Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Het is een en al symboliek, dit verhaal over de wonderbaarlijke visvangst. En als je dat eenmaal hebt ontrafeld, kom je aan de vraag wat die symboliek dan wel voor de mens betekent. Het beeld van een goedgevuld net staat dan voor een innerlijk rijk geworden leven, waarin de inspanningen van de rationele wil in harmonie zijn met het gevoel.
Overdenking (Jezus aan het meer)
Deze tekst roept veel vragen op, want er zitten talrijke tegenstrijdigheden en eigenaardigheden in. De leerlingen hebben in de nacht geen enkel succes met de visvangst, maar dan, wonderlijk genoeg, doen ze in de morgen, als het dag is, een ongelooflijke grote vangst. En in het begin herkennen ze Jezus niet, terwijl even later de leerling die Jezus liefhad, hem van een afstand wel herkent als de Heer.
Petrus springt in het meer als hij hoort dat de Heer er is, maar hij doet eerst zijn opperkleed aan. En wat heeft het voor zin dat de afstand tot het land en later het aantal vissen in nauwkeurige getallen wordt weergegeven? En waarom moest het net op aanwijzing van Jezus aan de rechterkant worden uitgeworpen? En dan: Jezus vraagt aan de leerlingen of ze iets te eten hebben meegebracht terwijl later, als ze aan land komen, het eten al klaarstaat. En het wordt nog onlogischer, want Jezus vraagt om nog speciaal een paar van de pas gevangen vissen te brengen alsof niet net vermeld was dat het eten al klaarstond. En is het niet heel vreemd dat niemand van de leerlingen tijdens het eten aan Jezus durft te vragen wie hij is?
Het heeft geen zin om dit verhaal als een historische gebeurtenis te beschouwen. Doe je dat, dan kom je niet verder dan dat het verhaal kennelijk als zinloos is overgeleverd en de redacteur van het Johannes Evangelie het maar heeft laten staan omdat hij er niets mee kon. Zo kun je ermee omgaan, maar dat is niet erg bevredigend. Het is zinvoller om je af te vragen waarom nu juist al die tegenstrijdigheden en ongerijmdheden in het verhaal zijn opgenomen en wat de diepere symbolische betekenis daarvan kan zijn.
Allereerst valt op dat de vissers in de nacht bezig zijn met het vangen van vissen. Op zich is het best wel mogelijk om 's nachts te vissen, maar bij Johannes is de nacht het symbool voor een psychische toestand. In het verrijzenisverhaal wordt uitdrukkelijk vermeld dat nog "donker" is als de vrouwen zich met hun verdriet naar het graf begeven. Niet alleen bij Johannes, maar ook in het OT is die symboliek van de nacht en de dag aanwezig. In Jesaja 9 gaat het over een volk dat in de duisternis wandelt maar een groot licht zal zien. In Genesis 32 strijdt Jacob aan de Jabbok in de nacht met een spookverschijning, maar als het dag wordt krijgt Jacob de zegen van de figuur waarmee hij in de nacht had geworsteld.
Volgens deze symbolische betekenis staat de nacht voor een leven dat zich duister en uitzichtloos voortsleept. Het wonder van de rijke visvangst bestaat er dan ook niet in dat er overdag vissen worden gevangen die je in het algemeen alleen in de nacht vangt, maar het wonder bestaat hierin dat de ons omgevende nacht en duisternis, de uitzichtloosheid en het ontbreken van perspectief doorbroken kan worden.
In de wereld van de symboliek past ook het beeld van het meer en het land. In het OT komt deze symboliek veelvuldig aan de orde. De profeet Jona, die op de vlucht is voor God, wordt op zee heen en weer geslingerd als de zeelieden hem vragen wie hij is en waar hij vandaan komt. In het verhaal van de uittocht uit Egypte van het joodse volk trekken zij op droge voeten door de Rode Zee, maar de achtervolgende ruiters van de farao worden door de terugstromende golven verslonden. Water, zee, meer en vloed zijn in de bijbel beelden van een leven zonder grond, een leven dat geen houvast heeft.
De beelden van nacht, water en meer zijn dus in hun onderlinge samenhang symbolen voor een vruchteloos leven, een bestaan zonder vaste grond. Daar tegenover horen de symbolen land of oever, beginnend daglicht en rijke vangst bij elkaar. Met name het woord land staat voor de grote beloften van God in het OT en het omvat alle vruchtbaarheid, alle geborgenheid en vertrouwen op God. Maar hoe kom je van de zee naar het land?
Bij Johannes begint de overgang van de zee naar het vasteland met een soort schemering.
Toen het echter al morgen werd, is Jezus naderbij gekomen aan de oever. maar de leerlingen hebben niet geweten dat het Jezus was.
Het tijdstip waarop hij verschijnt is niet een toevallige tijdsaanduiding, maar een vingerwijzing naar de duisternis die er eerst is en zich dan langzamerhand prijsgeeft aan het komende morgenlicht.
Zo kan het een mens vergaan. In de duisternis, in de situatie van innerlijke vertwijfeling, als het uitblijven van enig succes voor iemand duidelijk gaat worden, begint het hem te dagen, gaat hij beseffen dat hij ondanks alle inspanningen met lege netten thuiskomt. De schemering van de morgen is het beeld van de langzame bewustwording van die leegte en de zinloosheid van het moeizame zwoegen. En pas als het zicht op een ander bestaan verschijnt door het visioen van een ander mens op de andere oever, een mens als Jezus, daagt het inzicht dat een beter, menselijker leven mogelijk is.
Dit visioen ontwikkelt zich in de ziel. Na de aanvankelijke onwetendheid over wat zich in het onbewuste roert, dringt langzaam tot het bewustzijn door hoezeer de psyche zich bekneld voelt door het leven zoals dat werd geleid. Dit verklaart ook dat in de meeste verhalen over een verschijning van Jezus de leerlingen hem steevast niet direct herkennen. De verschijning van het ongedachte, het buitenissige heilige, die verschijning kan alleen via een geleidelijk proces in de menselijke geest worden herkend.
Ook de vraag aan de leerlingen of ze iets te eten hebben, is geen vraag die letterlijk genomen moet worden. De vraag heeft betrekking op de toestand waarin de leerlingen zich bevinden na hun vergeefse pogingen om vissen in het net te krijgen. De leerlingen antwoorden ontkennend. Ze moeten toegeven dat ze niets hebben. Hun inspanningen hebben tot nu toe alleen een leegte opgeleverd en de vraag of ze iets te eten hebben confronteert ze daarmee.
Dit wordt anders zodra ze het advies van Jezus opvolgen om het net aan de rechterkant van de boot uit te werpen. Waarom de rechterkant en niet het advies om het gewoon maar eens opnieuw te proberen? De linker- of de rechterkant, het heeft te maken met de betekenis die de bijbel daaraan hecht. Bij Matteüs wordt het verschil tussen hemel en aarde bepaald door het gegeven of iemand zich op de jongste dag aan de rechter- of linkerkant van de rechtersstoel van Jezus bevindt. (Matt. 25,33). Links stond in de oudheid voor alles wat onheil brengt en duister is. In het Italiaans zie je dat terug in het woord sinistra voor links. We zien dat ook terug in het Nederlandse woord sinister.
In oude sagen zijn linkshandigen niet zelden heerszuchtige krijgsheren of tirannen. Uit dit soort tradities blijkt wel dat de linkerkant als bedreigend en oncontroleerbaar werd gezien. Dieptepsychologisch gezien geldt de linkerzijde voor het onbewuste en en rechts voor het bewuste. Het heeft misschien ook wel te maken met de rechter-en linker hersenhelft. De rechterhelft wordt gezien als de zetel van het rationele, de linkerzijde zou meer verwant zijn met het gevoelsmatige, het onbewuste.
In dit licht wordt de opdracht van Jezus om het net aan de rechterkant uit te werpen begrijpelijker dan bij oppervlakkige lezing hiervan. Het bevel om het net aan de rechterkant uit te werpen betekent dan om bewust hetzelfde te doen als wat eerder onbewust gebeurde. Die zienswijze past ook in de betekenis van "nacht" en "morgen". Het is niet zo bedoeld dat de leerlingen iets totaal anders moeten gaan doen dan tot nu toe, In plaats daarvan is het de bedoeling dat ze in zekere zin hetzelfde nogmaals doen, maar nu bewust, bij klaarlichte dag. Wat zinvol is, dat hangt af van het bewustzijn en alleen een leven dat een mens zelf en bewust leeft, kan innerlijk vervulling geven.
De wonderlijk grote visvangst staat voor de volheid die het leven krijgt als men dat uit eigen drijfveren en eigen behoeften leidt en je je niet laat gezeggen door anderen hoe je leven moet.
Het is dan ook niet toevallig dat juist na die wonderlijk rijke visvangst de meest geliefde leerling de meester herkent.
Johannes vermeldt dat de discipelen aan de rechterzijde van de boot 153 vissen vingen. Ook al weer zoiets raadselachtigs. Waarom precies 153 vissen en hoe aannemelijk is het dat bij een grote visvangst de vissen worden geteld? Daar moet meer achter zitten.
153 is zo op het oog geen voor de hand liggend getal. Als je erover doordenkt, kan het niet anders zijn dan dat dit getal op de een of andere manier een aanduiding van iets anders moet zijn. De theologie zwijgt erover, maar de kenners van symboliek hebben een uitleg. In het hebreeuws wordt de naam van God gespeld met de letters Jod, Hee, Waw en Hee. In het hebreeuwse alfabet hebben die letters ook een getalswaarde en de getalswaarde van Jaweh kun je op twee manieren herleiden en dan is de uitkomst òf 26 òf 17. Het verschil tussen 26 en 17 is 9, een cijfer waardoor de 153 deelbaar is. De uitkomst is dan het getal 17. In het getal 153 zit dus de naam "Heer" verborgen.
Deze uitleg trof ik aan bij Johan Pameijer in zijn boek "De mythe van Christus". Johan Pameijer is jarenlang priester geweest bij de vrije katholieken en hij heeft veel boeken geschreven over de symboliek in de Evangeliën. Ik moet bekennen dat ik wel even heb geaarzeld of ik jullie met deze rekensom lastig moest vallen, omdat ik er zelf toch een zekere reserve bij heb. Maar een betere en meer aannemelijke uitleg heb ik niet kunnen vinden.
Er is nog een raadselachtige andere aanduiding in het verhaal en dat is de afstand tot de oever waarop Jezus zich bevindt. Die afstand wordt weergegeven als 200 el. In de protestantse theologie kon men er niets mee en is dit altijd uitgelegd als een weergave van ons onvermogen om de waarheid over Christus en God te kennen. Daarover kunnen wij niets weten en die 200 el zou daarin dan passen, het is een verwijzing naar onze onwetendheid.
Maar die redenering bevredigt niet. De preciese afstandsweergave tot de oever zegt ons iets over de afstand die we moeten afleggen om de oever te bereiken. Zo kunnen de leerlingen inschatten dat het niet ver meer is naar de oever waar het gerijpte inzicht aanwezig is in de persoon van Christus. Het is niet ver meer en je kunt het wagen om je in het water te werpen zoals Petrus deed in zijn poging om zo snel mogelijk aan land te komen.
Het is dus een en al symboliek, dit verhaal over de wonderbaarlijke visvangst. En als je dat eenmaal hebt ontrafeld, kom je aan de vraag wat die symboliek dan wel voor de mens betekent. Het beeld van een goedgevuld net staat dan voor een innerlijk rijk geworden leven, waarin de inspanningen van de rationele wil in harmonie zijn met het gevoel. Ook dat is in dit verhaal verbeeld door het verschil tussen het handelen van Petrus en dat van de geliefde leerling te schetsen.
Want wat in het verhaal in dit opzicht opvalt is dat de geliefde leerling Jezus op grond van het volle net herkent en Petrus als gevolg daarvan direct in beweging komt en als eerste de andere oever bereikt.
De geliefde leerling en Petrus zijn elkaars tegenpolen. Ze zijn een illustratie van de tegenstellingen die in een mens naast elkaar kunnen leven. En tussen die tegenstellingen moet op de een of andere manier een eenheid ontstaan.
Wij kennen die tegenstelling in ons zelf als het verschil tussen ratio en emotie, tussen verstand en gevoel. Beiden horen bij elkaar en toch ook weer niet, maar de aanvankelijk niet herkende verschijning van Christus op de andere oever geeft het beeld weer van degene die deze eenheid tussen verstand en gevoel tot stand heeft gebracht en in zich draagt. En de verschijning aan het meer is daardoor een beeld van datgene wat waarachtig mens-zijn kan betekenen.
Van dit wezensbeeld van alle menselijkheid ging het beslissende bevel uit om alles nog eens opnieuw te proberen, maar nu bij daglicht en op een andere manier dan tot voorheen was gedaan.
Daardoor vond het leven van de leerlingen op een volkomen nieuwe manier zijn vervulling en herkennen zij in de verschijning op de oever de persoon van hun Heer.
Wat dit verhaal mij wil zeggen is, dat het oerbeeld van alle menselijkheid dat in Christus is belichaamd, de richting aangeeft voor mijn eigen levensvervulling. Die levensvervulling is uiteindelijk terug te voeren op een samensmelting van zee, oever, wereld en religie die de onmisbare eenheid van de tegenstellingen in mij zelf tot stand kan brengen.