Walkartgemeenschap Zeist, Kerkweg 19-23, 3701 Zeist
Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking (heb je vijand lief)
De collectieve schaduw, het grote kwaad, het bestaat en de ontkenning daarvan roept volgens Jung dit kwaad juist op. Want het kwaad is altijd aanwezig in het mensdom. Het is niet mogelijk om het onheil weer terug te stoppen in de doos van Pandora. Als je naar de geschiedenis kijkt, dan moet je tot de conclusie komen dat de blindheid voor het kwaad grote rampen heeft aangericht. De kruistochten tegen de moslims, toegejuicht als de christelijke plicht van goede mensen, zijn er een voorbeeld van. De Vietnamoorlog, begonnen als een strijd tegen het kwaad van het communisme, is een voorbeeld uit onze recente geschiedenis.
Overdenking
Je vijanden liefhebben, goed zijn voor wie je haat, bidden voor wie jou slecht behandelt, als iemand je op je wang slaat, keer hem dan je andere wang toe. Het zijn buitengewoon radicale uitspraken en voor ons moderne mensen ook zonder meer totaal onbegrijpelijk. Je dochtertje van 11 jaar wordt doodgestoken op straat, je vrouw wordt doodgereden door een dronken automobilist, je hele familie kwam om in een concentratiekamp, je bejaarde ouders werden door een stel schoften in hun woning aangevallen, gedood en beroofd. Daartegenover zijn die uitspraken van Jezus ongerijmd en volkomen wereldvreemd, daar kun je niets mee.
Als je niet dieper wil graven, dan kun je nog wel zeggen dat Jezus misschien het oog had op de spiraal van geweld en tegengeweld als je geweld met geweld beantwoordt. Die spiraal moet je dan vermijden, anders krijg je een situatie waarin conflicten tot in het oneindige escaleren. Maar dat is iets anders dan je vijanden liefhebben en hen je andere wang toekeren. Want in ons zit natuurlijk ook de wens tot vergelding. In het OT (Exodus 21, Leviticus 24, Deuteronomium 19) is die eis tot vergelding tot uitdrukking gebracht in het adagium oog om oog, tand voor tand. Waarmee gezegd wilde worden dat het leed dat wordt toegebracht moet worden gecompenseerd door schadevergoeding. We kunnen begrijpen dat het OT hiermee eeuwigdurende familievetes en bloedwraak wilde voorkomen.
Maar wat hier in de Bergrede staat is niet bevredigend. Misdaden kunnen we niet ongestraft laten en wetsovertreders moeten tot de orde worden geroepen door ze te dwingen om te boeten voor het leed dat ze aanrichten en de verstoringen in de samenleving waarvoor zij ter verantwoording worden geroepen. Het kwaad kun je niet bestrijden met liefde en dat brengt ons tot de vraag: waar komt het kwaad vandaan en hoe moeten we daarmee omgaan.
In Genesis komt het kwaad in de wereld doordat Adam en Eva van de verboden vrucht eten. In een Griekse mythe komt het kwaad in de wereld doordat Prometheus het vuur aan de mensen geeft. De oppergod Zeus wordt hier zo boos over, dat hij niet alleen Prometheus straft door hem aan een rots te ketenen waar een adelaar iedere dag zijn lever uitpikt, maar ook de mens straft wegens de diefstal van het vuur. Hij geeft Hephaestos, de smid van de goden, opdracht om een mooi maar gevaarlijk en nieuwsgierig schepsel te maken, de vrouw. Zeus stuurt deze vrouw met de naam Pandora met een doos naar de mens en drukt haar op het hart nooit in de doos te kijken, hoewel hij weet dat zij haar nieuwsgierigheid nooit zal weten te bedwingen. Alle goden hebben onheilspellende gaven in de doos verborgen.
Op aarde wordt Pandora al snel opgenomen door de mannen die onder de indruk zijn van haar schoonheid. De nieuwsgierige Pandora kan zich op een dag inderdaad niet meer inhouden en zij besluit de bijzondere doos te openen. Uit de doos vliegen alle rampen die de mensheid sinds die tijd teisteren, zoals hongersnood, ziekte, aardbevingen en oorlog. Het onheil verspreidt zich bliksemsnel onder de mensen, die tot die tijd vrij van problemen en ziekten hadden geleefd.
Geschrokken sluit Pandora de doos weer, maar het is te laat. Alleen de hoop blijft achter in de doos.
Dieptepsychologen zien deze mythe als een voorbeeld voor de menselijke neiging om het ogenschijnlijk heilzame geschenk te aanvaarden en pas later tot het inzicht te komen wat de werkelijke en kwalijke consequenties kunnen zijn van het in dank ontvangen geschenk. Dit gebeurt met name als er sprake is van het collectieve kwaad. Dat collectieve kwaad treedt in als grote volksbewegingen in een leider of een ideologie hun redding of verlossing zien en daardoor met voorbijgaan aan de stem van hun persoonlijk geweten het grote kwaad veroorzaken.
De pogroms in het Tsaristische Rusland, de Nazi vervolging van Joden, homosexuelen en zigeuners, de anticommunistische hetze van MacCarthy in de jaren vijftig in Amerika, het apartheidsregime in Zuid-Afrika, de genocide in Sebrenica, de misdaden tegen de menselijkheid van de Rode Khmer in Cambodja, in onze tijd onder andere de praktijken van Poetin en de Chinese discriminatie van de Oeigoeren, het zijn voorbeelden van het collectieve kwaad dat ons hulpeloos achterlaat in onze pogingen om te begrijpen waar dat vandaan komt.
Dit collectieve kwaad is ten nauwste verbonden met de politieke leiders die het uitdragen. Stalin, Hitler, Pol Pot, Saddam Hussein, Assad, Poetin en de bewegingen die terreur als wapen gebruiken tegen degenen die hun onwelgevallig zijn zoals Al Qaida, en IS, het zijn voorbeelden van de wijze waarop het kwaad zich in de wereld manifesteert en zich tot steeds groter kwaad ontwikkelt.
Dit grote kwaad is niet te bestrijden met de boodschap van Jezus om je vijanden lief te hebben. In Matt. 5: 45 staat eigenlijk de onvermijdelijkheid van het kwaad door de uitspraak dat God de zon laat opgaan over goede en slechte mensen en hij het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
In de Jungiaanse school is veel aandacht besteed aan het kwaad als een permanent aanwezige schaduwzijde van de mens. In de opvatting van de Jungianen ontstaat het kwaad juist door de menselijke neiging om het bestaan daarvan te ontkennen en de nadruk te leggen op het goede van de mens. De kerkvader Augustinus ontwikkelde de gedachte dat het kwaad niets anders is dan de afwezigheid van het goede en het kwaad zou kunnen worden afgewend door het doen van goede werken. Dit wil er bij de door Jung beïnvloede psychologen niet in. Voor hen zijn zwart en wit, donker en licht, goed en slecht de twee zijden van dezelfde medaille en horen zij onlosmakelijk bij elkaar.
De collectieve schaduw, het grote kwaad, het bestaat en de ontkenning daarvan roept volgens Jung dit kwaad juist op. Want het kwaad is altijd aanwezig in het mensdom. Het is niet mogelijk om het onheil weer terug te stoppen inde doos van Pandora. Als je naar de geschiedenis kijkt, dan moet je tot de conclusie komen dat de blindheid voor het kwaad grote rampen heeft aangericht. De kruistochten tegen de moslims, toegejuicht als de christelijke plicht van goede mensen, zijn er een voorbeeld van. De Vietnamoorlog, begonnen als een strijd tegen het kwaad van het communisme, is een voorbeeld uit onze recente geschiedenis.
Om de uitspraken van Jezus over het liefhebben van de vijand beter te begrijpen moet we ook aandacht besteden aan het verband waarin hij deze uitspraken kan hebben gedaan. Uit de Evangeliën is ons bekend dat alle gelijkenissen en alle leringen gericht zijn op het innerlijk van de mens. De mensen die hij toespreekt worden aangespoord om in hun ziel te kijken en te werken aan de verbetering van hun innerlijk leven. Jezus sprak de individuele toehoorder aan, niet het wereldse gezag dat boven hen was gesteld. De romeinse overheersing was niet heilzaam voor zijn joodse tijdgenoten. Maar daar richt hij zijn pijlen niet op. We kennen zijn uitspraak geef de keizer wat des keizers is, als de farizeeën hem de vraag voorleggen of het joodse volk belastingen aan het romeinse bewind moet afdragen.
Die individuele toehoorder van Jezus is een mens waarin een mengeling van het goede en het kwade aanwezig is. Mensen hebben hun goede kanten, maar zij hebben ook een donkere kant en die zien zij als hun vijand. Maar hier wordt gezegd: ontken je donkere kant niet, maar heb hem lief. Met andere woorden, begrijp dat die donkere kant, je schaduw, bij je hoort en aanvaard dat en vecht er niet tegen. Kort gezegd: aanvaard de schaduw in jezelf. Alleen op die manier kun je tot heelheid van je persoonlijkheid komen.
Paulus kende de mengeling van goed en kwaad die in de mens zit. In de brief aan de Romeinen verzucht hij over zichzelf: het goede dat ik wil doe ik niet en ik doe het kwade dat ik niet wil. Zo kan het ook ons gewone mensen vergaan. Je beste voornemens kunnen soms slecht uitpakken.
Het is geen gemakkelijke opgave, je donkere kant aanvaarden en er begripvol mee omgaan. Want hoe goed ken je jezelf? De vraag naar zelf kennnis is eeuwenoud. De tempel van Apollo in Delphi droeg het opschrift: gnoti seauton. Ken je zelf. Het was de lijfspreuk van Socrates. De filosoof Socrates is ons bekend uit de werken van zijn leerling Plato. Jezelf kennen is een moeilijke opdracht, want je weet vaak niet genoeg over jezelf, je drijfveren en de dingen waar je op aanslaat. Socrates vraagt en vraagt door, net zolang je tot een ander inzicht komt dan je meende te hebben.
Op de manier van Socrates dwingt hij je om bij jezelf te rade te gaan, om naar binnen te keren. Daar ligt voor hem de bron van werkelijk inzicht. Voor hem is de ziel van de mens afkomstig uit een hogere wereld en door zich die wereld te herinneren kan een mens ermee in contact komen en kan er ware kennis geboren worden.
Als je met Socrates in gedachten de bijbel leest over ontmoetingen van Jezus met mensen op zijn weg, dan zie je dat de wijsheid van Jezus niet zoveel afwijkt van die van het oude Griekenland en de filosofen die wij uit die tijd overgeleverd hebben gekregen. Want die ontmoetingen beginnen heel vaak met het stellen van een vraag door Jezus. Waarna zich dan iets voordoet dat nog niet was verwacht, een wonder of een flits van herkenning in de gesprekspartner van Jezus. Zelfinzicht, kennis van de grenzen van je mens zijn, het zijn de steeds weerkerende thema’s van die filosofen en van Jezus.
Als het voorgaande zou willen samenvatten, dan komt alles wat ik heb gezegd op het volgende neer.
Je kunt het kwaad en de donkere kant in jezelf niet ontkennen. Want wat je ontkent, dat kun je niet hanteren. En voor dat hanteren is volgens de oude filosofen en Jezus zelfkennis vereist. Bereik je dat, dan kom je in aanraking met het goddelijke dat alle leven door trilt. Dat klinkt eenvoudiger dan het is, want we zijn niet allemaal filosofen en we worden niet geboren met zelfkennis.
Na je geboorte word je gevormd. Je wordt gevormd door je ouders, je school, de mensen in je omgeving, je loopbaan, je partner en uiteindelijk je oude dag. Dit zijn allemaal invloeden op de manier waarop je denkt en voelt en hoe je in het leven staat en die invloeden maken je het niet gemakkelijk om te ontdekken wat in je ziel huist en hoe je die ziel zuiver kunt houden.
Maar het ontwikkelen van een zuivere ziel is een religieus gegeven. In religie komen de aspecten naar voren die je in het dagelijks leven alleen tegenkomt als je er oog voor hebt. Dat oog moet geoefend worden om niet verduisterd te worden door de eisen die je omgeving aan je stelt. Laten we daarom blijven proberen om het onnoembare hogere dat zich in religie schuil houdt, te koesteren en te bewaren en zodoende aan zelfkennis te komen.
De spanning tussen wat goed is en verkeerd, is ons leven lang bij ons. Wij zijn als mensen maar beperkte wezens, waarin een vrijwel onontwarbaar geheel van neigingen, verlangens, gevoelens, aanvechtingen en driften met elkaar om voorrang strijden. Begrijpen dat dit zo is, is al een eerste stap op weg naar kennis van jezelf. Het is goed om te proberen die stap te zetten op de lange weg naar zuiverheid van de ziel.