwoordelijkheden. Dat is natuurlijk zo, maar het sluit van geen kanten aan bij het verhaal dat vertelt van een man die er zowel in kleine dingen als in grote dingen de hand mee licht en die aanrommelt wat hij kan, alleen uit op eigen voordeel.
Deze gelijkenis is daarom zo lastig te doorgronden. Door Jezus wordt waarderend gesproken over die schurk, die rentmeester, die zich eerst in de nesten heeft gewerkt en vervolgens gewetenloos genoeg is om, tegen alle belangen van zijn meester in, de mensen aan zich te verplichten als donkere wolken zich boven hem gaan samenpakken. Hij wordt ontslagen, dat is wel zeker. Maar hij hoopt en vertrouwt dat hij tegen die tijd vrienden heeft gemaakt met de gelden die hem door zijn heer zijn toevertrouwd. Dat is toch werkelijk een schurkenstreek. Hoe is het mogelijk dat Jezus dit soort perfide gedrag met waardering vertelde?
Ik kwam een commentaar tegen van een theoloog die een mogelijke verklaring gaf. Hij had verondersteld dat voor bepaalde schulden rente werd berekend, voor olie wat meer dan voor graan. In zijn optiek had de onrechtvaardige rentmeester alleen de rente kwijgescholden. Het berekenen van rente was in het oude Israël niet geoorloofd en de rentmeester had dus niet onjuist gehandeld, hij had alleen de onwettige woeker geschrapt. Weliswaar tot nadeel van zijn meester, maar in het voordeel van hemzelf. Een interessante verklaring, maar wel een beetje ongeloofwaardig. De toehoorders - eenvoudige mensen uit de vissersstreken in Galilea - ga je niet door middel van een gelijkenis uitleggen wat de finesses zijn van het geldwezen. Nee, wat de man doet is oneerlijk.
En Jezus prijst hem, omdat hij het ene onrecht gladstrijkt met het andere. Dat is de onderliggende strekking van deze gelijkenis en het is niet gewaagd om te veronderstellen dat Jezus hiermee de bedoeling had om de theologen van zijn tijd te prikkelen met een ironisch verhaal over de realiteit: een laatste mogelijkheid die een mens ook ten dienste staat als hij de boel heeft verknald.
Het is ook denkbaar dat Jezus zich in de gelijkenis eigenlijk vereenzelvigde met de rentmeester die het verwijt kreeg dat hij onbezonnen was omgegaan met de fondsen die zijn heer hem had toevertrouwd. Want Jezus werd er ook van beschuldigd dat hij het erfgoed van de traditionele godsdienst van zijn tijd veronachtzaamde en het geestelijk erfgoed van zijn volksgenoten op die manier verkwanselde. Dit verwijt wordt op diverse plaatsen in het NT uitgesproken.
Het joodse volk onderscheidde zich van andere volken door de geboden die dat volk door God zelf waren geschonken. Wie zich ernaar richt en ze in acht neemt is voor God en de mensen rechtschapen en wandelt in de wegen van de Heer. Maar wie die geboden overtreedt wordt uitgestoten en gezien als een door God verworpen mens.
En Jezus maakt zich door zijn optreden en zijn woorden schuldig aan een lichtvaardige omgang met Gods woord zoals dat in de wet en de regels van zijn tijd tot uitdrukking was gebracht. Dat is een verwijt dat wij goed kunnen begrijpen als we ons voor ogen houden hoe belangrijk ook wij het vinden dat er wetten en regels zijn die we moeten naleven. Want we zijn ervan overtuigd dat het zonder die wetten en regels een chaos wordt.
Waar zouden wij blijven als alles maar geoorloofd was?
Jezus hanteert andere criteria dan wat de wet voorschrijft. Hij vraagt of we ons hart kunnen openstellen, of we de moed kunnen opbrengen menselijk en goed te zijn in de omgang met onszelf en met anderen. En het verwijt dat hem daarvoor werd gemaakt was dat hij op die manier wel erg lichtvaardig met gods geboden omging. Want als je de gelijkenis van de rentmeester ziet als een verdediging van Jezus van zijn eigen handelwijze, dan zegt hij in feite:
Stel, ik was een onrechtvaardige rentmeester en ik stond zozeer in het krijt bij mijn Heer dat het niet meer recht te breien was. Als ik in die situatie naar de wet moest handelen, dan kwam ik er beslisit niet meer uit. Ik zou iedereen moeten ontslaan. Wat bleef mij dan anders over dan uit pure vertwijfeling op hetzelfde spoor door te gaan en nog wat meer te verduisteren ten bate van ieder naar behoefte en van mijzelf in het bijzonder?
De gelijkenis stelt ook een vraag aan de luisteraars. Kunnen die allemaal zonder moeite hun schulden betalen? Zouden zij een rentmeester als die in het verhaal niet heel goed kunnen gebruiken die hun schuld vermindert naar gelang hun behoefte zonder dat iemand hun komt vertellen wat goed is en wat kwaad, wat hoort en wat niet hoort? Het is gemakkelijk praten over rechtvaardigheid zolang je er geen benul van hebt hoe hulpeloos mensen kunnen zijn. Vergeet niet dat ons in het Onze Vader wordt geleerd dat wij om vergeving van onze schulden vragen zoals wij onze schuldenaren vergeven. Dat is een logica die de morele regels buiten werking stelt, maar diepe menselijkheid mogelijk maakt.
Maar laten we nog maar eens bij het begin beginnen en ervan uitgaan dat alles wat hier gezegd wordt niet alleen op Jezus zelf, maar ook op onszelf betrekking heeft. Dan vraagt Jezus ons in dit verhaal om de balans van ons leven op te maken en onder ogen te zien hoe de rekening op grond daarvan voor ons zal worden opgemaakt. Volgens Jezus verkeren wij in dezelfde situatie als de rentmeester.
Wij zijn tekortgeschoten, om wat voor redenen ook, de een wegens zijn gemakzucht, een ander wegens hebzucht, weer een ander omdat hij zijn best niet genoeg heeft gedaan. Hoe dan ook en om het even waardoor, we zitten klem. Dit is de toestand waar het leven ons in kan brengen. En als we dan ons doen en laten langs de maatstaf van gerechtigheid leggen, dan kan het zo uitpakken dat we moeten erkennen dat we onze zaken niet naar behoren hebben beheerd, maar we dat ook niet kunnen herstellen. Het is een beroep op ons betere inzicht.
We kunnen geloven dat we het in het leven in het algemeen goed bedoeld hebben. Dat hoeft echter nog niet tot de conclusie te leiden dat dit ook altijd tot een goede uitkomst heeft geleid. Want hoe staat het eigenlijk met al die momenten waarop wij hebben gefaald. Wij hebben dikwijls te weinig tijd voor de mensen die ons nodig hebben, wij hebben vaak te weinig fantasie om op een andere manier te denken in situaties die ons als uitzichtloos voorkomen en niet zelden willen we gewoon niet meer, hebben we er genoeg van en zijn we uitgeput terwijl toch actie van ons werd verwacht.
Er zijn ook andere mensen betrokken bij de verwikkelingen in het leven. Wat moet en kan je doen als je je schuldig voelt en je iets niet hebt gewild en je toch niet in staat was er ook maar iets aan te doen of ook maar iets goed te maken? Vaak houden wij vol dat wij alleen verantwoordelijk zijn voor de schuld die wij willens en wetens op ons hebben geladen. Maar geldt dit ook voor de vrouw of de man die zijn of haar huwelijk ziet sneuvelen, voor de dochter van wie verwacht wordt dat zij haar moeder tot haar dood verzorgt en daar onder lijdt? Geldt dit ook voor de oude man in het verpleeghuis die tot het besef komt dat hij zijn kinderen van zich heeft vervreemd in plaats van ze aan zich te binden? Het leven kan vaak heel wreed zijn.
Onder de balans van ons leven staat de handtekening van ons karakter, van wat wij in feite zijn - en niet van wat wij hebben willen zijn. En het kan gebeuren dat wij aan het eind van onze dagen moeten erkennen dat wij niet alleen af en toe iets verkeerd hebben gedaan, maar wij op bepaalde beslissende momenten gefaald hebben. En als dat inzicht zich ontwikkelt, wat moeten we dan?
Dat is de vraag die Jezus hier in feite stelt. Als we verspeeld hebben wat ons was toevertrouwd, als we moeten toegeven dat we het soms heel anders en beter hadden kunnen doen, hoe moeten we daarmee omgaan? Het is die vraag waarop de gelijkenis ingaat. In de gelijkenis wordt ons voorgehouden dat er nog wel een laatste mogelijkheid is om in het reine met onszelf en onze medemensen te komen.
Die laatste mogelijkheid die we hebben is het maken van een groot gebaar en tegen onszelf te zeggen: of ik rechtvaardig heb geleefd of niet, ik laat het even helemaal buiten beschouwing, het is duidelijk dat ik daarin tekort ben geschoten. Maar wat ik nu nog kan doen is onder ogen zien wat de mensen die voor mij staan nodig hebben en ik zal ze vragen wat hun schulden zijn en die schulden zal ik verminderen met de helft of meer. Niet omdat dat recht doet aan de moraal die mij is opgelegd, maar uit ruimhartigheid, uit goedheid, meer niet.
Heel concreet en begrijpelijk voor zijn gehoor van eenvoudige vissersmensen zegt Jezus hier: het baat u zelf, het is in uw eigen belang, alleen al op grond van uw welbegrepen eigenbelang moet u de mensen geven wat ze nodig hebben. Het is de enige manier om mensen voor je te winnen en je hoeft niet meer bang voor elkaar te zijn, want geen mens kan voldoen aan de eisen van de ander. Je bent dan welkom bij elkaar, je hoeft niet meer voor elkaar op de vlucht.
In de christelijke dogmatiek, ik ben er zelf mee grootgebracht in mijn studie aan de theologische universiteit in Kampen, is Jezus een vlekkeloos mens en staat hij ver af van de mens die telkens weer in zijn oude fouten vervalt. Maar hier, als we aannemen dat Jezus ook zichzelf schetst als de onrechtvaardige rentmeester, zegt hij dat ook hij een feilbaar mens is en zeker niet zonder fouten.
Het is ook een antwoord aan degen die hem verwijten dat hij zich inlaat met tollenaars en publieke vrouwen. Indirect zegt hij hier van zichzelf: " Jullie werpen mij voor de voeten dat ik mij inlaat met het uitschot onder de mensen. Maar zeg mij eens als jullie allemaal zo braaf zijn, wat had ik anders moeten doen. Ik ben zelf zeker niet van smetten vrij en ik begrijp maar al te goed hoe mensen schuld op zich kunnen laden. Begrip opbrengen voor verloren mensen is het enige dat mij te doen staat, ik heb de plicht om hun de barmhartigheid van mijn Vader te brengen"
In he verhaal over de rijke jongeling komt ook naar voren dat Jezus zijn veronderstelde vlekkeloosheid relativeert. Als de rijke jongeling tot Jezus komt en hem een goede meester noemt, zegt Jezus: " waarom noemt gij mij goed?" Wij kunnen in zijn mensbeeld alleen maar goed zijn als wij onze eigen tekortkomingen in volle omvang onderkennen. Er is geen reden om het lven te ontvluchten. We moeten het leren kennen, in voor - en tegenspoed, in al zijn glorie en verval, in zijn zuiverheid en in zijn doortraptheid. Wij moeten leren om voorbij de wetten en de regels in vertrouwen te leven en lief te hebben waar dat ons mogelijk wordt gemaakt. Dat is de hele boodschap van Jezus van Nazareth.