Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
De maatschappelijke problemen van deze tijdhouden je bezig in de wetenschap dat je het verlossende woord niet hebt en waarschijnlijk ook niet zult vinden. Maar je kunt je wel vasthouden aan wat Jezus en Paulus in zijn voetspoor beoogden: mensen duidelijk maken dat alles begint en eindigt bij hunzelf, bij hun eigen innerlijk. Dat een rein hart in ieder mens uiteindelijk zal kunnen leiden tot een wereld waarin geen onrechtvaardigheid meer heerst, maar medemenselijkheid.
Overdenking (de vrijheid van Paulus)
In mijn overdenkingen besteed ik altijd veel aandacht aan het Evangelie en de hoofdpersoon daarin, Jezus van Nazareth. Niet voor niets natuurlijk, want de levenslessen die het Evangelie geeft, bevatten ook voor ons in deze tijd nog veel waardevolle aanwijzingen voor een goede en verantwoorde levenshouding. En u weet, in de vrijzinnigheid is die levenshouding een richtsnoer voor ons doen en laten.
Maar zo, in deze tijd van het jaar, de donkere dagen voor kerstmis, zijn er momenten waarop je meer dan anders stil staat bij alles wat ons is overgeleverd uit het christendom. En als je dat doet, dan kom je uit bij de pionier daarvan, de apostel Paulus, de enige apostel die volgens de bijbel Jezus nooit in levende lijve heeft gekend, maar wel de apostel die ervoor gezorgd heeft dat het christendom een wijdverspreide beweging werd in het toenmalige Romeinse Rijk.
Paulus is de eerste christelijke auteur en theoloog, een uit Tarsus in het huidige Turkije afkomstige Jood en tot vandaag de dag is hij de meest omstreden figuur tussen joden en christenen. Voor veel joden is deze rabbijnse geleerde een afvallige jood, voor de meeste christenen is hij de grondlegger van het christendom en de apostel bij uitstek. Maar ook onder christenen is hij niet altijd erg populair. Als je Paulus ter sprake brengt, dan kun je nog wel eens de reactie vernemen dat Paulus dat mannetje is dat het allemaal zo goed weet.
Zijn geschiedenis is bij vrijwel iedereen wel bekend. Begonnen als fanatieke vervolger van degenen die de weg van Jezus wilden gaan, werd hij na zijn Damascus-ervaring (waar hij volgens Handelingen een stem hoorde die hem vroeg waarom hij Jezus vervolgde) een overtuigd boodschapper van Christus. Het moet gebeurd zijn omstreeks 35 n.c. en hoe die omkeer in zijn leven heeft plaatsgevonden is niet echt duidelijk. In Handelingen wordt het voorgesteld als een visioen dat hij kreeg, maar als je kennis neemt van wat Paulus er zelf over bericht, dan is hier eerder sprake van een roeping dan van een persoonlijke bekering. Zijn verhaal lijkt daarmee veel op de roepingsverhalen van de Hebreeuwse profeten als Jesaja, Jeremia en Ezechiël. Als je die OT ’ische roepingsverhalen serieus neemt, is er geen reden om te twijfelen aan de echtheid van de roeping van Paulus.
In ieder geval is het nu de christenvervolger zelf, die anders omgaat met de joodse wet en daardoor door het joodse establishment van zijn tijd wordt vervolgd, gevangengenomen en gemarteld op zijn missiereizen naar de heidenen. In 2 Kor. (2 Kor. 11: 23-26) doet hij er uitgebreid verslag van. Ik heb slagen verduurd en gevangengezeten. Vijfmaal kreeg ik van de joden de veertig min één zweepslagen; driemaal ben ik met stokken geslagen, één maal gestenigd. Driemaal heb ik schipbreuk geleden. Altijd op reis, gevaren van rivieren en gevaren van rovers, gevaren van de kant van mijn eigen volk en van de heidenen, gevaren in steden en in de woestijn, gevaren op zee, gevaren te midden van valse broeders.
Bij het lezen van deze opsomming van narigheden komt de vraag bij je op: hoe is het mogelijk dat ondanks al dit lijden het vuur van de roeping niet is uitgeblust en het vertrouwen op de navolging van Christus niet is gedoofd. In het licht van wat hij er allemaal voor moest doorstaan, blijft de ommekeer van Paulus een raadsel. Maar de gevolgen van al zijn inspanningen zijn onmiskenbaar: een keerpunt in de geschiedenis van de jonge christenheid, en een keerpunt ook in de oudheid. Wat er ook aan hem omstreden is: de wereldhistorische betekenis van de apostel Paulus en zijn theologie is en blijft een onbestreden fenomeen.
In het NT vind je veertien brieven van Paulus aan de gemeenten die door hem werden gesticht, waarvan er zeven worden beschouwd als werkelijk door hem zelf geschreven. De brieven worden gedateerd op omstreeks 40- 48 a.d. In de brieven zet hij steeds weer en op verschillende manieren uiteen wat het betekent om de leringen van Jezus in je op te nemen en op die manier “in Christus” te zijn. Zelf schrijft hij daarover in zijn brief aan de Galaten (Gal. 2: 20) Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. De oude mens Saulus, de man van de regels, wetten en voorschriften, had plaats gemaakt voor een andere persoonlijkheid. Die persoonlijkheid had het niet meer over de vaderlijke richtlijnen, dogma’s en regels, maar over Christus die ons heeft vrijgemaakt, dat mensen zich net meer een slavenjuk moeten opleggen en dat wat ons van godswege is geschonken ons moet leiden bij de manier waarop wij in het leven willen staan.
Over Paulus kin je hele boeken vol schrijven en dat is ook gebeurd. het meest toegankelijke boek over hem is van Den Heyer, Paulus: man van twee werelden. Maar het is niet de tijd of de plaats om daar nu uitgebreid aandacht aan te besteden. Laat ik voor nu volstaan met een aantal opmerkingen over zijn betekenis voor het christendom.
Zonder Paulus was er geen katholieke kerk ontstaan. Zonder Paulus zou er geen christelijke theologie zijn ontstaan en zonder hem zou en kleine joodse sekte zich niet hebben kunnen ontwikkelen tot een wereldreligie.
Verspreid in de brieven spreekt de apostel veel over vrijheid en wat dat betekent. Bij hem is vrijheid vooral de vrijheid van de werken van de wet. Niet de traditie van de voorvaderen, niet de cultisch-rituele reinheid van het wassen, maar de reinheid van het hart is doorslaggevend. Dat geeft de ware vrijheid en dat brengt met zich mee dat je openstaat voor anderen en onbaatzuchtig in de liefde bent.
Over de voorschriften van Paulus voor het dagelijkse leven bestaan nogal wat misverstanden. Die voorschriften zijn tijdgebonden en meermalen specifiek toegesneden op de situatie in de gemeente waar Paulus zijn brief aan schreef. Hij geeft niet het onfeilbare woord dat voor altijd geldt.
Bij de feministen van heden kan hij geen goed doen, omdat hij had geschreven dat vrouwen horen te zwijgen in de gemeente en ondergeschikt zouden moeten blijven. Maar de exegese van deze brieven heeft geleerd dat het hier moet gaan om latere toevoegingen die niet van zijn hand zijn. Want die toevoegingen zijn in strijd met wat Paulus in andere brieven schrijft over de deelname van vrouwen aan het leven en de ambten in de gemeenten. Hij kent en prijst vrouwelijke apostelen zoals Junia en in de brief aan de Romeinen wordt een flink aantal vrouwen begroet die meewerken aan de activiteiten van de gemeente.
Op het punt van de persoonlijke vrijheid zet Paulus alles op de kaart van Jezus Christus. Wie in hem gelooft, heeft geen wereld nodig waarin hij volmaakt is. Je hoeft niet alle wereldse zaken op te geven, je moet er alleen niet afhankelijk van worden. In je innerlijk moet je de nodige afstand houden tot de wereldse zaken. Dat geeft een gelovige de vrijheid om onafhankelijk te zijn en niet gebonden te zijn aan de meningen en oordelen van anderen. Want er is geen enkele reden mijn vrijheid te onderwerpen aan het oordeel van andermans geweten. (I Kor. 10: 29). Mijn eigen geweten dat goed en kwaad van elkaar weet te onderscheiden, bindt mij.
Die vrijheid heeft natuurlijk wel zijn grens. Die grens ligt voornamelijk in de uitspraak dat niemand zijn eigen voordeel zoekt, maar dat van zijn naaste. Als vrijzinnigen zullen wij er geen moeite mee hebben om dit te beamen, maar de vraag is wel wat ervan terecht komt in het grote verband van de dingen. Het ideaal dat de apostel zijn gemeenten voorhield was dat daarin geen ambtelijke bevoogding of geestelijke dictatuur mocht zijn. Dat die gemeente zich ervoor zou inspannen dat goede verstandhoudingen bestaan, dat erkenning van ieders noden en behoeften bestaat en er altijd inspraak, communicatie en dialoog mogelijk is. Dat was voor Paulus wat het leven naar de Geest van Jezus Christus inhield. Wat Jezus ons voorhoudt en voorleeft zijn de normen en waarden van ieder individu, in welke functie dan ook.
Ik kan het niet laten om in het licht van deze idealen aandacht te besteden aan het land waarin wij leven. Onze samenleving is democratisch ingericht, iedereen heeft in theorie een stem die hij kan laten horen en de over ons gestelde overheden en ambtsdragers worden geacht zich zo te gedragen dat ook hun handelen de toets van ethische zuiverheid kan doorstaan. Het is die ethische zuiverheid die Paulus zijn gemeenteleden voorhoudt, en ik heb er ook altijd wel vertrouwen in gehad dat degenen die macht kunnen uitoefenen dat netjes willen doen, maar het nieuws over de belastingdienst is zonder meer schokkend. Meer wil ik er niet over zeggen, want als predikant krijg je al gauw het verwijt dat je aan politiek doet als je het handelen van onze gezagsdragers onder het vergrootglas legt. En dat verwijt wil ik niet uitlokken
Maar ik zie wel maatschappelijke ontwikkelingen die mij ongerust maken over het gehalte aan medemenselijkheid dat we als mensen met een gunnende levenshouding hebben na te streven. Het maakt me moedeloos dat we voor onze jongeren nog steeds niet voldoende betaalbare woningen hebben, na meer dan70 jaar na de Tweede Wereldoorlog. Het maakt me ook moedeloos dat er steeds meer daklozen bij komen en de armoede onder onze volksgenoten niet afneemt maar toeneemt. Wat is er toch aan de hand met al onze welvaart en slimme mensen in overvloed dat we niet in staat zijn om deze onrechtvaardige toestanden aan te pakken? En hoe komt het dat dit probleem onoplosbaar lijkt?
Dit en andere vragen houden je bezig in de wetenschap dat je het verlossende woord niet hebt en waarschijnlijk ook niet zult vinden. Maar je kunt je wel vasthouden aan wat Jezus en Paulus in zijn voetspoor beoogden: mensen duidelijk maken dat alles begint en eindigt bij hunzelf, bij hun eigen innerlijk. Dat een rein hart in ieder mens uiteindelijk zal leiden tot een wereld waarin geen onrechtvaardigheid meer heerst, maar alleen de medemenselijkheid die Christus voor ogen had.
Daar geloof ik nog steeds in. In de ogen van andere mensen kan dat misschien wel erg optimistisch overkomen, maar dat tast mijn geloof niet aan. Een opdracht aan ieder mens persoonlijk moet vervuld kunnen worden, want je hebt geen obstakels door wetten en door regels. Een levenshouding die zuiverheid en liefde nastreeft, dat kan niet anders uitpakken dan goed voor iedereen.