Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
De andere kant van geloven is die kant die je aanspoort om op zoek te gaan naar het ware leven. Je zoekt dan niet je toevlucht in rituelen en gewoontes die de verwarrende buitenwereld buiten houden, maar je stelt je kritisch op tegenover alles wat je is en wordt aangedragen en je onderneemt iets nieuws: je pakt je bed op en je wandelt, je verlaat de vertrouwde gang van zaken die je aan dat bed kluisterde en je staat op. Je doorbreekt de structuren die je verlamden en je neemt afscheid van oude patronen die eigenlijk niet meer voldoen.
Overdenking
De passage over de verlamde man die in opdracht van Jezus zijn bed opnam en liep, staat in het Johannes Evangelie. Het Johannes Evangelie, het vierde in de reeks in het NT, wordt toegeschreven aan een onbekende christelijke auteur, die dat Evangelie omstreeks 100 na christus geschreven zou hebben in Alexandrië. We weten dat de echte auteurs van de Evangeliën onbekend zijn. De namen die erboven staan zijn zeer waarschijnlijk niet de namen van de schrijvers. In de oudheid was het heel gebruikelijk om geschriften te schrijven onder de naam van iemand anders, bij voorkeur iemand die beroemd was of in aanzien stond.
Omdat het Evangelie van Johannes zo anders is dan de andere drie Evangeliën en dit evangelie ook zo opvallend anti-Joods is, vroeg ik mijn oude docent Den Heyer hoe hij daar tegen aankeek. Ik was bij de uitreiking van zijn laatste boek en dat was dus een uitstekende gelegenheid om het aan te snijden. Wat hij mij vertelde kwam in grote trekken op het volgende neer.
Dit vierde evangelie draagt de sporen van de jaren na de verwoesting van de tempel in 70 n.c. door de romeinse veldheer Titus. Als gevolg van deze catastrofe gaan de wegen van het jodendom en het christendom steeds meer uit elkaar. In dat tijdsgewricht zet de evangelist zijn gedachten over Jezus neer.
De leden van de christelijke gemeente in Alexandrië, waarvoor de evangelist schrijft, zullen voor het merendeel van joodse huize zijn geweest. Met pijn en moeite hebben ze hun weg gevonden naar het christendom. In het vierde evangelie staan uitspraken die erop wijzen dat ze met geweld uit de synagoge zijn verwijderd en de keuze voor Christus hun leven ingrijpend heeft veranderd: familieleden weigeren hen te ontvangen en oude vrienden zijn vijanden geworden. Hebben ze wel een goede keuze gemaakt?
Wie de vierde evangelist wil begrijpen, moet zich realiseren dat hij in die situatie leeft. Zijn evangelie is opvallend polemisch van toon tegenover de joden. Hij vereenzelvigt ze met begrippen als vijanden, duisternis, wereld, haat en zelfs de duivel. Dit evangelie heeft veel kwaad bijgedragen aan de anti-Joodse houding van Christenen en de katholieke kerk in de latere eeuwen.
Johannes zoekt geen verbinding met het jodendom, hij is overtuigd van het gelijk van de eerste christenen. Bij hem is Jezus geen mens, maar een gebeurtenis vanuit de logos.
In zijn evangelie wordt het woord vlees, het staat in de bekende proloog van het evangelie. Het Griekse woord logos is als woord vertaald, maar logos is vooral een verwijzing naar het ordenende, geestelijke principe dat aan alles ten grondslag ligt.
Dat is een moeilijk en nogal vaag begrip, maar als je het aannemelijk vindt dat onze werkelijkheid doordrongen is van dat overstijgende geestelijke principe, dan kun je je die logos ook voorstellen als de onderstroom van het bestaan.
Altijd en overal in aanwezig en het beïnvloedt ons zonder dat we ons daarvan bewust zijn. De onderstroom van het bestaan zie ik als iets dat zich in ons onderbewustzijn heeft genesteld en op die manier invloed uitoefent op ons doen en laten zonder dat dat merkbaar is. De Jezus van Johannes is de verbeelding van die onderstroom en daarom schets Johannes hem als komend vanuit een andere wereld dan de dagelijks waarneembare.
De komst van de logos wordt traditioneel opgevat als de komst van Jezus vanuit de hemel naar de aarde als een gebeurtenis die ver in het verleden een keer heeft plaatsgevonden, maar in die lezing verliest het verhaal zijn betekenis voor wat zich in de menselijke ziel roert. Het is dan niet anders dan een historische gebeurtenis die weliswaar wonderlijk is, maar voorbijgaat aan de diepe waarheden in ons zelf waaraan die komst van Jezus refereert.
Zo lees ik het verhaal niet. Het is voor mij geen historisch verslag, maar een weergave van de manier waarop een pad naar verlichting kan worden geopend. Dat pad werd geopend door Jezus, die staat voor de logos als het goddelijke en ordenende principe dat aan alles ten grondslag ligt. Die Jezus is als persoon niet te bereiken, maar hij is een facet van ons bewustzijn, een onderstroom waarmee we verbinding moeten maken en zo de eenheid kunnen realiseren met wat onbewust in ons leeft.
Het is voor ons moderne mensen moeilijk voor te stellen, maar de vraag naar de natuur en het wezen van Jezus Christus – goddelijk of menselijk, of menselijk en goddelijk – heeft de verschillende groepen gelovigen in het romeinse rijk in de eerste eeuwen n.c. zo ernstig verdeeld, dat de keizer zich genoodzaakt zag om de eenheid te herstellen door een einde aan de discussie te maken. Constantijn roept daarom een concilie bijeen dat een einde aan de twisten moet maken.
Als vrucht daarvan werd op het concilie van Nicea in 325, de drieëenheid geformuleerd in een poging om de onderlinge verhouding tussen God, Christus en de heilige Geest op begrip te krijgen. Christus werd gedefinieerd als de eniggeboren Zoon van God en tegelijkertijd één van wezen met de Vader en de heilige Geest en werd omschreven als de Heer die levend maakt, die uitgaat van de Vader, die samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de profeten.
In latere concilies werd de tweenaturenleer over Christus vastgelegd: hij was zowel goddelijk als menselijk.
De kerkvaders die dit alles bedachten, leefden in de overtuiging dat God in de hemel, Jezus als zijn zoon en de geest die van God uitging, allemaal verbonden waren door een soort bovenaardse familieband.
Deze geloofsovertuiging bestaat in onze kringen niet. Ons geloof is niet op een kerkleer gebaseerd, maar op verwondering. Verwondering over het leven en onze bestemming. Over de natuur en over het mysterie van waarheid en werkelijkheid, tijd, ruimte en eeuwigheid. Het is de verwondering van alle mensen en het is de menselijke geest die deze verwondering teweegbrengt. En vanuit die verwondering wordt de eerste stap gezet naar ontwikkeling. Daarin verschillen wij van de andere wezens op deze aarde. Dieren kunnen leren, ze zijn intelligent. Maar je kunnen ontwikkelen naar een hoger geestelijk niveau, dat is een stap verder, het is de kloof tussen mens en dier. Als je dit voor ogen houdt – onze geest is niet gebonden aan tijd en ruimte, maar stelt ons in staat om dingen te bedenken die er voorheen nog niet waren – is het dan niet voor de hand liggend om de logos te zien als een niet altijd te ontwaren onderliggend patroon van ons denken en doen dat door het optreden van Jezus gestalte en contour heeft gekregen?
Ik lees de verslagen over het leven en werken van Jezus in het NT zo dat de Evangelist Jezus de weg laat wijzen naar verborgen dimensies van jezelf. Normaal gesproken heb je de neiging om te volgen wat je bevalt en te vermijden wat je onbehaaglijk maakt. Maar Jezus gooit het over een andere boeg, heeft het over een totaal andere innerlijke werkelijkheid.
Wat hij ons voorhoudt is, dat achter onze gedachten en gevoelens een bewustzijn zit dat alle intelligentie in het universum actief houdt. Het is een bewustzijn dat in ieder mens zit en strikt persoonlijk is, maar het is tegelijkertijd het bewustzijn van alle mensen. Je hebt als individu deel aan zowel dat gemeenschappelijke als persoonlijke bewustzijn en als je die twee met elkaar weet te verbinden zet je in zijn bewoordingen een stap op weg naar de eenwording met de Vader die ook de Geest is. Je treedt dan dat zo beroemde en beruchte koninkrijk van God binnen.
Dat is helemaal in lijn met de stroom van wijsheid die in andere tradities wordt beoefend. Je bent meer dan de persoon die je in de spiegel ziet, meer dan degene die door de mensen om je heen is gevormd. Je echte wezen heeft zijn bron in de logos en die logos als onderhuids werkend principe is werkelijker dan de materiële wereld die je je in beelden en gedachten voor jezelf vormt.
Het optreden van Jezus in zijn tijd was nieuw. Het dringt niet altijd zo tot ons door, maar wat hij beoogde, was een herordening van de samenleving. Dat maakte het geloof in Jezus Christus tot een onrustig bezit, want het nieuwe van zijn leringen moest bevochten worden in een cultuur waarin juist wat oud was zijn waarde had bewezen en vaardigheden en kennis door de traditie werden doorgegeven.
Ook nu nog heeft het geloof die twee kanten van nieuw en oud. Voor veel mensen is geloven een soort rustpunt in een wereld die ons vaak onrustig maakt. We worden onrustig door ons onvermogen om een betere en veiliger wereld te creëren dan de bestaande en daarop kun je op twee manieren reageren. Je kunt je terugtrekken in je geloof als een middel om afstand te nemen van het geraas en jezelf voorhouden dat je geloof je op je plaats houdt, want geestelijk zit het wel goed met je. Je hoeft niet mee te doen aan de drang naar vernieuwing, want uit je geloof put je troost en steun in al die gevallen en gebeurtenissen die je schokken en je machteloos maken. Als je op die manier gelooft, kom je feitelijk niet meer in beweging, want je wijst verandering als rustverstoorder van je zieleleven af.
De andere kant van geloven is die kant die je aanspoort om op zoek te gaan naar het ware leven. Je zoekt dan niet je toevlucht in rituelen en gewoontes die de verwarrende buitenwereld buiten houden, maar je stelt je kritisch op tegenover alles wat je is en wordt aangedragen en je onderneemt iets nieuws: je pakt je bed op en je wandelt, je verlaat de vertrouwde gang van zaken die je aan dat bed kluisterde en je staat op. Je doorbreekt de structuren die je verlamden en je neemt afscheid van oude patronen die eigenlijk niet meer voldoen.
Dat is wat deze geschiedenis over de verlamde man mij vertelt: als je anders naar deze wereld wilt kijken, kun je niet volstaan met het herhalen van wat je werd geleerd als goed, en waardevol omdat houden wat je hebt veiliger en verstandiger is dan het najagen van wat toch niet mogelijk is. Maar zo’n fatalistische houding houdt je gevangen en beneemt je de blik op een wereld die het koninkrijk van God dichterbij kan brengen.
Bij dat alles gaat het natuurlijk om de juiste balans. We verkeren niet in de positie van de auteur van het Johannes Evangelie, die een antwoord wilde formuleren op de kritiek en de bedreiging van het christelijk geloof door de joodse cultuur waarin dat christendom zich moest ontwikkelen. Wij hebben de mogelijkheid en de vrijheid om afscheid te nemen van wat niet meer bij ons past en dat als ballast af te werpen. Het enige dat nodig is, is dat wij de veerkracht ontwikkelen om op zoek te gaan naar wat ogenschijnlijk wel bij ons past.
Niemand is volmaakt. We hebben allemaal onze sterke en zwakke kanten. Je bed oppakken en opstaan is het leren omgaan met die kanten van jezelf. Je hoeft niemand te imiteren of na te volgen, want ieder mens heeft zijn eigen kwaliteiten zoals ook iedereen zijn beperkingen heeft. Dat erkennen en daarnaar handelen, het is wat geloven ook van je vraagt. Wie ernaar handelt heeft vrede met zichzelf en benut de krachten die de logos hem verschaft.